ECLI:NL:GHDHA:2024:875

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
200.330.202/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over overheidsaansprakelijkheid en vordering verwijdering van GVM-lijst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding van een gedetineerde, aangeduid als [appellant], die zich verzet tegen zijn plaatsing op de GVM-lijst (lijst van gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico). De appellant, die in maart 2023 op deze lijst is geplaatst, betwist de rechtmatigheid van deze plaatsing en vordert zijn verwijdering van de lijst. Hij stelt dat de juiste procedure niet is gevolgd en dat niet is voldaan aan de criteria voor plaatsing op de GVM-lijst. Daarnaast vraagt hij om het recht om in de Friese taal te communiceren met zijn familieleden, wat door de voorzieningenrechter is afgewezen.

De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft de vordering van de appellant tot verwijdering van de GVM-lijst afgewezen en hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om in het Fries te mogen bellen. De appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij verschillende grieven heeft ingediend. Het hof heeft de zaak op 21 mei 2024 behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelt dat de plaatsing van de appellant op de GVM-lijst rechtmatig is, gezien de risico's die hij vormt voor de orde en veiligheid in de penitentiaire inrichting.

Het hof heeft vastgesteld dat de selectiefunctionaris (SF) in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de appellant op de GVM-lijst te plaatsen, op basis van de criteria die zijn vastgesteld in de Circulaire beleid gedetineerden met vlucht- en maatschappelijk risico. De appellant heeft een lange geschiedenis van strafbare feiten en zijn gedrag in detentie wijst op een risico voor de veiligheid en orde in de inrichting. Het hof heeft de vorderingen van de appellant afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.330.202/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/646813/ KG ZA 23-351
Arrest in kort geding van 21 mei 2024
in de zaak van
[appellant],
verblijvende in [PI],
appellant,
advocaat: mr. T.D.D. Loeffen, kantoorhoudend in Sittard,
tegen
De Staat der Nederlanden, Ministerie van Justitie en Veiligheid,
zetelend in Den Haag,
verweerder,
advocaat: mr. C.M. Bitter, kantoorhoudend in Den Haag.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellant] en de Staat.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] is gedetineerd. Hij is in maart 2023 geplaatst op de zogeheten GVM-lijst (lijst van gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico). [appellant] stelt dat niet de juiste procedure is gevolgd en dat niet is voldaan aan de criteria voor plaatsing op deze lijst. Volgens hem is (de handhaving van) zijn plaatsing op de lijst op de GVM-lijst daarom onrechtmatig en moet hij van de lijst worden verwijderd. Daarnaast wil hij dat de Staat wordt veroordeeld om hem te laten communiceren in de Friese taal, in elk geval met zijn familieleden.
1.2
De voorzieningenrechter heeft [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in die laatste vordering (bellen in het Fries). De eerste vordering ( verwijdering GVM-lijst) heeft de voorzieningenrechter afgewezen. Het hof is het eens met deze uitspraak en bekrachtigt deze.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 29 juni 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 6 juni 2023;
  • de memorie van grieven van [appellant], met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van de Staat;
  • de bijlagen 1 tot en met 5 die de Staat ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 22 april 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht, de Staat heeft dat gedaan aan de hand van pleitaantekeningen die hij heeft overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellant] is eind 2017 voor diverse strafbare feiten veroordeeld tot jeugddetentie van 183 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk. In 2018 is de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke deel gelast, omdat [appellant] zich niet aan de voorwaarden had gehouden en zich had onttrokken aan het toezicht van de reclassering.
3.2
[appellant] werd hierna verdacht van een groot aantal strafbare feiten, gepleegd in 2018 en 2019, waaronder valse telefonische meldingen en telefonische bedreigingen. Hiervoor is hij in november 2020 door de rechtbank veroordeeld, waarbij de feiten werden gekwalificeerd als oplichting, witwassen, de toegang tot een geautomatiseerd werk belemmeren, bedreiging en dwang door veelvuldig bellen. In maart 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hem in hoger beroep veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf, (naar het hof aanneemt met aftrek van voorarrest). Deze uitspraak is in september 2022 onherroepelijk geworden.
3.3
[appellant] heeft in die onder 3.2. bedoelde zaak in voorarrest gezeten. Dit is als volgt gegaan. Na signalering is hij op 17 december 2019 in Denemarken aangehouden en overgeleverd aan Nederland. Hij heeft toen van 13 januari 2020 tot 15 mei 2021 in voorlopige hechtenis gezeten. De voorlopige hechtenis is op die laatste datum geschorst, maar de schorsing is op 7 juni 2021 opgeheven omdat [appellant] zich niet aan de schorsingsvoorwaarden hield: hij onttrok zich aan elk toezicht en was onvindbaar. Hij is toen weer internationaal gesignaleerd en op 9 november 2021 aangehouden in Duitsland en overgeleverd aan Nederland, waar hij weer in voorlopige hechtenis is genomen. Op 29 juli 2022 is de voorlopige hechtenis van [appellant] opnieuw geschorst. Omdat daarna bleek dat de onder 3.1. bedoelde 120 dagen jeugddetentie nog openstonden, is opnieuw een internationaal aanhoudingsbevel uitgevaardigd. Op 16 december 2022 is [appellant] weer in Denemarken aangehouden. In februari 2023 is hij aan Nederland overgeleverd (met het oog op de tenuitvoerlegging van zowel voormelde 120 dagen jeugddetentie als van het restant van de inmiddels onherroepelijke gevangenisstraf van 36 maanden). [appellant] is toen in de PI Arnhem geplaatst en zit sindsdien vast.
3.4
In het GRIP-rapport (GRIP staat voor Gedetineerden Recherche Informatie Punt) van 8 juni 2022 is ten aanzien van [appellant] onder meer het volgende vermeld:
"(…) Meerdere politie-eenheden werden in 2019 geconfronteerd met meldingen van particulieren en instanties die werden lastig gevallen met valse telefonische meldingen. Daarnaast deed de spookbeller telefonische bedreigingen en werden telefooncentrales met elkaar verbonden (…) Door het onderzoeksteam (….) van de Eenheid Noord-Nederland werd [appellant] aangemerkt als verdachte en internationaal gesignaleerd. (…) Op 17 december 2019 is [appellant] aangehouden in Denemarken toen hij bij een wisselkantoor in Kopenhagen een groot geldbedrag probeerde te wisselen. Toen de plaatselijke politie werd geïnformeerd over de verdachte transactie, sloeg hij op de vlucht. Kort daarna werd hij alsnog aangehouden door de Deense politie. (…)
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er sprake is van een netwerk. [appellant] lijkt individueel te handelen/opereren. Vanuit het onderzoek is er geadviseerd om hem geen laptop op cel te verstrekken, ondanks dat dit vanuit justitie wel is toegestaan. Gebleken is dat tijdens zijn eerdere detentie hij met een beschikbaar gestelde laptop liet telefoonverkeer wist te saboteren. (...)"
3.5
Een nieuw GRIP-rapport ten aanzien van [appellant] is gedateerd 8 maart 2023. In een rectificatie van 3 maart 2023 is verklaard dat dit rapport is opgemaakt en ondertekend op 28 februari 2023 en dat ten onrechte 8 maart 2023 als datum van opmaken op het rapport is vermeld. In dit GRIP-rapport is, naast de informatie die al in het eerdere rapport van 8 juni 2022 stond, het volgende vermeld:
"(…) Aanvulling 28-02-2023
(…) De Nationale Politie heeft op 01-11-2022 aangifte gedaan tegen [appellant] van belemmering toegang of gebruik geautomatiseerd werk en het misbruiken van persoonsgegevens. Vanaf 17 september 2022 tot en met heden werd de Nationale Politie telefonisch lastiggevallen door een beller/dader, een dan toe onbekend gebleven persoon. (...) In de periode rondom september 2021 heeft zich hetzelfde voorgedaan. Toen werden ook verschillende nummers van de politie (... ) gebeld waardoor er overlast werd veroorzaakt (...) In dat onderzoek werd Julian [appellant] als verdachte aangemerkt en is daarvoor reeds aangehouden geweest. (...) "
3.6
Op grond van artikel 22 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Rspog) stelt de selectiefunctionaris (hierna: SF) risicoprofielen van gedetineerden vast, onder meer ten behoeve van hun plaatsing in een bepaalde penitentiaire inrichting. De SF besluit ook, namens de Minister, of een gedetineerde op de GVM-lijst wordt gezet, en zo ja, in welke categorie (extreem, hoog of verhoogd). Dit besluit wordt genomen nadat de gedetineerde is besproken in het Operationeel Overleg (hierna: OO), waarvan de SF ook deel uitmaakt. Deze procedure, en de voor de plaatsing op de GVM-lijst geldende criteria, zijn weergegeven in de Circulaire beleid gedetineerden met vlucht- en maatschappelijk risico van 8 juli 2021 (hierna: de Circulaire). In deze Circulaire is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
1.
Doel GVM-circulaire
(…)
Het doel van het GVM-beleid is het beheersen van de risico's die DJI loopt met
betrekking tot de veiligheid in de PI en/of samenleving. (…) Het gaat om een doelgroep die de lokale aanpak en penitentiaire scherpte in een inrichting overstijgt (…).
2.1.
Criteria
Hieronder volgen de criteria op basis waarvan het OO kan besluiten om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen. Het OO onderbouwt daarbij haar besluit. Onderstaande criteria kunnen zowel losstaand als in samenhang reden zijn om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen.
A.
(risico op) Ontvluchting en/of bevrijding van buitenaf;
(…)
E. Ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting;
F. Ongeoorloofde contacten met slachtoffers en/of nabestaanden, medewerkers in het strafrecht, - of de executieketen dan wel ongeoorloofde contacten met media of zichtbaarheid op social media.
2.2
Categorieën (verhoogd, hoog en extreem)
De selectiefunctionaris (SF) besluit, namens de Minister, om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen en welk risicoprofiel wordt toegekend. De SF doet dit na bespreking van de gedetineerde in het OO.
(…)
Categorie hoog
Voor gedetineerden in de categorie ‘hoog’ geldt dat zij een dusdanige dreiging vormen voor de orde en veiligheid van de inrichting dat zij middels het OO gemonitord moeten worden en in een van de GVM-hoog penitentiaire inrichtingen (PI’s) worden geplaatst.
(…)
2.3
Indeling in (of onderbouwing van) de categorieën
Bij het indelen in de categorie ‘verhoogd’ en ‘hoog’ geldt dat het OO een inschatting maakt van de kans op en de impact van de dreiging(en) met betrekking tot de GVM-criteria (…).
(…)
Op basis van aangeleverde informatie van de betrokken PI, het GRIP en/of OM maakt het OO een professionele inschatting in welke categorie de kans en impact van de dreiging(en) daarvan moet worden ingedeeld en brengt daarna advies uit aan de SF. (…)”
3.7
Op 8 maart 2023 is [appellant] besproken in het OO. Besloten is toen om [appellant] op de GVM-lijst te plaatsen en in te delen in GVM-risicocategorie `hoog', op basis van de indicaties A ((risico op) ontvluchting en of bevrijding van buitenaf), E (ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting) en F (ongeoorloofde contacten met slachtoffers en/of nabestaanden, medewerkers in het strafrecht, - of de executieketen). Het verslag van het OO vermeldt hierover onder meer het volgende:
“( ... ) Betr. heeft niet alleen de schorsingsvoorwaarden geschonden, maar heeft kans gezien om gedurende enige periode welbewust uit handen van politie en justitie te blijven. Hiermee is indicatie A aan de orde.
Gelet op het profiel en de voorgeschiedenis is voldoende aannemelijk dat er sprake is van risico’s op ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting. Er is in het recente verleden een hardnekkig patroon waarneembaar waarin betr. veel brieven schrijft en veel beklagzaken start. Bij medegedetineerden is ook een gedragsverandering waar te nemen vanwege het gedrag van betr. Betr. blijkt medegedetineerden dan ook actief tot ditzelfde gedrag aan te zetten, hetgeen zover gaat dat betr. ook daadwerkelijk correspondentie en beklagbrieven voor medegedetineerden schrijft.
Uit de voorgeschiedenis en de levensloop van betr. komt tot slot (zowel in detentie als `buiten') een patroon naar voren van ongeoorloofde contacten met medewerkers in de strafrecht, - of de executieketen. Dit wordt middels meerdere GRIP-rapportages met actuele en concrete (strafbare) feiten en omstandigheden onderbouwd. Zeer recent nog deed de Nationale Politie aangifte tegen betrokkene van belemmering toegang of gebruik geautomatiseerd werk en het misbruiken van persoonsgegevens.
Vanaf 27 september 2022 tot en met begin maart 2023 werd de Nationale Politie telefonisch lastiggevallen door een beller/dader, een tot dan toe onbekend gebleven persoon. De Nationale Politie wordt door deze beller/dader systematisch en veelvuldig, kennelijk (ook) geautomatiseerd, gebeld. Betrokkene is in dit verband aangemerkt als verdachte en inmiddels aangehouden. Plaatsing op de GVM-lijst vindt gelet hierop dan ook mede plaats op basis van indicatie F. (...)"
3.8
De plaatsing op de GVM-lijst is op 9 maart 2023 aan [appellant] medegedeeld. In de mededeling is daarover onder meer het volgende vermeld:
“(…) Uw GVM-status is aan u opgelegd omwille van de volgende informatie:
Meerdere politie-eenheden werden in 2019 geconfronteerd met meldingen van particulieren en instanties die werden lastig gevallen met valse telefonische meldingen. Daarnaast werden er telefonische bedreigingen geuit en werden telefooncentrales met elkaar verbonden. (...) Ook ontvingen een aantal burgers slechtnieuwsberichten door iemand die zich voordeed als politie- of ziekenhuismedewerker (GRIP-rapportage van 7 december 2021, 8 juni 2022). (...)
(…)
U blijkt geregeld strafbare feiten (...) te hebben gepleegd tegen (semi)overheidsinstanties. Dit gaan om oplichting, bedreigingen maar ook bv. het stilleggen van het computernetwerk van DV&O en het dusdanig veelvuldig (automatisch) bellen naar een ziekenhuis dat de gehele ziekenzorg hier last van ondervond. (…) Uit het opsporingsonderzoek ingesteld door FAST (…) bleek onder andere dat u zich gedurende uw onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in meerdere landen heeft opgehouden en uw uiterste best heeft gedaan niet te worden aangehouden. Daarnaast tracht u personeel van bijvoorbeeld Dienst Justitiële Inrichtingen altijd behoorlijk te bespelen, zoals tijdens transport of gedurende medische bezoeken aan het ziekenhuis. Dat bleek opnieuw tijdens uw overlevering: u heeft op meerdere manieren gepoogd de medewerkers (...) te bespelen. U heeft zich ziek voorgedaan teneinde de overlevering te voorkomen (...).
Uit uw voorgeschiedenis en de levensloop komt een patroon naar voren van ongeoorloofde contacten met medewerkers in de strafrecht, -of de executieketen. Dit wordt middels meerdere GRIP-rapportages met actuele en concrete (strafbare) feiten en omstandigheden onderbouwd (GRIP-rapportage van 7 december 2021, 8 juni 2022). Zeer recent nog deed de Nationale Politie aangifte tegen betrokkene van belemmering toegang of gebruik geautomatiseerd werk en het misbruiken van persoonsgegevens. (...)
Betrokkene is in dit verband aangemerkt als verdachte en inmiddels aangehouden.
Gedurende uw detentietijd houdt u zich veelvuldig bezig met het opvragen van documentatie waarmee u de zorgplicht van de directeuren van diverse inrichtingen tot het uiterste oprekt. Daarnaast schrijft u veelvuldig rechtbanken, de RSJ en andere instellingen aan met een veelheid aan verzoeken. Deze gang van zaken laten zien dat u mogelijk in lijn met uw gedragingen buiten detentie, ook binnen detentie zaken onderneemt met als doel de systemen te overbelasten, wat bijdraagt aan uw indicatie `ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting'. Plaatsing op de GVM-lijst vindt gelet hierop dan ook plaats op basis van indicatie F. (...)"
3.9
Aan [appellant] is op 9 maart 2023 ook medegedeeld dat aan hem verschillende toezichtmaatregelen worden opgelegd. Naar aanleiding daarvan heeft [appellant] een verzoek tot schorsing van de maatregelen ingediend bij de voorzitter van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ). Op 16 maart 2023 is dat verzoek toegewezen in verband met een motiveringsgebrek in de beslissing tot het opleggen van de maatregelen. Na deze uitspraak heeft de directeur van de PI op 16 maart 2023 opnieuw toezichtmaatregelen opgelegd aan [appellant].
3.1
Op 25 april 2023 heeft de directeur van de PI Arnhem besloten dat [appellant] op grond van zijn gedrag niet in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma. In het besluit is onder meer het volgende opgenomen:
“(...) U heeft meermaals aangegeven de juridische strijd aan te willen gaan. dit blijkt ook uit uw gedrag. Zowel binnen PI Arnhem als externe organisaties ontvangen veel verzoeken van u. (...) De juridische afdeling van PI Arnhem heeft ondertussen reeds tientallen beklagzaken en schorsingsverzoeken van u ontvangen. (...) Tevens is vernomen dat u dusdanig veel, lang en naar veel verschillende nummers belt. U belt telefoonnummers die u bij mij niet kenbaar heeft gemaakt. Ook luidde de afspraak dat u alle telefoongesprekken in de Nederlands taal zou voeren. U heeft zich niet aan deze afspraak gehouden. U spreekt veelal in de Friese taal. Voornoemde is in strijd met de toezichtsmaatregelen die aan u zijn opgelegd omdat u monitoring hiermee onmogelijk maakt. Hiervoor is aan u voorwaardelijke disciplinaire straf opgelegd. (...)"
3.11
Het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) heeft op 8 mei 2023, en opnieuw op 24 januari 2024, geadviseerd om [appellant] niet vervroegd in vrijheid te stellen.
3.12
Eind februari/begin maart 2024 is [appellant] overgeplaatst naar de PI Leeuwarden, Afdeling Intensief Toezicht (AIT).
3.13
Eind februari/begin maart 2024 (abusievelijk is de datum 2 juli 2022 vermeld, maar ter zitting in hoger beroep heeft de Staat uitgelegd dat het eind februari/begin maart 2024 moet zijn) heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een zogeheten halfjaarsrapportage GVM opgesteld ten aanzien van [appellant], ten behoeve van de op 13 maart 2024 geplande OO-beoordeling. In deze rapportage wordt verwezen naar de GRIP-rapportages van 7 december 2021, 8 juni 2022 en 28 februari 2023 (in het rapport staat 8 maart 2023 maar dat moet 28 februari 2023 zijn, zie 3.9) en wordt geconcludeerd dat de indicatoren B, E en F van toepassing zijn. In het rapport wordt onder meer het volgende vermeld (zakelijk weergegeven):
  • (p. 6) [appellant] heeft in de periode van 29 september 2023 tot 26 februari 2024 in totaal 79 klachten, 37 schorsingsverzoeken en 19 beroepszaken ingediend.
  • (p. 11-12) Aan [appellant] is onder meer de GVM-maatregel opgelegd ‘inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven/poststukken aan GRIP’. [appellant] stuurt handhavingsverzoeken aan ODRA [Omgevingsdienst Regio Arnhem, hof] door tussenkomst van een geprivilegieerd contact, namelijk de rechtbank, om zo post buiten de gebruikelijke postcontrole om te verzenden. Hierbij wijst [appellant] de rechtbank op haar doorzendplicht en geeft hij aan dat hij het adres van ODRA niet (meer) weet. In de brief verzoekt [appellant] om handhaving met betrekking tot de verbouwwerkzaamheden van de PI Arnhem. Dit raakt fundamentele (veiligheids)elementen van PI Arnhem.
  • (p. 13) [appellant] heeft vanaf het begin van zijn detentie meermaals aangegeven de juridische strijd met het systeem aan te willen gaan. Dit blijkt ook uit zijn getoonde gedrag. [appellant] blijft alle besluiten in twijfel trekken. In plaats van in gesprek te gaan met het personeel en directie, bewandelt hij direct de weg van beklag en schorsing. Uit de delicten blijkt dat hij vaker tracht systemen te overbelasten en hij probeert dit nu ook in detentie. Hij schrijft veel verschillende instanties aan (inclusief diverse gemeentes), waarbij hij allerlei verschillende documentatie opvraagt, bijvoorbeeld op basis van de WOO, WJSG en AVG. In die verzoeken vraagt hij informatie op die ziet op fundamentele elementen van het veiligheidssysteem binnen PI Arnhem. Gebleken is dat medegedetineerden van zijn lopende zaken op de hoogte zijn. Dit is bezwaarlijk, gezien zijn verblijf op de Afdeling Intensief Toezicht waar hij met andere GVM-gedetineerden zit.
  • (p. 14) [appellant] geeft zich uit voor directeur van Lachowitz Legal. Op die website wordt aangegeven dat sprake is van een samenwerkingsverband met diverse advocaten en juristen. [appellant] heeft tot op heden 28 advocaten geregistreerd bij PI Arnhem. In een telefoongesprek met zijn moeder (weergegeven op p. 8-10) geeft [appellant] aan dat een advocaat over wie hij spreekt geïnteresseerd is om zaken met hem te doen en uiteindelijk zaken van hem over te nemen. De vraag is daarom ook of de 28 geregistreerde advocaten zakelijke advocaten zijn in het kader van zijn bedrijfsuitvoering of advocaten die daadwerkelijk de strafzaken van [appellant] behartigen.
3.14
In het verslag van het OO van 13 maart 2024 staat onder meer het volgende vermeld:
“Informatie PI
Er is weinig tot geen afname zichtbaar in het aantal beklagzaken van betr. (…) Betr. vertoont verder gedragingen die consistent wijzen op een ondermijning van gezag, ongeoorloofde contacten en voortdurende juridische acties die het syteem overbelasten. Dit wordt versterkt door het gebruik van geprivilegieerde contacten om post buiten de gebruikelijke controle te verzenden. De indicatie van voorgezet crimineel handelen vanuit detentie wordt onderbouwd door betrokkenes frequente contacten binnen juridische kaders en zijn mogelijke betrokkenheid bij financieel gewin door middel van informatieverzoeken aan gemeenten. Het gebruik van de entiteit "Limited Lachowitz Legal LTD" versterkt deze verdenking.
Een opmerkelijke observatie binnen de PI is het patroon waarbij betr. zich bezighoudt met het opstellen en redigeren van klaagschriften niet alleen voor zichzelf, maar ook voor medegedetineerden. (…) Hij maakt dus een verdienmodel van beklagzaken en blijft het rechtssysteem onderdrukken.
Beoordeling: verlengen hoog (B/E/F)”
3.15
Eind maart 2024 is aan [appellant] medegedeeld dat tijdens het OO van 13 maart 2024 is besloten om de GVM-status ‘hoog’ te handhaven.
3.16
[appellant] heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Hij heeft een woonadres in Malta en staat daar ingeschreven.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellant] heeft de Staat gedagvaard en gevorderd, samengevat:
de veroordeling van de Staat om [appellant] binnen 24 uur na de datum van het vonnis van de GVM-lijst te (doen) verwijderen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
de veroordeling van de Staat om [appellant] binnen 24 uur na de datum van het vonnis te laten communiceren in de Friese taal, in ieder geval met zijn familieleden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom
de veroordeling van de Staat in de proceskosten.
4.2
De voorzieningenrechter heeft [appellant] in vordering 2) niet-ontvankelijk verklaard omdat het verbod om in het Fries te bellen vatbaar is voor beklag en beroep bij de RSJ. De eerste vordering (verwijdering van de GVM-lijst) heeft de voorzieningenrechter afgewezen. [appellant] is in de kosten veroordeeld.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft verschillende bezwaren (grieven) tegen het vonnis aangevoerd. [appellant] vordert hetzelfde als bij de voorzieningenrechter.
5.2
Kort gezegd houden de grieven het volgende in.
Grieven 1 en 3 tot en met 5 houden verband met afwijzing van vordering 1) (GVM-lijst). Met grief 1 voert [appellant] aan dat aan het ontbreken van een door de SF opgesteld risicoprofiel de consequentie moet worden verbonden dat de vermelding van [appellant] op de GVM-lijst nietig is, en dus – zo begrijpt het hof - onrechtmatig. De voorzieningenrechter heeft door de uitgevoerde marginale toetsing een te beperkte uitleg gegeven aan de rol van de rechtspraak op dit gebied. De rechter moet in zijn afweging betrekken dat sprake is van een schending van grondrechten van [appellant]. Op grond van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) moet het verblijf in detentie gericht zijn op een voorbereiding van de terugkeer in de samenleving. Alleen als een gedetineerde de lokale aanpak en penitentiaire scherpte in een inrichting overstijgt, is plaatsing op GVM-lijst aan de orde, zo volgt uit de Circulaire. Dat daarvan sprake is zou moeten blijken uit een door de SF opgesteld risicoprofiel (par 3.2. Circulaire en art. 22 lid 1 Rspog). Aan de hand van dat profiel brengt het OO advies uit, waarna de SF een besluit neemt. Het OO is zelf niet bevoegd het besluit te nemen. Het besluit tot plaatsing op de GVM-lijst moet daadkrachtig zijn onderbouwd, niet lichtvaardig worden genomen en met waarborgen zijn omkleed. Nu een risicoprofiel ontbreekt kan niet worden getoetst of plaatsing op de GVM-lijst proportioneel en doelmatig is. Grieven 3 en 4 houden kort gezegd in dat niet is voldaan aan criteria E en F. Grief 5 bouwt voort op de voorgaande grieven. [appellant] stelt dat zijn plaatsing op de GVM-lijst, en wel in de categorie ‘hoog’, onvoldoende is onderbouwd. Volgens hem kon dat besluit in redelijkheid niet worden genomen.
Grief 2 houdt verband met vordering 2) (verbod bellen in het Fries). Volgens [appellant] is hij ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in die vordering.
Grief 6, tot slot, heeft betrekking op de proceskosten.
5.3
De Staat heeft verweer gevoerd. Hij heeft op zijn beurt aangevoerd dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat in redelijkheid niet kon worden geoordeeld dat sprake was van vluchtgevaar (criterium A).
5.4
Hieronder wordt nader ingegaan op de stellingen en verweren van partijen.

6.Beoordeling in hoger beroep

Vordering 2) bellen in het FriesGrief 2
6.1
In een civiele procedure kan alleen worden opgekomen tegen de plaatsing op de GVM-lijst als zodanig en niet tegen de op basis daarvan door de directeur genomen maatregelen. Tegen die maatregelen staat immers op grond van de Pbw beklag en beroep bij de RSJ open. Dit is een met voldoende waarborgen omgeven rechtsgang. [appellant] kan daarom niet worden ontvangen in zijn vordering 2), nog daargelaten dat het belang bij die vordering is komen te ontvallen nu hij in PI Leeuwarden volgens hem wel in het Fries mag bellen. [appellant] merkt op zich terecht op dat in uitzonderingsgevallen ondanks de aanwezigheid van een bijzondere rechtsgang toch de weg van een civiel kort geding openstaat, namelijk als in die bijzondere rechtsgang niet voldoende snel een (voorlopige) voorziening kan worden gegeven. De Pbw kent echter ook een spoed(schorsings)procedure. [appellant] stelt dat sprake is van lange doorlooptijden, maar hij heeft dat niet geconcretiseerd. Voor een uitzondering op de hoofdregel is daarom geen grond.
6.2
De conclusie is dat de voorzieningenrechter [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in vordering 2). Grief 2 faalt.
Vordering 1) verwijdering van GVM-lijstGrieven 1, 3 tot en met 5
Marginale toetsing; procedure wel gevolgd (grieven 1 en 5)
6.3
De (overheids)beslissing om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen, respectievelijk de beslissing om die plaatsing te handhaven, moet door de rechter terughoudend worden getoetst, nu de Staat daarbij een beoordelingsruimte toekomt. Dat betekent dat het hof moet nagaan of de SF in redelijkheid tot die beslissingen heeft kunnen komen. [appellant] wijst er op dat zijn grondrechten in het geding zijn, dat de detentie gericht moet zijn op terugkeer in de samenleving (artikel 2 Pbw) en dat de Circulaire ervan uitgaat dat de GVM-lijst er alleen is voor gedetineerden die de lokale aanpak en penitentiaire scherpte in een inrichting overstijgen (zie citaat onder 3.10). Voor zover hij daarmee wil betogen dat de toetsing niet marginaal, maar vol moet zijn, volgt het hof hem daarin niet. Detentie vormt op zich al een – gerechtvaardigde – beperking van de grondrechten van [appellant] en de GVM-status ‘hoog’ maakt het inderdaad mogelijk dat nog verdergaande beperkingen worden toegepast. Het is echter juist om die reden dat de criteria A tot en met F zijn opgesteld en dat is voorzien in een zorgvuldige procedure waarin wordt getoetst of aan één of meer van die criteria is voldaan. De Staat merkt terecht op dat dit niet in strijd is met artikel 2 Pbw, maar daar juist invulling aan geeft. Verder geldt dat de SF en de andere leden van het OO vanwege hun kennis en ervaring bij uitstek in staat zijn om de risico’s die van een gedetineerde uitgaan in te schatten.
6.4
[appellant] voert aan dat zich in het dossier geen afzonderlijk risicoprofiel en geen afzonderlijke beslissing van de SF bevinden. Wat daar ook van zij, duidelijk is dat is gehandeld conform (de strekking van) de Rspog en de Circulaire. Niet in geschil is dat de SF deelneemt aan het OO. Uit de OO-verslagen blijkt dat het risicoprofiel van [appellant] in die overleggen centraal heeft gestaan, dat is getoetst aan de geldende criteria en dat het besluit tot plaatsing respectievelijk handhaving in die overleggen is genomen en vervolgens aan [appellant] is medegedeeld. Anders dan [appellant] stelt is daardoor ook na te gaan waarom die besluiten zijn genomen. Het hof verwerpt deze klacht.
Algemeen: in redelijkheid-toetsing; uitgangspunten
6.5
Daarmee komt het hof toe aan de beoordeling van de vraag of de SF in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat is voldaan aan een of meer criteria. Daarbij staat voorop dat de SF bij de risico-inschatting zich niet hoeft te beperken tot strafrechtelijk bewijs en onherroepelijke veroordelingen, maar bijvoorbeeld ook verdenkingen in de afweging mag betrekken, en informatie over het gedrag van een gedetineerde in de inrichting. Het feit dat een gedetineerde de juistheid van eventuele verdenkingen en andere inlichtingen betwist, maakt ook niet zonder meer dat de SF dergelijke informatie niet mag meewegen. Verder geldt dat het hof niet alleen moet toetsen of de SF op 8 maart 2023 op basis van de destijds voorliggende informatie in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot plaatsing van [appellant] op de GVM-lijst, maar ook – ex nunc oordelend – of de beslissing van 8 maart 2024 om die plaatsing te handhaven in redelijkheid is genomen, gelet op de op dat moment beschikbare informatie.
Ondermijning van gezag van directie en personeel, criterium E (grief 3)
6.6
Het hof is net als de voorzieningenrechter van oordeel dat de SF op 8 maart 2023 in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat dit criterium van toepassing was.. Onjuist is dat aangetoond moet zijn dat het gezag daadwerkelijk
ísondermijnd. Een redelijke uitleg brengt mee dat sprake moet zijn van gedrag dat gericht is op ondermijning van het gezag van de directie/het personeel en dat in de praktijk ook tot aantasting van dat gezag kan leiden. Uitgangspunt is dat [appellant] het recht heeft beklag- en beroepschriften in te dienen (en informatie op te vragen) en dat het enkele gebruik maken van dat recht dus niet kan maken dat sprake is van ondermijnend gedrag. De beslissing van de SF is echter op meer gebaseerd. Uit het OO-verslag van 8 maart 2023 en de daaraan ten grondslag liggende GRIP-rapportages van 8 juni 2022 en 8 maart 2023 blijken de volgende risico-aanwijzingen:
  • i) de grote hoeveelheid aan brieven en klachten;
  • ii) het feit dat [appellant] zijn medegedetineerden actief aan lijkt te zetten tot hetzelfde gedrag, hetgeen zover gaat dat [appellant] correspondentie en beklagbrieven voor medegedetineerden schrijft;
  • iii) het feit dat was gebleken dat [appellant] tijdens zijn eerdere detentie met een laptop het telefoonverkeer had weten te saboteren;
  • iv) de strafbare feiten uit 2019, te weten (o.a.) de valse telefonische meldingen, telefonische bedreigingen en het verbinden van telefooncentrales aan elkaar, waarvoor [appellant] in maart 2022 overigens ook was veroordeeld en welke veroordeling in september 2022 al onherroepelijk was geworden (zie 3.2.);
  • v) de op 4 november 2022 door de Nationale Politie tegen [appellant] gedane aangifte, waarin het gaat om soortgelijke strafbare feiten.
Juist bezien tegen de achtergrond van de onder (iv) bedoelde veroordeling en de onder (v) genoemde verdenking – die beide te maken hebben met het ontregelen van systemen – kon de SF in redelijkheid tot de conclusie komen dat de enorme hoeveelheid van brieven en klachten (mede) is gericht op het overbelasten van het PI-systeem en daarmee ook op het aantasten van het gezag van directeur en personeel.
6.7
Ook de beslissing van 8 maart 2024 tot handhaving van de plaatsing van [appellant] op de GVM-lijst kon de SF in redelijkheid nemen. De hierboven vermelde aanwijzingen golden nog steeds onverkort en waren op zichzelf al voldoende voor die beslissing. In de halfjaarsrapportage van eind februari/begin maart 2024 en het OO-verslag van 8 maart 2024 wordt daarnaast onder meer vermeld dat [appellant] meermaals had aangegeven de juridische strijd aan te willen gaan met het systeem, dat hij gebruik had gemaakt van geprivilegieerde contacten om post buiten de controle om te kunnen verzenden, dat het daarbij ging om informatie ten aanzien van fundamentele elementen van het veiligheidssysteem van PI Arnhem en dat medegedetineerden daarvan op de hoogte lijken te zijn. [appellant] ontkent een en ander, maar zoals hierboven al overwogen (6.5.) betekent dat nog niet dat de SF met deze aanwijzingen geen rekening heeft mogen houden.
6.8
Overigens kunnen al deze aanwijzingen – zeker in onderlinge samenhang bezien – naar het oordeel van het hof ook in redelijkheid de beslissing van de SF dragen dat voldaan is aan criterium F (ongeoorloofde contacten met medewerkers in het strafrecht of de executieketen – grief 4).
6.9
Ook grieven 3 en 4 falen dus. Vordering 1) is terecht afgewezen. Het hof komt niet toe aan een bespreking van de stelling van de Staat dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat criterium A niet van toepassing is.
Conclusie en proceskosten
6.1
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.11
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 2.418,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.389,-
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 6 juni 2023;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van de Staat, begroot op € 3.389,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] dit bedrag niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na aanschrijving;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. E.M. Dousma-Valk, mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville en mr. A. Dupain en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024 in aanwezigheid van de griffier.