Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/10/637762 / KG ZA 22-355
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 16 juni 2022, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2022 en waarin de grieven tegen dit vonnis zijn opgenomen;
- de memorie van antwoord van OLS, met bijlagen;
- de brief van mr. Hol van 28 februari 2023 met als bijlage de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (sector bestuursrecht) van 15 november 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 maart 2023;
- de akte van [appellant] van 28 maart 2023 (toegezonden bij brief van 27 maart 2023);
- de antwoordakte van OLS van 11 april 2023;
- de akte van 11 april 2023 van [appellant] met een productie;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 december 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van wraking van 4 december 2023;
- de beslissing van de wrakingskamer van het hof van 17 januari 2024;
- de e-mail van het hof van 22 januari 2024 en de reactie daarop van mr. Hol van 6 februari 2024, waarin mr. Hol afziet van het recht het standpunt van zijn cliënt nader toe te lichten, en arrest vraagt;
- de e-mail van [appellant] aan het hof van 12 februari 2024 waarin hij aangeeft niet akkoord te gaan met het “overslaan van de comparitie na aanbrengen” en verzoekt om de NAW-gegevens van de betrokken raadsheren;
- de e-mail van [appellant] van 19 maart 2024 en de reactie daarop van het hof van 26 maart 2024;
- de beslissing van de wrakingskamer van 17 mei 2024.
3.Feitelijke achtergrond
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag van eiser;
- stelt de door verweerder reeds verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-, indien verweerder hiermee in gebreke blijft.”
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleidende opmerkingen
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2022;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van OLS tot op heden begroot op € 783,00 aan verschotten en € 3.642,00 aan salaris advocaat en € 178,- aan nakosten;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,00.