ECLI:NL:GHDHA:2024:951

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
22-001404-22
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gevangenisstraf en ontnemingsvonnissen in drugszaken

Op 18 juni 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 mei 2022. De zaak betreft een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer en distributie van grote hoeveelheden verdovende middelen, waaronder cocaïne en hasj. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar, maar het hof heeft de opgelegde straf herzien. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde vrijspraken, maar heeft de gevangenisstraf verlaagd naar 9 jaar met een marge van 6 maanden voor eventuele verdere strafmatiging. Het hof heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak benadrukt de impact van drugshandel op de samenleving en de noodzaak van een passende reactie op dergelijke misdrijven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001404-22
Parketnummers: 09-767304-19 en 09-767106-21 (GEV)
Datum uitspraak: 18 juni 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 mei 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[medeverdachte 5],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
thans gedetineerd in P.I. [naam P.I.] te [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-767106-21 onder 4 tenlastegelegde, en is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 09-767304-19 onder 3, 4, 5 primair en subsidiair, 6 en 7 en het in de zaak met parketnummer
09-767106-21 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken.
De verdachte is in eerste aanleg ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-767304-19 onder 1, 2 en 8 en het in de zaak met parketnummer 09-767106-21 onder 2, 3, 5 primair en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 09-767304-19 onder 3, 4, 5 primair en subsidiair, 6 en 7 en het in de zaak met parketnummer 09-767106-21 onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-767304-19:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 23 juni 2020, te Bodegraven en/of te Woerden en/of te Bergambacht en/of te Waddinxveen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten in elk geval [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 en/of artikel 11 lid 2 en/of lid 3 en/of lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet en/of art. 10a van de Opiumwet;
2.
hij, op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 juni 2020 tot en met 23 juni 2020, te Bodegraven en/of te Woerden en/of te Bergambacht en/of te Waddinxveen, althans in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht 19,96 kilo cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel bedoeld als in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
8.
hij, op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 juni 2020 tot en met 23 juni
2020, te Bodegraven en/of te Woerden en/of te Bergambacht en/of te Waddinxveen, althans in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht 188 kilo hasj, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hasj, zijnde hasj een middel bedoeld als in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Zaak met parketnummer 09-767106-21 (gevoegd):
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 april 2020 tot en met 22 april 2020 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 50 kilo cocaïne (blokken met stempel RM35), althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel bedoeld als in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
Hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2020 tot en met 29 mei 2020, te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 1400 kilo cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel bedoeld als in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
Hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2020 tot en met 21 mei 2020, te Estopana in Spanje, althans in Spanje, en/of Perthus in Frankrijk, althans in Frankrijk, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen 400 kilo (verwerkte) hennep, althans een grote hoeveelheid (verwerkte) hennep,
  • naar Spanje is/zijn gereden om die (verwerkte) hennep op te halen, en/of
  • die (verwerkte) hennep in ontvangst heeft/hebben genomen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid is, zijnde hasj een middel bedoeld als in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in de periode van 26 maart 2020 tot en met 29 maart 2020 te Rotterdam en/of Bodegraven en/of Someren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1169 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
althans,
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 29 maart 2020, te Bodegraven en/of Someren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken,
verwerken, verkopen, afleveren, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, cocaïne zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, heeft getracht dat feit mede te plegen of zich en/of (een) ander(en) getracht daarbij behulpzaam te zijn,
immers heeft verdachte en/of hebben zijn medeverdachten met dat doel:
 een container bewaakt, en/of
 zich naar de locatie begeven waar de container die te worden uitgepakt, en/of
 de container geopend, en/of
 ten behoeve van het bewaken en/of vervoeren en/of openen van de container informatie uitgewisseld;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 24 juni 2020 te Brampton en/of Huntingdon en/of Bedford (Verenigd Koninkrijk), althans een of meerdere plaatsen in het Verenigd Koninkrijk en/of Bodegraven, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (meermalen) buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een grote hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behalve ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-767304-19 onder 1, 2 en 8 en het in de zaak met parketnummer 09-767106-21 onder 2, 3, 5 primair en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw recht worden gedaan.
Strafmotivering
Procesverloop
Tijdens de procedure in hoger beroep is – ná de regiezitting van 6 juli 2023 - gebleken dat de verdediging en het openbaar ministerie mogelijkheden zagen om procesafspraken in de onderhavige zaak te maken.
Bij brieven van 10 mei 2024 heeft de advocaat-generaal het hof kennisgegeven van het afdoeningsvoorstel, de daartoe gemaakte afspraken en heeft de inhoud daarvan weergegeven voor wat betreft enerzijds de zaken Echinops in het algemeen en anderzijds in de zaak van de verdachte specifiek. Laatstgenoemde brief is ondertekend door de advocaat-generaal en door de betrokkene.
De procesafspraken
De procesafspraken luiden als volgt:
  • Een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek van voorarrest met een marge van 6 maanden (8,5 jaar) naar beneden voor het geval het Hof een lagere straf op zijn plaats acht. (…);
  • Verdachte en verdediging voeren geen verweer ten aanzien van de door de rechtbank in de strafzaak bewezenverklaarde feiten;
  • Verdachte en verdediging zien af van de uitvoering van de reeds toegewezen onderzoekswensen;
  • Verdachte en verdediging dienen geen nadere onderzoekswensen in.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal conform de procesafspraken gerekwireerd, waarbij de raadsman zich – bij wijze van pleidooi – in beginsel
heeft aangesloten, met dien verstande dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, door het hof toepassing gegeven dient te worden aan de in de procesafspraken opgenomen mogelijkheid tot (verdere) strafmatiging (de bandbreedte van 6 maanden).
Het toetsingskader van de Hoge Raad: waarborging van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM
De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, overwogen dat de rechter alleen acht kan slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
Het hof overweegt hieromtrent in de onderhavige zaak als volgt.
De verdachte was samen met zijn raadsman aanwezig op de terechtzitting in hoger beroep. Vervolgens zijn op die terechtzitting de procesafspraken besproken met de verdachte en diens raadsman. Op basis van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat de verdachte in de concrete omstandigheden van het geval vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het acht kan slaan op de voorliggende procesafspraken (het afdoeningsvoorstel).
Concreet: de strafmotivering in de onderhavige zaak
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer en het voorhanden hebben van grote hoeveelheden verdovende middelen. Het betrof dusdanig grote
hoeveelheden verdovende middelen dat deze bestemd moeten zijn geweest voor grootschalige (internationale) handel.
Dit alles gebeurde in het kader van een criminele organisatie waarvan de verdachte deel uitmaakte.
De verdachte had in die organisatie een coördinerende en leidinggevende rol.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale criminele drugscircuit. Van bedoeld circuit gaat een sterk ondermijnende en maatschappelijk ontwrichtende werking uit en de illegale opbrengsten vormen een reële bedreiging voor de legale wereld. Bovendien leiden drugs veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft voor dit alles kennelijk geen oog gehad en zich slechts laten leiden door zijn behoefte aan financieel gewin.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof heeft rekening gehouden met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Daarbij heeft het hof gelet op de door het openbaar ministerie en de verdachte in hun procesafspraken gegeven bandbreedte.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 3, 10, 11 en 11b van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-767304-19 onder 3, 4, 5 primair en subsidiair, 6 en 7 en het in de zaak met parketnummer 09-767106-21 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (jaren) en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. TH.W.H.E. Schmitz,
mr. K. Versteeg en mr. E.A. Lensink, in bijzijn van de griffiers mr. R. van Eekeres en mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 juni 2024.