2.1Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat de raadsheren vooringenomen hebben gehandeld, dan wel de schijn van vooringenomenheid hebben gewekt, door:
ten aanzien van mr. Reijngoud:
verzoeker in zijn proceskansen te schaden door aan Jeugdbescherming een termijn voor indiening van een verweerschrift toe te staan tot aan de zitting (onderdeel 4 en 5 van het wrakingsverzoek);
de door Jeugdbescherming overgelegde beschikking van de rechtbank Midden-Nederland in het dossier te voegen, terwijl ter zitting door mr. Reijngoud werd bevestigd dat processtukken van die rechtbank niet zouden worden behandeld (onderdeel 5 van het wrakingsverzoek);
de advocaat van verzoeker te vertellen dat zij verwachtte dat zij haar spreektijd zou overschrijden, waarmee onnodige druk op haar werd uitgeoefend om haar pleidooi in te korten (onderdeel 6 van het wrakingsverzoek);
verzoeker en zijn advocaat veelvuldig te onderbreken en op een dwingende/directe toon vragen te stellen waardoor zij onnodig onder druk kwamen te staan en werden belemmerd in het zorgvuldig naar voren brengen van het betoog (onderdeel 7 en 8 van het wrakingsverzoek);
geen, althans onvoldoende, kritische vragen te stellen aan Jeugdbescherming noch aan de advocaat van de vrouw terwijl daar wel aanleiding toe bestond (onderdeel 9, 10 en 11 van het wrakingsverzoek);
de afwezigheid van de vrouw te negeren, waardoor de indruk werd gewekt dat er een inconsistente afweging van belangrijke feiten werd gemaakt (onderdeel 9 van het wrakingsverzoek);
geen aandacht te besteden aan de impact van beslissingen over de opvoedsituatie (zoals over fysiotherapie voor [minderjarige] ), waarmee zij zich onvoldoende bewust lijkt te zijn van de gevolgen van die beslissingen (onderdeel 12 van het wrakingsverzoek);
kennelijk onvoldoende gewicht toe te kennen aan het door verzoeker ingediende bewijsmateriaal, zoals mailverkeer tussen verzoeker en Jeugdbescherming (onderdeel 12 van het wrakingsverzoek);
aan te dringen op intrekking van het schorsingsverzoek, waarmee de indruk werd gewekt dat de raadsheren de bezwaren tegen de uitvoerbaarverklaring niet serieus namen en op voorhand al van plan waren om de ondertoezichtstelling te verlengen zonder een onafhankelijke beoordeling van de feiten (onderdeel 13 van het wrakingsverzoek);
onvoldoende blijk te geven van oog en oor voor de belangen van de minderjarigen (onderdeel 14 van het wrakingsverzoek);
ten aanzien van mr. Lückers:
jegens verzoeker en zijn advocaat een aanvallende en agressieve houding aan te nemen (onderdeel 7 van het wrakingsverzoek).