4.1.Belanghebbende heeft in verzet (ingekomen op 19 november 2024 en aangevuld op 17 december 2024) de volgende gronden, voor zover in verzet van belang, ingediend:
“(…) In de kern komt het er op neer dat op 2 september 2024 is verzocht om uitstel voor de gronden en de machtiging.
Die is op 3 september 2024 geweigerd voor de gronden en toegekend voor de machtiging.
Dat bericht is zonder enige betekenis en er blijkbaar sec op gericht belanghebbende de toegang tot de rechter te ontzeggen en te beperken, met toepassing van nationale procedureregels, die met voorrang worden toegepast op het recht van de Unie.
(…) Uw gerechtshof geeft uitlegging over doel, strekking en daarop gebaseerde regels en uitlegging van het Hof van Justitie aangaande artikel 47 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Uw gerechtshof legt uit – dat de toegang tot de rechter kan worden beperkt door een verzoek tot uitstel wél te honoreren voor een machtiging – die bij uitblijven niet tot een behandeling van het beroep kan leiden – maar niet voor de gronden, op 3 september.
Dat is niet alleen ongekend vreemd, nu aan beide verplichtingen moet worden voldaan alvorens een aanvang genomen kan worden tot inhoudelijke behandeling, immers, als op 16 september 2024 geen afdoende machtiging komt is de zaak ook niet-ontvankelijk, maar het is een kennelijk ongerechtvaardigde beperking van een daadwerkelijk, effectieve toegang tot de rechter, die vereist wordt in een fundamenteel grondrecht, artikel 47 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Artikel 47 Handvest van de Grondrechten – dat hier ingeroepen kan worden omdat de zaak over registratiebelasting BPM en schending van artikel 47, tweede alinea Handvest gaat – kent beperkingen aan de daadwerkelijk effectieve toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Deze beperking is gestoeld op artikel 52, lid 1 Handvest. Deze lariekoek, zoals in casu, voldoet uiteraard niet aan de beperkingen van artikel 52, lid 1 Handvest.
Het voorrang geven aan nationale bepalingen of verzinsels, zoals in casu, kunnen geen doel treffen, nu het recht van de autonome rechtsorde van de Unie voorrang heeft op nationale bepalingen.
Nu ik Uw gerechtshof een vraag van Unierecht voorleg, die uitlegging behoeft, is Uw gerechtshof
wettelijk verplichtde Unierechter te consulteren (…).
Het verzet is kennelijk gegrond. Zo niet, dan resteert verplicht vragen stellen aan het Hof van Justitie! (…)