ECLI:NL:GHDHA:2025:1050

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
200.313.035
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure na explosie en brand op schip door gascontainers

In deze zaak gaat het om een schadestaatprocedure die volgt op een aansprakelijkheidsprocedure waarin Airgas USA LLC aansprakelijk is gehouden voor schade die Universal Africa Lines LTD (UAL) heeft geleden door een explosie en brand op het schip ‘UAL Antwerp’. De explosie vond plaats op 25 juni 2011 tijdens losoperaties in Luanda, Angola, waarbij gascontainers van Airgas betrokken waren. UAL heeft in hoger beroep vorderingen ingesteld voor schadevergoeding die door de rechtbank Rotterdam gedeeltelijk zijn afgewezen. UAL vordert de gehele toewijzing van drie schadevorderingen die eerder zijn afgewezen, terwijl Airgas in incidenteel hoger beroep de toewijsbaarheid van twee door de rechtbank toegewezen schadevorderingen betwist. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij het hof de internationale bevoegdheid heeft vastgesteld en de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep van Airgas heeft beoordeeld. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat UAL recht heeft op de volledige schadevergoeding voor het schikkingsbedrag, de transportkosten van de containers en de opslagkosten, en heeft de eerdere afwijzingen van de rechtbank vernietigd. Het hof heeft de vorderingen van UAL toegewezen en Airgas veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.313.035/02
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/10/573054 / HA ZA 19-392
Arrest van 27 mei 2025
in de zaak van
Universal Africa Lines LTD,
gevestigd in Limassol, Cyprus,
appellante in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.M. van Leeuwen kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
Airgas USA LLC,
gevestigd in Radnor (Pennsylvania), Verenigde Staten van Amerika,
verweerster in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A. Jumelet kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen UAL en Airgas.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak is de schadestaatprocedure die volgt op een aansprakelijkheidsprocedure waarin Airgas als afzender van gascontainers in (inmiddels) twee instanties aansprakelijk is gehouden voor schade die bevrachter UAL heeft geleden als gevolg van een door één van die gascontainers veroorzaakte explosie en brand op het schip ‘UAL Antwerp’.
1.2
In dit hoger beroep vordert UAL alsnog de gehele toewijzing van drie door de rechtbank geheel of gedeeltelijk afgewezen schadevorderingen. Airgas betwist op haar beurt in incidenteel hoger beroep de toewijsbaarheid van twee door de rechtbank (gedeeltelijk) toegewezen schadevorderingen.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 28 maart 2022, waarmee UAL in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 december 2021 (hierna ook: het vonnis);
  • de memorie van grieven van UAL van 21 februari 2023, met bijlagen;
  • het tegen Airgas op 21 februari 2023 verleende verstek;
  • de zuivering van het verstek op 8 september 2023;
  • de op 28 november 2023 genomen memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep van Airgas;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van UAL van 9 januari 2024.
2.2
Op 11 februari 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke en processuele achtergrond

Het incident

3.1
UAL was de bevrachter van het m.s. ‘UAL Antwerp’ (hierna: het schip) toen aan boord van dat schip negen ‘shipper owned’ geïsoleerde tankcontainers met volgens opgave gekoelde vloeibare ethyleen als deklading werden vervoerd vanuit
port of loadingHouston (Texas, Verenigde Staten) naar
port of dischargeSoyo (Angola).
3.2
Tijdens losoperaties in Luanda (Angola) heeft op 25 juni 2011 een explosie en brand aan boord van het schip plaatsgevonden (hierna: het incident), met schade aan het schip en de lading tot gevolg.
3.3
UAL is door de vervrachter van het schip Carisbrooke en anderen aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het incident. UAL heeft daarvoor diverse bedragen betaald. Zij heeft, bijgestaan door Londense advocaten, met Carisbrooke geschikt voor een schikkingsbedrag van USD 3.274.731,75.
De aansprakelijkheidsprocedure
3.4
UAL heeft Airgas gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en daarbij jegens Airgas onder meer gevorderd een verklaring voor recht dat Airgas aansprakelijk is jegens UAL voor alle gevolgen van het incident en gehouden is UAL in alle opzichte te vrijwaren en schadeloos te stellen, alsmede de veroordeling tot betaling van al hetgeen UAL, al dan niet op grond van een redelijke schikking, zal moeten betalen aan derden die vorderingen hebben ingesteld of nog kunnen instellen jegens UAL.
3.5
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 januari 2017 de vorderingen toegewezen. Het dictum van dat vonnis luidt als volgt:
“5.1 verklaart voor recht dat Airgas aansprakelijk is jegens UAL voor de gevolgen van het incident en gehouden is UAL te vrijwaren en schadeloos te stellen,
5.2
veroordeelt Airgas om aan UAL te betalen hetgeen UAL zal moeten betalen, al dan niet op grond van een redelijke schikking, aan derden die vorderingen hebben ingesteld of nog kunnen instellen jegens UAL,
5.3
veroordeelt Airgas om aan UAL te betalen de eigen verliezen die UAL als gevolg van het incident heeft geleden,
5.4
een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
(…)
5.6
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad (…).”
3.6
Dit hof heeft bij eindarrest van 5 december 2023, nadat het bij tussenarrest een deskundigenbericht over de schadeoorzaak had gelast en partijen zich over het deskundigenbericht hadden uitgelaten, het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof heeft daarbij de bevindingen van de deskundigen gevolgd. Volgens de deskundigen is een op enig moment opgetreden beschadiging aan een ISO-container van Airgas de oorzaak van het plotselinge ongecontroleerde afblazen met de ontploffing tot gevolg. Er zijn geen aanwijzingen dat zich die beschadiging bij of na belading heeft voorgedaan. Ook volgens het hof is Airgas aansprakelijk voor de schade die UAL als gevolg van het incident heeft geleden.
De schadestaatprocedure bij de rechtbank
3.7
UAL heeft nadat het vonnis in de aansprakelijkheidsprocedure was gewezen de onderhavige schadestaatprocedure bij de rechtbank Rotterdam aanhangig gemaakt. Zij vorderde daarbij vergoeding van 11 schadeposten (A tot en met K).
3.8
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 29 december 2021 de vorderingen grotendeels toegewezen. Voor de deelvorderingen ter zake van het aan Carisbrooke betaalde schikkingsbedrag (schadepost A) en de kosten van de Londense advocaten (schadepost K) heeft de rechtbank de toewijsbare schade schattenderwijs begroot op 75% respectievelijk 80% van het gevorderde schadebedrag. De rechtbank wees als onvoldoende onderbouwd af de vorderingen voor de kosten van het vervoer van beschadigde containers (onderdeel van schadepost C) en opslag en handling van negen containers (schadepost F).

4.Vorderingen in hoger beroep

4.1
UAL is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis voor zover daarin de hierboven onder 3.8 bedoelde vorderingen A (schikkingsbedrag), C (vervoer containers) en F (opslag containers) (gedeeltelijk) zijn afgewezen. Zij wil dat het hof die vorderingen alsnog geheel toewijst. Airgas eist op haar beurt in incidenteel hoger beroep dat de deelvorderingen A (schikkingsbedrag) en K (advocaatkosten) alsnog geheel worden afgewezen althans daarop een hogere korting wordt toegepast dan de rechtbank heeft gedaan.

5.Beoordeling in hoger beroep

Internationale bevoegdheid

5.1
Het hof is internationaal bevoegd om van de vorderingen van UAL jegens Airgas kennis te nemen op de gronden, vermeld onder 3.3 in het in de aansprakelijkheidsprocedure gewezen tussenarrest van 23 april 2019.
Ontvankelijkheid incidenteel hoger beroep
5.2
Volgens UAL moet Airgas niet-ontvankelijk worden verklaard in het door haar ingestelde incidenteel hoger beroep omdat dit in strijd met de goede procesorde te laat zou zijn ingesteld. Airgas heeft het verstek pas gezuiverd nadat het hof had laten weten geen verstekarrest te zullen wijzen voor een beslissing in de aansprakelijkheidszaak zou worden genomen. Door het zo laat ingestelde incidenteel hoger beroep is UAL geschaad in haar belang om de procedure in een redelijke tijd te kunnen voltooien en in haar mogelijkheden alsnog bewijsmateriaal te verzamelen op feitelijke punten die in het incidenteel hoger beroep worden opgevoerd, aldus UAL.
5.3
Het hof gaat aan dit betoog voorbij. Op grond van art. 142 Rv jo. 353 lid 1 Rv heeft de partij tegen wie verstek is verleend, zolang het eindarrest niet is gewezen, de bevoegdheid om alsnog in het geding te verschijnen. Daardoor vervallen de gevolgen van het tegen die partij verleende verstek. De partij die het verstek heeft gezuiverd kan in dat geval alsnog verweer voeren en incidenteel appel instellen. Op grond van deze bepalingen stond het Airgas dus vrij om nadat zij het verstek had gezuiverd zelf ook grieven tegen het vonnis te formuleren. UAL diende met deze mogelijkheid ook rekening te houden. Anders dan UAL onder verwijzing naar ECLI:HR:2001:AD4709 kennelijk betoogt, is niet gebleken dat Airgas met de zuivering van verstek nodeloos en met het doel het evenwicht in de procedure te verstoren heeft gewacht. UAL is door het incidenteel hoger beroep ook niet in haar processuele belangen geschaad. UAL heeft een memorie van antwoord kunnen nemen en de zaak uitvoerig mondeling kunnen toelichten. Daarbij komt dat het incidenteel hoger beroep slechts twee deelposten betreft en de betwisting van de toewijsbaarheid daarvan door Airgas overeenkomt met haar in eerste aanleg gevoerde verweer. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat UAL door het enkele tijdverloop zou zijn beperkt in haar mogelijkheden om op deze punten bewijsmateriaal te verzamelen. Van strijd met de goede procesorde is geen sprake.
Omvang hoger beroep
5.4
In de onderhavige schadestaatprocedure heeft rechtbank de toewijsbaarheid van de in de schadestaat opgevoerde deelvorderingen A tot en met K beoordeeld. Het principaal hoger beroep strekt als gezegd ertoe dat de drie deelvorderingen A (schikkingsbedrag), C (transportkosten containers) en F (opslag containers) alsnog (geheel) worden toegewezen. Het incidenteel hoger beroep richt zich tegen de toewijzing van deelvorderingen A en K (advocaatkosten).
5.5
Airgas heeft in haar memorie van antwoord/memorie van grieven in incidenteel hoger beroep aangegeven dat het vonnis volgens haar op juiste gronden is gewezen, behoudens voor zover zij dit in incidenteel appel bestrijdt. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen tegenover het hof verklaard dat het hof zich kan beperken tot de beoordeling van de toewijsbaarheid van de hiervoor genoemde deelvorderingen A, C, F en K. Namens Airgas is daarbij desgevraagd verklaard dat haar in eerste aanleg gevoerde en door de rechtbank verworpen algemene verweren met betrekking tot de vorderingsgerechtigdheid van UAL, het bewijs van betaling van de gemaakte kosten en de toewijsbaarheid van andere deelvorderingen, ook in verband met de devolutieve werking van het hoger beroep, door het hof niet opnieuw hoeven te worden beoordeeld.
Schadepost A (schikkingsbedrag van € 3.074.370,-)
5.6
Beide partijen hebben grieven gericht tegen de gedeeltelijke toewijzing van schadepost A. Volgens UAL had de rechtbank deze post geheel moeten toewijzen en heeft zij daarop ten onrechte een korting van 25% toegepast (grief I in principaal hoger beroep). Airgas klaagt daartegenover dat deze schadepost geheel moet worden afgewezen, althans daarop een hogere korting moet worden toegepast (grief I in incidenteel hoger beroep).
5.7
Het hof overweegt als volgt. Voor zover Airgas aanvoert dat blijkens de schikkingsovereenkomst ook tegenvorderingen van UAL en andere verplichtingen van UAL zijn meegenomen, volgt daaruit niet dat de schikking niet redelijk zou zijn. De in de aansprakelijkheidsprocedure uitgesproken veroordeling tot vergoeding van (uitsluitend)
redelijkeschikkingskosten moet voorkomen dat Airgas moet betalen voor een schikking waarvoor UAL zich onvoldoende heeft ingespannen of waarmee UAL andere verplichtingen heeft afgekocht. Voor zover in de onderhavige schikkingsovereenkomst sprake zou zijn van te verrekenen tegenvorderingen van UAL op Carisbrooke en door UAL jegens Carisbrooke op zich genomen vrijwaringsverplichtingen, kunnen deze het door UAL aan Carisbrooke te betalen schikkingsbedrag alleen maar hebben gedrukt. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien dat het schikkingsbedrag dáárdoor ten opzichte van Airgas niet redelijk zou zijn.
5.8
Vast staat dat UAL door Carisbrooke is aangesproken voor schade die zij als gevolg van het incident heeft geleden. Blijkens de Statement of Claims vorderde Carisbrooke aanvankelijk USD 4.963.155,69 (exclusief rente en kosten). Door verwijdering van dubbeltellingen is dit bedrag teruggebracht tot USD 3.929.688,35. Uiteindelijk is geschikt voor een bedrag van USD 3.274.731,75. UAL heeft geschikt op een tijdstip dat nog niet in rechte was beslist dat uitsluitend de afblazende container van Airgas en niet de stuwagefout van UAL causaal was voor de opgetreden schade. Daarmee bestond onzekerheid voor UAL of zij de schade volledig kon verhalen op Airgas. Reeds daarom is niet aannemelijk dat UAL zich onvoldoende zou hebben ingespannen het te betalen schadebedrag omlaag te brengen, te minder nu vast staat dat de advocaten – ook na het weghalen van dubbeltellingen – het schikkingsbedrag nog met USD 654.956,60 omlaag hebben weten te brengen.
5.9
Het hof gaat ook voorbij aan het betoog van Airgas dat zij meer inzicht in de door Carisbrooke gevorderde schadeposten nodig heeft om de redelijkheid van het schikkingsbedrag te kunnen beoordelen. Niet langer is betwist dat Airgas tijdens de arbitrage de Statement of Claim en de Statement of Defence heeft ontvangen. Evenmin is betwist dat UAL op 25 augustus 2015 is verzocht om een reactie op het bedrag waarvoor UAL met Carisbrook voornemens was te schikken en dat daarop toen geen reactie is gevolgd. Bij die houding past niet om eerst nu, in de schadestaatprocedure tegen UAL, nadere onderbouwing te verlangen van de door Carisbrooke als gevolg van het incident geleden schade die UAL in het kader van de bereikte schikking heeft voldaan. Airgas heeft verder ook niet gemotiveerd betwist dat het betaalde schadebedrag niet past bij een schade als de onderhavige.
5.1
Airgas stelt verder dat de schikking niet causaal is aan enig haar te maken verwijt, indien de schikkende partijen destijds de stuwagefout van UAL als grondslag voor aansprakelijkheid zagen. Om die reden verlangt zij meer inzicht in de juridische adviezen die tot de schikking hebben geleid.
5.11
Met dit betoogt miskent Airgas dat de vraag wat de schikkende partijen destijds als grondslag voor aansprakelijkheid van UAL zagen niet bepalend is voor de vraag of er een grond is voor een (verhaals)vordering van UAL jegens Airgas. Los daarvan is aannemelijk is dat UAL naar het toepasselijke Engelse recht ook zonder stuwagefout jegens Carisbrooke aansprakelijk was voor de als gevolg van het vervoer van de gevaarlijk gebleken gascontainer geleden schade. UAL heeft dit laatste bij monde van haar Londense advocaat ter zitting verklaard en dit uitgangspunt is toen door de Londense advocaat van Airgas bevestigd, althans niet betwist. Ook het hof gaat ervan uit dat UAL naar Engels recht jegens de vervrachter (risico-)aansprakelijk is voor door lading aan het schip ontstane schade (vgl. Boonk, Bills of lading and charterparties in maritime law 2024, nr. 559, p. 918-921 e.v.). Tegen deze achtergrond mist Airgas belang bij beantwoording van de vraag of UAL de schade destijds wegens een stuwagefout heeft vergoed, nu ervan moet worden uitgegaan dat UAL voor die door de containers van Airgas veroorzaakte schade sowieso jegens Carisbrooke aansprakelijk was. Het is dus niet zo dat - omdat niet de stuwagefout, maar de gevaarlijk gebleken container, causaal is geweest voor het incident - er door UAL onverschuldigd is betaald en dat er daarom, ondanks aansprakelijkheid van Airgas voor die container, geen verhaal op haar mogelijk is. UAL heeft er overigens onweersproken op gewezen dat zij krachtens het charter gehouden was om de reder schadeloos te stellen voor schade ‘caused by the charterers’ choiche of the cargoes loaded.’
5.12
Tot slot is niet langer (gemotiveerd) betwist dat het schikkingsbedrag niet aan Carisbrooke zou zijn voldaan (zie ook hiervoor, 5.4). Overigens sluit het hof zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat die betaling met de daartoe overgelegde productie 28 is komen vast te staan.
5.13
Het hof ziet gezien het voorgaande geen reden voor het toepassen van een korting op de door UAL gevorderde schadepost ter zake van het door UAL betaalde schikkingsbedrag voor de door Carisbrooke als gevolg van het incident geleden schade. Het hof zal deelvordering A daarom alsnog voor het gehele, door UAL naar euro’s omgerekende bedrag van € 3.074.370 toewijzen. De wettelijke rente is toewijsbaar over de door de rechtbank daarvoor bepaalde tijdvakken, derhalve vanaf 19 november 2015 tot
1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019.
5.14
Grief I in principaal hoger beroep slaagt derhalve en grief I in incidenteel hoger beroep faalt.
Schadepost C (USD 27.073,03 voor vervoer beschadigde containers)
5.15
De rechtbank heeft de vordering ter zake van de vernietiging van 30 containers toegewezen, met uitzondering van de kosten van het vervoer van de containers naar de locatie waar zij zijn vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank was de noodzaak van dat vervoer niet toegelicht.
5.16
Tegen dat oordeel keert zich met succes grief II in principaal hoger beroep. Vast staat dat de containers waren opgeslagen op de terminal van Sonils bij de haven van Luanda en na vrijgave zijn vervoerd naar Cacuaco, een buitenwijk van Luanda, waar deze containers bij Technic Services zijn vernietigd. Deze gang van zaken vindt ook steun in de rapportages van Continental Surveys (prod. 10 en 11), waarin melding wordt gedaan van vrijgave voor vertrek uit de Sonils-terminal ten behoeve van vernietiging op de locatie van Technic Services in Cacuaco. Ook staat vast dat de kosten van het vervoer naar Cacuaco aan UAL zijn gefactureerd en dat UAL deze kosten heeft voldaan. Met verklaringen van [naam 1] (prod. 24) en [naam 2] heeft UAL voldoende onderbouwd dat de vernietiging niet bij Sonils kon plaatsvinden. Er valt ook niet in te zien, althans Airgas heeft dit niet uitgelegd, waarom UAL onnodig de containers op een andere locatie zou laten vernietigen met aanvullende kosten tot gevolg. De vordering voor deze kosten, waarmee UAL als gevolg van het incident is geconfronteerd, behoeft geen verdere onderbouwing.
5.17
Voor zover Airgas heeft willen betogen dat UAL in het kader van haar verplichting tot schadebeperking de containers op een meer nabijgelegen locatie had moeten laten vernietigen, heeft zij daarvoor evenmin concrete aanknopingspunten gegeven. Het hof gaat ook daaraan voorbij.
5.18
Dat de containers van de terminal van Sonils ter vernietiging naar Technic Services in Cacuaco zijn getransporteerd en daar zijn vernietigd, staat als gezegd vast. Ook de hoogte van de aan UAL gefactureerde en door haar betaalde transportkosten is niet betwist. Het hof zal deelvordering C daarom alsnog geheel, nu inclusief de transportkosten, toewijzen. Het hof zal daarbij uitgaan van de door de rechtbank gehanteerde ingangsdata voor de wettelijke rente.
Schadepost F kosten opslag en overslag door en bij Sonils USD 457.491,04
5.19
Grief III in principaal hoger beroep strekt ertoe dat de door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd afgewezen deelvordering F (USD 457.491,04) alsnog wordt toegewezen.
5.2
Het daarbij gaat allereerst om de kosten voor diensten en materiaal (‘services’ en ‘equipment’) van de lokale stuwadoor Sonils voor een totaalbedrag van USD 394.695,04. Ter onderbouwing van deze vordering heeft UAL als prod. 15a vier facturen van Sonils overgelegd – door haar aangeduid als ‘facturen van Sonils Lda voor overslag en opslag van lading’ – waarop de in rekening gebrachte diensten summier zijn omschreven:
-4100094194 ten bedrage van USD 1.500 (‘loading materials on truck 6 containers 20’ full; cargo handling equipment’); - 4100095070 ten bedrage van USD 7.410 (‘loading/offloading materials on truck 3 containers 20’ full, 9 containers 20’ empty; cargo handling equipment’);
- 4100101403 ten bedrage van USD 118.623,38 (‘temporary storage / loading materials on truck: heavy lift; cargo handling equipment’);
- 4100101728 ten bedrage van USD 267.161,66 (‘temporary storage / loading materials on truck: heavy lift, general cargo; cargo handling equipment’).
5.21
Verder gaat het om de met prod. 15b – door haar aangeduid als ‘factuur van Sonils Lds voor storage’ – onderbouwde kosten van (kennelijk) de opslag van negen containers die na het incident van 28 juni 2011 tot 3 november 2011 op de terminal van Sonils hebben gestaan. Prod. 15b omvat de volgende facturen:
- factuur 410009974 van 23 november 2011 aan Panalpina ten bedrage van USD 239.790 (‘Services OGV Cargo Transit through Base’ voor 9 containers; ‘Loading Materials onto Truck’ voor 9 containers cargo; ‘Cargo Handling Equipment’); - factuur 4100145664 van 9 juni 2014 aan UAL ten bedrage van USD 156.990 (‘Carga em transito 9 contentor’); - 4200000989 van 6 augustus 2014, een creditfactuur ten bedrage van USD 94.194 (‘Nota de credito para cancelar factura #4100145664’).
5.22
Volgens UAL betreffen de onder 5.20 genoemde facturen verschillende door Sonils uitgevoerde ‘werkzaamheden die zien op overslag en opslag van de lading’ (inleidende dagvaarding, onder 51) en zien de onder 5.21 genoemde facturen op de opslag van negen containers bij Sonils. UAL heeft de onder 5.21 bedoelde vordering als volgt toegelicht. De opslag bij Sonils bedroeg USD 200 per dag voor een 20-voets container en USD 300 voor een 40-voeter (pleitnota UAL, p.3). Het hiervoor door Sonils aanvankelijk in rekening gebrachte bedrag van USD 239.790 is na onderhandelingen met de agent van UAL (Panalpina) gereduceerd tot USD 156.990, waarvan vervolgens door Sonils nog 60% is gecrediteerd, zodat voor die opslag uiteindelijk alleen USD 62.796 betaald moest worden (inleidende dagvaarding, onder 52). Volgens UAL was de opslag van de containers bij Sonils het directe gevolg van het incident en werd de lange duur van de opslag veroorzaakt door vertraging in de douaneprocedures in deze ongebruikelijke situatie en had UAL geen invloed op de manier waarop de lokale autoriteiten omgingen met de negen containers en de vrijstelling ervan. UAL heeft een schriftelijke verklaring van haar destijds in Luanda werkzame medewerker [naam 1] overgelegd (prod. 24) volgens wiens verklaring de containers aanvankelijk niet werden vrijgesteld door de douane waar niets aan was te doen en mogelijk nog iets in de containers zat. Waar UAL de indruk had dat Sonils een onredelijk hoog bedrag in rekening bracht, is geprotesteerd wat tot creditfacturen heeft geleid, aldus de verklaring. Daarnaast heeft UAL een schriftelijke verklaring overgelegd van de in Nederland werkzame medewerker [naam 2] (prod. 25), volgens wiens verklaring hij vrijwel continu telefonisch contact had met [naam 1], die de vrije hand had maar wel ruggespraak hield met kantoor en verder continu overleg werd gepleegd met de verzekeraars.
5.23
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de onderhavige negen containers als gevolg van het incident bij Sonils opgeslagen zijn geweest en dat Sonils opslag- en overslagwerkzaamheden heeft verricht. Sonils heeft daarvoor kosten aan UAL gefactureerd die UAL heeft voldaan. Voor de opslag zelf behoefde volgens de eigen stellingen van UAL na onderhandelingen uiteindelijk slechts USD 62.796 te worden betaald. Gelet op deze aanzienlijke reductie kan UAL voor de kosten van opslag niet worden verweten te weinig hebben gedaan om de schade te verminderen, bijvoorbeeld door eerdere vrijgave van de containers te bewerkstelligen. Dit bedrag voor de opslag is toewijsbaar.
5.24
Veruit de grootste kostenpost (USD 394.695,04) betreft evenwel de onder 5.20 bedoelde en met prod. 15a onderbouwde vordering voor door Sonils overigens verrichte diensten. Een klein deel daarvan (USD 1.500 en USD 7.410) betreft blijkens de omschrijving op de facturen ‘loading / ofloading materials [containers] on / from truck’ en de desbetreffende ‘cargo handling equipment’ en ziet klaarblijkelijk op overslag en handling van de negen containers. De met deze facturen gemoeide bedragen zijn onvoldoende betwist en toewijsbaar. De hoge bedragen op de twee andere onder prod. 15a overgelegde facturen met de omschrijvingen ‘temporary storage / loading materials [heavy lift / general cargo] on trucks; cargo handling equipment’ zijn niet van een (voldoende) toelichting voorzien, terwijl dat van UAL, gelet op de betwisting door Airgas, wel had mogen worden verwacht, eens te meer vanwege de omvang van de bedragen en de door de rechtbank gebezigde afwijzingsgrond (gebrek aan onderbouwing). Een voldoende toelichting of onderbouwing kan ook niet worden gevonden in de door UAL in eerste aanleg overgelegde verklaringen dat schadebedragen door UAL en/of de verzekeraar zouden zijn voldaan. Uitsluitend de verklaring van de eigen legal counsel van UAL (prod. 31d) noemt ook schadepost F. Uit haar verklaring dat (ook) deze post ‘according to UAL’s records’ is betaald, kan niet worden afgeleid waarop dit deel van de onder 5.20 genoemde vordering ziet. Bij het voorgaande komt nog dat (kennelijk) op (mogelijk andere) deelposten door Sonils aanzienlijke reducties zijn toegepast, terwijl niet is toegelicht (bijvoorbeeld met een verklaring van Sonils) dat (en waarom) er hoge (opslag- en laad)kosten met betrekking tot een ‘heavy lift’ moesten worden gemaakt en (ogenschijnlijk zonder reductie) konden worden doorbelast.
5.25
Voor schadepost F is, kortom, toewijsbaar (USD 62.796 + USD 1.500 + USD 7.410 =) USD 71.706. Het hof sluit zich voor de wettelijke rente aan bij hetgeen hierover door de rechtbank is overwogen (rov. 4.7 – 4.10 vonnis). Daarmee is de rente zoals gevorderd toewijsbaar vanaf de in de schadestaat genoemde betaaldata voor de daar genoemde (telkens voor 50% toewijsbare) facturen tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Schadepost K: kosten Londense advocaten
5.26
Grief II in incidenteel hoger beroep keert zich tegen de beslissing van de rechtbank om een korting van 20% toe te passen op de gevorderde kosten van de Londense advocaten. Volgens Airgas zijn die kosten onvoldoende onderbouwd, waardoor zij niet kan nagaan waaruit de werkzaamheden hebben bestaan en of ze noodzakelijk en redelijk waren. Daarom moet deze post worden afgewezen, althans moeten deze kosten worden berekend volgens het Nederlandse liquidatietarief voor proceskosten. De juiste benadering zou zijn geweest om eerst de kosten te verlagen tot ergens tussen 60 – 70% zoals in Engelse procedures gebruikelijk is en vervolgens een korting van bijvoorbeeld 20% toe te passen in verband met de weigering van Reed Smith om een voldoende inzichtelijke onderbouwing van de gevorderde advocaatkosten te geven, aldus Airgas.
5.27
De rechtbank heeft van de aanvankelijk gevorderde advocaatkosten eerst GBP 209.718,68 aan ‘prosecution costs’ – kosten gemaakt door de Londense advocaten in het kader van de procedure tegen Airgas – afgetrokken omdat die kosten moeten worden geacht te zijn begrepen in de kostenveroordeling in de Nederlandse procedure tegen Airgas. UAL heeft geen grief gericht tegen deze aftrek en evenmin tegen de vervolgens door de rechtbank op het restbedrag van GBP 535.255,67 toegepaste korting van 20%, zodat uitsluitend voorligt de vraag of op dat laatste bedrag een hogere korting dan 20% moet worden toegepast. Het hof is van oordeel dat daarvoor geen aanleiding bestaat en licht dit als volgt toe.
5.28
Het gaat hier alleen om de advocaatkosten die zijn gemaakt in de periode tot en met de in het kader van de Londense arbitrage bereikte schikking. Het zijn dus geen kosten die zijn gemaakt in een Engelse gerechtelijke procedure. Daarom volgt het hof Airgas niet in haar standpunt dat hierop een volgens haar in Engeland voor proceskosten gebruikelijke korting van 60 tot 70 % zou moeten worden toegepast. Toepassing van het Nederlandse liquidatietarief is voor dit deel van de gevorderde advocaatkosten evenmin aan de orde.
5.29
UAL heeft deze schadepost onderbouwd met een overzicht van alle facturen en de daaraan ten grondslag liggende facturen van Londense advocatenkantoren, waarop telkens is vermeld ‘UAL Antwerp’ en de periode waarin de gefactureerde ‘legal services’ zijn verricht. Verder heeft UAL als producties 31 en HB2 verklaringen van haar Engelse advocaat [naam 3] overgelegd, waaruit in grote lijnen blijkt welke juridische diensten in de periode tot en met de schikking zijn verricht. UAL heeft evenwel geen verdere specificatie van de aan de facturen ten grondslag liggende juridische werkzaamheden en/of de door [naam 3] in eerste aanleg voorgestelde ‘Statement of Costs’ verstrekt. Daarmee is niet na te gaan of hierin niet ook werkzaamheden voor advisering van verzekeraars vallen, zoals Airgas ook aanvoert. Het hof ziet niet in dat het verstrekken van nader inzicht in de verrichte werkzaamheden niet van UAL had mogen worden gevergd in verband met enig
privilegeof dat het om die reden ontbreken van een nadere specificatie in het nadeel van Airgas zou moeten uitvallen. Ook het hof is daarom van oordeel dat de schadepost moet worden geschat met toepassing van een korting. Het hof ziet evenwel onvoldoende aanknopingspunten om een hogere korting toe te passen dan de rechtbank heeft gedaan en gaat eveneens ervan uit dat dit deel van de advocaatkosten voor 80% toewijsbaar is. De grief faalt derhalve.
Eiswijziging: aanhouding zaak voor de proceskosten in de zaak tegen Gallium
5.3
UAL heeft in de onderhavige schadestaatprocedure onder meer vergoeding gevorderd van de werkelijke proceskosten van de eerste aanleg in de zaak tegen Gallium, met aftrek van de kosten waartoe Gallium in die procedure was veroordeeld.
5.31
De rechtbank heeft geoordeeld dat redelijke kosten gemaakt ter afwering van vorderingen van ladingbelanghebbenden en hun verzekeraars kosten zijn waarvoor Airgas aansprakelijk is (rov. 4.74) en heeft deze post grotendeels toegewezen. De vordering ter zake van de kosten voor het (stilgevallen) hoger beroep in de zaak tussen Gallium en UAL heeft de rechtbank als te onbepaald en daardoor in strijd met de goede procesorde afgewezen (rov. 4.16 – 4.17).
5.32
Tegen dit laatste oordeel komt UAL op met een ongenummerde grief. Daarmee verzoekt zij het hof om de zaak gedeeltelijk aan te houden tot in hoger beroep over de zaak tussen UAL en Gallium zal zijn geoordeeld waarna zij haar vordering tot betaling van haar in die procedure gemaakte proceskosten kan concretiseren.
5.33
Het hof wijst het aanhoudingsverzoek af. De aansprakelijkheidszaak tegen Gallium is geroyeerd en de omvang van een eventuele vordering van UAL voor de in hoger beroep gemaakte proceskosten is thans nog niet bekend. Evenmin kan worden voorzien welke verweren Airgas te zijner tijd tegen een vordering tot vergoeding van de in het hoger beroep tussen Gallium en UAL door UAL gemaakte kosten zal voeren.
5.34
Het hof zal de schadestaatprocedure voor zover het gaat om deze kostenpost royeren. UAL kan de zaak voor deze vordering desgewenst op een later moment weer opbrengen.
Conclusie en proceskosten
5.35
De conclusie is dat het principaal hoger beroep van UAL slaagt en het incidenteel hoger beroep van Airgas faalt. Daarom zal het hof het vonnis gedeeltelijk vernietigen. Het hof zal Airgas als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het principaal en incidenteel hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van 29 december 2021, behoudens voor zover daarin onder 5.2 de vorderingen A, C, F (gedeeltelijk) zijn afgewezen, vernietigt het vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt Airgas om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan UAL te betalen:
- A. € 3.074.370,- (in plaats van het in het vonnis genoemde bedrag van € 2.305.777,50) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- C. USD 295.875,29 (in plaats van het in het vonnis genoemde bedrag van USD 268.802,49) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2013 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- F. USD 71.706 te vermeerderen met de wettelijke rente over telkens 40% van de hierboven onder 5.20 en 5.21 genoemde facturen vanaf de daarop vermelde betaaldata tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt Airgas in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep, aan de zijde van UAL begroot op € 6.928,03 voor verschotten en € 15.542,50 voor salaris van de advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- royeert de zaak voor zover het gaat om de vordering van UAL tot vergoeding van de door haar in de (geroyeerde) appelprocedure tegen Gallium c.s. gemaakte proceskosten;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, J.M. van der Klooster en F.G.M. Smeele en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.