ECLI:NL:GHDHA:2023:986

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.305.420/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een overeenkomst van geldlening en de hoofdelijkheid van een indirect bestuurder

In deze zaak gaat het om een geschil over de uitleg van een overeenkomst van geldlening tussen Horeca Crowdfunding Nederland (HCN) en een horecabedrijf dat failliet is gegaan. HCN heeft de indirect bestuurder van het horecabedrijf aangesproken voor terugbetaling van de lening, met de stelling dat deze zich hoofdelijk heeft verbonden. De rechtbank heeft in een eerder vonnis geoordeeld dat alleen de vennootschap en niet de indirect bestuurder hoofdelijk aansprakelijk is. HCN is in hoger beroep gegaan, omdat zij van mening is dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven van de leningsovereenkomst en dat de indirect bestuurder, [X], als hoofdelijk schuldenaar moet worden beschouwd.

Het hof heeft vastgesteld dat de vraag of [X] zich hoofdelijk heeft verbonden, moet worden beantwoord aan de hand van het Haviltex-criterium. Dit houdt in dat gekeken moet worden naar de betekenis die partijen redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen. HCN stelt dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [X] expliciet is besproken tijdens de precontractuele fase en dat dit ook door de notaris is bevestigd. Het hof heeft HCN c.s. toegelaten tot bewijsvoering om aan te tonen dat het voor [X] duidelijk was dat hij zich hoofdelijk bond met de ondertekening van de leningsovereenkomst.

De zaak is van belang voor de uitleg van overeenkomsten en de aansprakelijkheid van indirect bestuurders in het kader van geldleningen. Het hof heeft de getuigenverhoren gepland om de feiten verder te onderzoeken en zal in een latere uitspraak beslissen over de vorderingen van HCN c.s.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.305.420/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/615828 / HA ZA 21-283
Arrest van 30 mei 2023
in de zaak van

1.de vennootschap onder firmaHoreca Crowdfunding Nederland,

gevestigd in Rotterdam,
en haar vennoten
2. Hospitality Concept Group B.V.,
gevestigd in Berkel en Rodenrijs,
3. I.M. Hospitality B.V.,
gevestigd in Den Haag,
4. Hoog B.V.,
gevestigd in Voorburg,
appellanten,
advocaat: mr. J.C.T. Papeveld, kantoorhoudend in Waalwijk,
tegen
Modus Vivendi Meerderjarigenbewind B.V. q.q.,
gevestigd in Zwijndrecht;
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[X],
wonende in [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.P. van Rossen, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof zal appellante onder 1 HCN noemen en de appellanten gezamenlijk HCN c.s.
Geïntimeerde zal worden aangeduid als Modus Vivendi q.q. en [X] als [X] .

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak betreft een geschil over (de uitleg van) een overeenkomst van geldlening van een crowdfunding-platform aan een horecabedrijf. Het horecabedrijf is failliet gegaan. Daarna heeft het crowdfunding-platform de indirect bestuurder van het horecabedrijf aangesproken tot terugbetaling van de lening, stellende dat deze de leningsovereenkomst heeft meegetekend voor hoofdelijke aansprakelijkheid. De vraag die beantwoord moet worden is of de indirect bestuurder zichzelf hoofdelijk heeft verbonden voor de lening.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 11 januari 2022 waarmee HCN c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam, team handel en haven, van 20 oktober 2021;
  • de memorie van grieven van HCN c.s., met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van Modus Vivendi q.q., met bijlage.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. In aanvulling daarop zal het hof ook zelf enkele feiten vaststellen. De rechter is niet gehouden alle door partijen aangevoerde feiten in zijn feitenvaststelling op te nemen.
3.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. HCN drijft een onderneming die het tot stand komen van geldleningsovereenkomsten faciliteert tussen investeerders en ondernemers in de horeca.
[X] was enig bestuurder van [Beheer] B.V. (hierna: [Beheer] ). [Beheer] was op haar beurt enig bestuurder van [de horecazaak] B.V. (hierna: [de horecazaak] ), een lunchroom in [vestigingsplaats] .
In maart 2017 heeft in het kader van een financiering voor de uitbreiding (verbouwing) van [de horecazaak] , een crowdfunding plaatsgevonden. Op de website van HCN was in de daartoe gepubliceerde pitch onder meer het volgende vermeld:
" [de horecazaak] [vestigingsplaats]
Project nr.: […] Financieringsbedrag: € 50.000,00
(…)
Recensie HCN: de ondernemer heeft ruim voldoende (ondernemers-) en horeca-ervaring. (…) HCN heeft de verpanding op inventaris van de vestiging en er is uiteraard sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid."
Nadat 31 particuliere investeerders gezamenlijk € 50.000,-- hadden geïnvesteerd naar aanleiding van voornoemde pitch, heeft HCN c.s. een leningsovereenkomst opgesteld, die door [X] op 12 april 2017 op het kantoor van notaris [notaris] (verder: de notaris) is ondertekend. De overeenkomst bevat voor zover hier van belang de volgende bepalingen:
"LENINGNUMMER […]
De ondergetekenden:
A) [de horecazaak] BV gevestigd te [vestigingsplaats] (...)
En in deze wettelijk vertegenwoordigd door de volgende bestuurders:
B1) [Beheer] BV, gevestigd te [vestigingsplaats] (...)
in deze wettelijk vertegenwoordigd door haar enig bestuurder: Dhr. [X] (...)
Bestuurder/vennoot van de hiervoor onder A) genoemde onderneming
[de horecazaak] BV, voornoemd, als mede haar bestuurder(s)/vennoot/vennoten hierna (zowel tezamen als ieder afzonderlijk) te noemen:"schuldenaar", verklaren ieder wegens ter leen ontvangen gelden ten behoeve van de onderneming van [de horecazaak] [vestigingsplaats], voornoemd, te hebben ontvangen van - enHoofdelijkschuldig te zijn aan:
Horeca Crowdfunding Nederland (... )
hierna te noemen:"schuldeiser",
een geldsom van € 50.000,00 hierna te noemen"hoofdsom"
onder de navolgende tussen partijen overeengekomen bepalingen:
(…)
Getekend te 's-Gravenhage op 12 april 2017
Namens Schuldenaar A: [de horecazaak] BV gevestigd te [vestigingsplaats]
Naam bestuurder B1) [X] BV namens deze [X] [handtekening] [handtekening]
(handtekening bestuurder B1) handtekening [X]
(in privé)
Namens Schuldeiser: Horeca Crowdfunding Nederland (...)
Getekend te Rotterdam op 5 april 2017
Naam bestuurder Horeca Crowdfunding Nederland
(…)
[handtekening]
(handtekening bestuurder Horeca Crowdfunding Nederland)"
Op dezelfde dag heeft de notaris een akte van verpanding opgemaakt. In deze akte is onder meer vermeld:
"Op twaalf april tweeduizend zeventien verscheen voor mij, (…):
1. de heer [X] ,(…), te dezen handelend als enig bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: [Beheer] B.V., (…), welke vennootschap te dezen handelt als enig bestuurder van de besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid: [de horecazaak] B.V., (…), laatstgenoemde vennootschap hierna te noemen: "pandgever" of "schuldenaar";
2. (…), te dezen handelend als schriftelijk gevolmachtigde van de vennootschap onder firma: Horeca Crowdfunding Nederland (…) hierna te noemen: "pandnemer" of "schuldeiser".
(…)
De verschenen personen, handelend als gemeld, hebben mij het volgende verklaard: (…)
LENINGOVEREENKOMST, VESTIGING PANDRECHT, ZEKERHEIDS-BEPALINGEN EN OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 1
Pandgever en pandnemer, onder anderen, hebben op heden een leningovereenkomst gesloten.
(…)
Artikel 2
Pandgever verbindt zich jegens pandnemer tot het verpanden van de navolgende zekerheden aan de pandnemer, welke zekerheden pandnemer van pandgever bedingt. (…)"
Op 2 mei 2017 is de hoofdsom van € 50.000,00 (minus een provisiebedrag) ter beschikking gesteld. In 2017 en 2018 hebben in het kader van de leningsovereenkomst een aantal terugbetalingen plaatsgevonden.
Op 18 september 2018 is [de horecazaak] failliet verklaard.
Op 9 januari 2019 is op [X] de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) van toepassing verklaard met benoeming van [wsnp bewindvoerder] tot bewindvoerder WSNP.
i. Bij beschikking van 17 februari 2020 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [X] onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden en is Modus Vivendi q.q. benoemd tot bewindvoerder.
Bij brief van 28 juli 2020 heeft de rechter-commissaris van de rechtbank Rotterdam [X] bericht dat er op 15 september 2020 een pro-formaverificatievergadering zal plaatsvinden buiten aanwezigheid van hem en de bewindvoerder WSNP.
Op 15 september 2020 heeft de pro-formaverificatievergadering plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal vermeldt dat er geen vorderingen worden betwist. Op de lijst van erkende schuldeisers staat onder meer HCN met een geldlening voor € 36.013,40.
Bij e-mail van 13 november 2020 heeft de bewindvoerder WSNP aan HCN c.s. bericht dat de slotuitdelingslijst vanaf 18 december 2020 tien dagen ter inzage op de griffie van de rechtbank ligt en daarna verbindend wordt, dat [X] de schone lei is geweigerd en dat 1 februari 2021 als datum kan worden aangehouden waarna opnieuw kan worden overgegaan tot incasso van de restvordering.
Op 6 februari 2021 is de WSNP ter zake van [X] geëindigd. In het kader van de slotuitdeling is aan HCN c.s. € 631,90 uitgekeerd.
Bij brieven van 4 maart 2021 heeft HCN c.s. [X] en [Beheer] gesommeerd tot betaling van – voor zover relevant – de resterende hoofdsom van € 35.404,96, vermeerderd met rente.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
HCN c.s. heeft [Beheer] en Modus Vivendi q.q. gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, zij hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van € 35.404,96, vermeerderd met rente en kosten.
4.2
De rechtbank heeft – zakelijk weergegeven – de vorderingen tegen [Beheer] toegewezen en die tegen Modus Vivendi q.q. afgewezen. De rechtbank overwoog daartoe, voor zover nu nog van belang, dat op grond van de leningsovereenkomst naast [de horecazaak] alleen [Beheer] en niet ook [X] hoofdelijk aansprakelijk is.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
HCN c.s. is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis voor zover daarbij haar vordering tegen Modus Vivendi q.q. is afgewezen. Zij heeft vier grieven tegen het vonnis aangevoerd. HCN c.s. vordert hetzelfde als bij de rechtbank. Zij vordert verder dat Modus Vivendi q.q. wordt veroordeeld tot terugbetaling van de op basis van het bestreden vonnis door HCN c.s. aan haar betaalde proceskosten vermeerderd met rente, en met veroordeling van Modus Vivendi q.q. in de kosten van het hoger beroep.
5.2
Kort gezegd zien de bezwaren van HCN c.s. op het volgende.
5.3
HCN c.s. is van mening dat de rechtbank, gelet op de Haviltex-maatstaf, een onjuiste uitleg heeft gegeven van de leningsovereenkomst. Volgens HCN c.s. is [X] als hoofdelijk schuldenaar gebonden. HCN c.s. is dus ten onrechte in de proceskosten en buitengerechtelijke kosten veroordeeld.
5.4
In de toelichting op haar grief 2 stelt HCN c.s. dat al in de precontractuele fase tussen partijen is afgesproken dat [X] hoofdelijk schuldenaar van HCN c.s. zou worden. Dit is toen [X] zich in maart 2017 bij HCN c.s. meldde zo besproken. In de online gepubliceerde pitch is daarom ook van de hoofdelijke aansprakelijkheid melding gemaakt.
5.5
Verder wijst HCN c.s. erop dat uit de interne e-mail van 2 december 2021 van de notaris blijkt dat ook deze de hoofdelijkheid met [X] heeft besproken. Genoemde e-mail luidt:
"Ik sprak net [naam] en die geeft aan dat ze met een dossier voor de rechter staan.
Zijn vraag was of wij altijd zeer duidelijk cliënten "beleren" over de hoofdelijkheid. Deze is gewoon nog aan tafel gepasseerd dus weet ik zeker dat ik het heb verteld. (…)"
5.6
Dit is in zijn e-mail van 28 maart 2022 aan de advocaat van HCN c.s. door de notaris nogmaals als volgt bevestigd:
"Naar aanleiding van uw verzoek heb ik nogmaals het dossier bekeken.
Hoewel zoals gezegd de formulering in de Leningovereenkomst niet geheel juist is daar waar wordt verwezen naar de bestuurder (hetgeen ook de indirect bestuurder had moeten zijn) hebben wij nooit anders begrepen van HCN dan dat alle betrokken personen, dat wil zeggen alle betrokken entiteiten en de uiteindelijke natuurlijke persoon / aandeelhouder in privé, mede hoofdelijk moet worden verbonden voor de schuld aan HCN. Door ons wordt dit dan ook expliciet besproken bij het passeren omdat dit voor de leningnemer / hoofdelijk verbonden personen van groot belang is. De betreffende leningovereenkomst is tevens ondertekend door [X] in privé. Dit zal zijn bijgeschreven (en ondertekend), juist in verband met de beoogde hoofdelijkheid."
5.7
Tot slot wijst HCN c.s. erop dat [X] tijdens de WSNP de door haar ingediende vordering niet heeft betwist, terwijl de rechtbank hem expliciet heeft uitgenodigd om kenbaar te maken of hij een of meer van de door de bewindvoerder WSNP erkende vorderingen betwistte. Dit had wel in de rede gelegen als [X] meende dat hij niet hoofdelijk gebonden was.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Partijen verschillen van mening over de vraag of [X] zich in de (hiervoor onder 3.2 sub d. bedoelde) leningsovereenkomst hoofdelijk heeft verbonden tot terugbetaling van de lening.
6.2
Tussen partijen is terecht niet in geschil dat deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van het Haviltex-criterium, dat wil zeggen dat het gaat om de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval – in onderlinge samenhang – van belang, dus de tekst van de overeenkomst hoeft niet doorslaggevend te zijn. Zo is bijvoorbeeld ook van belang tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zulke partijen kan worden verwacht.
6.3
De rechtbank heeft in rov. 4.10 en 4.11 van het bestreden vonnis overwogen dat uit de tekst van de leningsovereenkomst, niet volgt dat [X] als indirect bestuurder van [de horecazaak] óók als schuldenaar heeft te gelden. De enkele handtekening van [X] ("in privé") onderaan de leningsovereenkomst maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Volgens Modus Vivendi q.q. heeft [X] gemeend de twee handtekeningen te plaatsen namens zijn twee (als ondergetekende genoemde) vennootschappen A. ( [de horecazaak] ) en B1 ( [Beheer] ).
6.4
Toch was het volgens HCN c.s. voor [X] volstrekt duidelijk dat het de bedoeling was dat hij als ondernemer in privé hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de lening. HCN c.s. stelt daartoe (onder meer) dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [X] in privé tussen partijen aan de orde is geweest bij het opstellen van de pitch voorafgaande aan het sluiten van de leningsovereenkomst, en dat deze ook door de notaris voorafgaande aan de ondertekening van de overeenkomst nog eens expliciet is besproken. Modus Vivendi q.q. heeft dit op haar beurt gemotiveerd weersproken.
6.5
HCN c.s. heeft in hoger beroep concreet aangeboden de notaris en haar indirect vennoot, de heer I.P. Kuijer, als getuigen te doen horen. Het hof zal HCN c.s. – conform haar aanbod – toelaten tot bewijs. Het hof beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat het niet nodig is deze voor het getuigenverhoor over te leggen.
6.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.Beslissing

Het hof:
- laat HCN c.s. toe tot bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het voor [X] duidelijk was dat hij zich met het ondertekenen van de leningsovereenkomst hoofdelijk bond als medeschuldenaar;
- bepaalt dat, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. M.J. van der Ven, op donderdag 24 augustus 2023 om 11:00 uur;
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak, opgeeft verhinderd te zijn op de genoemde datum en daarbij de verhinderdata van beide partijen in de maanden augustus tot en met november van 2023 opgeeft, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, G.C de Heer en H.J. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023 in aanwezigheid van de griffier.