Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[medeverdachte 1],
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 23 juni 2020, te Bodegraven en/of te Woerden en/of te Bergambacht en/of te Waddinxveen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten in elk geval [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 en/of artikel 11 lid 2 en/of lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of art. 10a van de Opiumwet;
hij, op of omstreeks 24 juni 2020, te Bergambacht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) 45 kilo cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel bedoeld als in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan we aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij, op of omstreeks 24 juni 2020, te Bergambacht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) 98,5 kilo hasj en/of 6,4 kilo hennep, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hasj en/of hennep, zijnde hasj en/of hennep een middel bedoeld als in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan we aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij in de periode van 26 maart 2020 tot en met 29 maart 2020 te Rotterdam en/of Bodegraven en/of Someren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1169 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 10 maanden met aftrek van voorarrest met een marge van 6 maanden (4 jaar en 4 maanden) naar beneden voor het geval het Hof een lagere straf op zijn plaats acht (…);
- Verdachte en verdediging voeren geen verweer ten aanzien van de door de rechtbank in de strafzaak bewezenverklaarde feiten;
- Verdachte en verdediging zien af van de uitvoering van de reeds toegewezen onderzoekswensen;
- Verdachte en verdediging dienen geen nadere onderzoekswensen in.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 7 (zeven) maanden.