In deze zaak gaat het om een geschil over de uitleg van een leningsovereenkomst tussen een crowdfundingplatform en een horecabedrijf dat failliet is gegaan. Het crowdfundingplatform heeft de indirect bestuurder van het horecabedrijf aangesproken tot terugbetaling van de lening, met de stelling dat deze zich hoofdelijk heeft verbonden. Het hof heeft in een tussenarrest van 30 mei 2023 HCN c.s. toegelaten tot bewijs. Na bewijslevering concludeert het hof dat de indirect bestuurder zich inderdaad hoofdelijk heeft verbonden voor de terugbetaling van de lening. Het hof overweegt dat de uitleg van de overeenkomst moet plaatsvinden aan de hand van het Haviltex-criterium, waarbij de bedoeling van partijen en de omstandigheden van het geval centraal staan. Het hof oordeelt dat het voor de indirect bestuurder duidelijk moest zijn dat hij hoofdelijk aansprakelijk was, gezien de gesprekken voorafgaand aan de lening en de voorwaarden die daarbij zijn besproken. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van HCN c.s. toe, waarbij Modus Vivendi q.q. hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van de verschuldigde bedragen.