ECLI:NL:GHDHA:2024:952

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
22-000069-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van ontnemingsvonnis en procesafspraken inzake wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 18 juni 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 december 2022 in een ontnemingszaak. De betrokkene, een medeverdachte, was gedetineerd en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hem de verplichting werd opgelegd tot betaling van een bedrag van € 263.000,00 aan de Staat, ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de procedure in hoger beroep zijn procesafspraken gemaakt tussen de verdediging en het openbaar ministerie, waarbij de betrokkene instemde met de ontneming van het bedrag en geen verweren zou voeren.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene, samen met zijn raadsman, aanwezig was op de terechtzitting en dat de procesafspraken in alle openheid zijn besproken. De betrokkene was zich bewust van de rechtsgevolgen van zijn instemming met het afdoeningsvoorstel. Het hof heeft geoordeeld dat de eerste rechter op juiste gronden heeft beslist en dat de procesafspraken rechtsgeldig zijn. De betrokkene heeft aangegeven bereid te zijn het bedrag te betalen en er zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van deze betaling.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarbij het hof de gronden van de rechtbank heeft overgenomen. De beslissing is genomen in het kader van de waarborging van het recht op een eerlijk proces, zoals vereist door artikel 6 van het EVRM. Het hof concludeert dat de betrokkene vrijwillig heeft ingestemd met de procesafspraken en dat deze afspraken rechtmatig zijn.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000069-23 PO
Parketnummer: 09-767304-19
Datum uitspraak: 18 juni 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 december 2022 in de ontnemingszaak tegen de betrokkene:

[medeverdachte 5],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
thans gedetineerd in P.I. [naam P.I.] te [plaats].
Procesgang
Bij arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van dit gerechtshof - van 18 juni 2024 is de betrokkene, voor zover hier van belang, onder meer ter zake van het in zijn strafzaak ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 09-767106-21 onder 2 en 3 bewezenverklaarde,
gekwalificeerd als:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot straf.
Het openbaar ministerie heeft ter terechtzitting in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 996.685,71, ter ontneming van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van
6 december 2022 het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op
€ 263.000,00 en ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag.
Namens de betrokkene is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Procesverloop
Tijdens de procedure in hoger beroep is gebleken dat de verdediging en het openbaar ministerie mogelijkheden zagen om procesafspraken in de onderhavige en de bijbehorende strafzaak te maken.
Bij brieven van 10 mei 2024 heeft de advocaat-generaal het hof kennisgegeven van het afdoeningsvoorstel, de daartoe gemaakte afspraken en heeft de inhoud daarvan weergegeven voor wat betreft enerzijds de zaken Echinops in het algemeen en anderzijds in de zaak van de verdachte specifiek. Laatstgenoemde brief is ondertekend door de advocaat-generaal en door de betrokkene en zijn raadsman.
De procesafspraken
De procesafspraken luiden als volgt:
  • Instemming door verdachte [medeverdachte 5] met het door de rechtbank vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel ad. 263.000 euro;
  • Door verdachte en verdediging zullen in de ontnemingszaak geen verweren worden gevoerd en geen nadere onderzoekswensen worden ingediend;
  • Verdachte [medeverdachte 5] geeft inzake de ontneming aan betalingsbereid te zijn, in staat te zijn tot betaling en geen draagkrachtverweer te zullen voeren;
  • De betaling van het totale bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel zal binnen redelijke termijn plaatsvinden, een en ander nader te bepalen door en af te stemmen met het CJIB door verdachte en/of verdediging;
  • Verdachte stemt ermee in dat een afschrift van deze overeenkomst (en eventuele bijlage(n)) aan het Centraal Justitieel Incassobureau zal/zullen worden verstrekt.
Onderzoek van de zaak
Inleiding
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
Standpunt van het openbaar ministerie en de verdediging in hoger beroep
Door de verdediging en het openbaar ministerie is de procesafspraak gemaakt dat aan de betrokkene de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt opgelegd ter hoogte van € 263.000,00.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal conform de procesafspraken gerekwireerd, waarbij de raadsman zich – bij wijze van pleidooi –
heeft aangesloten.
Het toetsingskader van de Hoge Raad: waarborging van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM
De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, overwogen dat de rechter alleen acht kan slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
Het hof overweegt hieromtrent in de onderhavige zaak als volgt.
De betrokkene was samen met zijn raadsman aanwezig op de terechtzitting in hoger beroep. Vervolgens zijn op die terechtzitting de procesafspraken besproken met de betrokkene en diens raadsman. Op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het acht kan slaan op de voorliggende procesafspraken (het afdoeningsvoorstel).
Beoordeling van het vonnis
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz,
mr. K. Versteeg en mr. E.A. Lensink, in bijzijn van de griffiers mr. R. van Eekeres en mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 juni 2024.