ECLI:NL:GHDHA:2024:846

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
BK-23/232
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag bpm en CO₂-uitstoot bij Ford Mustang

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) die is opgelegd aan [X] B.V. ter hoogte van € 6.590. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag bij uitspraak op bezwaar verminderd tot € 6.422. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de waardebepaling van een Ford Mustang 3.7 V6 Coupé, waarbij de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat en de CO₂-uitstoot van de auto centraal staan. De belanghebbende betwist de taxatie door de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) en stelt dat de CO₂-uitstoot lager is dan door de Inspecteur is vastgesteld. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur terecht is uitgegaan van een CO₂-uitstoot van 262 gr/km, zoals vermeld in het kentekenregister. Het Hof stelt de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vast op € 14.000 en concludeert dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 6.406. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, en de Inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-23/232

Uitspraak van 23 mei 2024

in het geding tussen:

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: S.M. Bothof)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 3 februari 2023, nummer SGR 22/1811.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 6.590 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 6.422 en een kostenvergoeding van € 538 toegekend.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 365 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake hiervan is € 548 griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 april 2024. De Inspecteur is verschenen en de gemachtigde van belanghebbende heeft deelgenomen aan de zitting via MS Teams, waarbij sprake was van een rechtstreekse beeld- en geluidsverbinding met het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 22 aan bpm voldaan ter zake van de registratie van een gebruikte Ford Mustang 3.7 V6 Coupé (de auto). De datum van eerste toelating is 13 februari 2014.
2.2.
In de aangifte bpm is de te betalen belasting berekend op basis van een taxatierapport van [naam taxateur] (het taxatierapport). In het taxatierapport van 30 oktober 2020 is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 106.300 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 10.669 (XRAY). Hierop heeft de taxateur € 10.080 (72 % van € 14.000) in mindering gebracht in verband met schade aan de auto en € 533 in verband met diverse factoren. De handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat is bepaald op € 56.
2.3.
Naar aanleiding van de aangifte bpm heeft de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in opdracht van de Inspecteur belanghebbende verzocht de auto te tonen voor een hertaxatie. Belanghebbende heeft de auto op 24 november 2020 aan DRZ getoond. De bevindingen van DRZ zijn neergelegd in een rapport (rapport van DRZ), gedagtekend 1 december 2020. DRZ heeft de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 67.853 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 18.084 (marktonderzoek). De aftrek wegens schade is vastgesteld op € 1.573 (72% van € 2.185), zodat de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat € 16.511 bedraagt. In het rapport staat onder meer:
“DRZ heeft de nieuwprijs berekend op basis van de MSRP fabrieksprijs. Het aangegeven voertuig is met deze uitvoering en motoruitvoering niet leverbaar geweest op de Nederlandse markt ten tijde van datum eerste toelating.
Er is geen koerslijst overeenkomstig met de uitvoering van het aangegeven voertuig. DRZ is voor de berekening van de handelsinkoopwaarde uitgegaan van referentievoertuigen.
Het aangegeven voertuig is van bouwjaar februari 2014 met 125.728 kilometer op de teller.
De opgegeven lakbeschadigingen zijn acceptabel voor een voertuig van deze leeftijd en kilometerstand. Het voertuig is rondom voorzien van “shelby-style” accessoires, o.a. splitter, motorkaprooster, deflector op zijruiten en achterruit en diffusers.”
2.4.
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de naheffingsaanslag de bpm berekend op basis van het rapport van DRZ en heeft rekening gehouden met een extra leeftijdskorting van € 546.
2.5.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de bpm berekend op basis van de forfaitaire tabel, omdat dit gunstiger is voor belanghebbende. De naheffingsaanslag is naar aanleiding daarvan verminderd tot € 6.422.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:

Onafhankelijkheid en deskundigheid hertaxateur DRZ
6. Eiseres heeft aangevoerd dat de taxateur van DRZ geen erkend taxateur is en niet staat ingeschreven in enig erkend register, niet onafhankelijk en niet onpartijdig is en niet beschikt over de vereiste kwalificaties en professionele competenties. Verweerder had zich volgens eiseres moeten wenden tot een onafhankelijk expert. Omdat hij dit heeft nagelaten heeft hij onzorgvuldig en met vooringenomenheid gehandeld. Eiseres bepleit dat verweerder aldus misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot naheffing.
7. Het staat verweerder vrij om een deskundige van zijn keuze in te schakelen. Het bepaalde in artikel 8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling staat daar niet aan in de weg omdat dit betrekking heeft op de door de belastingplichtige in te schakelen taxateur. In het kader van deze procedure beschouwt de rechtbank de taxateur van DRZ als een partijdeskundige, omdat hij door verweerder is aangezocht om een oordeel te geven over de waarde van de auto. De rechtbank heeft, afgaande op de inhoud van het DRZ-rapport en de daarop gegeven toelichting, geen reden aan de deskundigheid of de onafhankelijkheid van de (her)taxateur te twijfelen. Eiseres heeft haar standpunt dat sprake is van vooringenomenheid, schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en misbruik van bevoegdheden verder niet dan wel onvoldoende geconcretiseerd. Deze beroepsgrond faalt dan ook.
CO2-uitstoot
8. Eiseres bepleit dat de CO2-uitstoot van de auto, berekend op basis van de Scandinavische rekenmethode, 260 gr/km bedraagt en dat de daarmee samenhangende bruto Bpm € 38.566 is.
9. Verweerder is uitgegaan van een CO2-uitstoot van 262 gr/km. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder terecht uitgegaan van een CO2-uitstoot van 262 gr/km, omdat die uitstoot is vermeld in het kentekenregister van de RDW en op het Duitse kentekenbewijs. Door de keuring en registratie van de auto is de hoogte van de CO2-uitstoot namelijk een vaststaand feit geworden.[1] In hetgeen eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen.
Schade
10. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door eiseres gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van een auto, rust op eiseres.[2] Eiseres dient dus tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat die schade meer bedraagt dan het bedrag dat DRZ heeft vastgesteld. Zij heeft daartoe verwezen naar het taxatierapport dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte. De daarin genoemde schade is echter slechts gedeeltelijk aangetroffen door DRZ. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen over DRZ volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat dit alleen het gevolg is van de ondeskundigheid van de taxateur van DRZ en de door DRZ gevolgde handelwijze. Eiseres is niet geslaagd in het van haar te vergen bewijs.
11. Eiseres heeft verder aangevoerd dat binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto. Verweerder noch DRZ is echter gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. In de verwijzing naar dat beleid ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat DRZ te weinig schade in aanmerking heeft genomen.
12. Verweerder heeft dan ook terecht niet meer dan € 1.573 als schade in aanmerking genomen.
Koerslijst taxatierapport eiseres
13. Volgens eiseres dient de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat te worden vastgesteld op € 10.669 op basis van de in het door haar overgelegde taxatierapport gehanteerde koerslijst van X-Ray.
14. Verweerder heeft aangevoerd dat de door eiseres voorgestane koerslijst niet bruikbaar is, onder andere omdat die koerslijst betrekking heeft op een duurdere uitvoering van de Ford Mustang met een grotere en sterkere (8 cilinder) motor. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de in het taxatierapport gehanteerde koerslijst van X-Ray bruikbaar is voor de vaststelling van de handelsinkoopwaarde van de auto.
15. Aangezien verweerder het nagevorderde bedrag aan Bpm heeft gebaseerd op de forfaitaire tabel en niet op de gegevens uit het DRZ-rapport, kunnen eiseres’ grieven met betrekking tot het door DRZ uitgevoerde marktonderzoek haar niet baten.
Schadeverleden
16. Eiseres stelt dat de auto door het schadeverleden blijvend in waarde is gedaald, zelfs nadat de schade volledig zou zijn hersteld. Eiseres stelt de waardevermindering als gevolg van het schadeverleden op € 2.500.
17. Onder omstandigheden kan het schadeverleden van een auto een waardevermindering van dat voertuig rechtvaardigen. Een voertuig met een schadeverleden kan, ook na herstel, minder waard zijn dan een voertuig zonder schadeverleden. De bewijslast dat het schadeverleden een waardevermindering van de auto rechtvaardigt, rust op eiseres.
18. Eiseres heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van voormalige schade die van dien aard is dat hieraan – ook na herstel daarvan – een blijvende waardevermindering moet worden verbonden, laat staan dat dit een bedrag van € 2.500 zou belopen. Uit de inhoud van het taxatierapport van eiseres kan niet worden opgemaakt dat het schadeverleden van de auto een blijvende waardevermindering met zich brengt. De TMV-richtlijn, wat daar verder ook van zij, vermeldt niets over de aard of de omvang van het schadeverleden van de auto in dit specifieke geval.
Conclusie
19. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
(…)
[1] Vgl. Hoge Raad van 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:561.
[2] ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3. en ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.2.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In hoger beroep is in geschil (i) of gebruik kan worden gemaakt van de koerslijst in het taxatierapport en, (ii) of voldoende rekening is gehouden met schade aan de auto.
4.2.
Belanghebbende concludeert:
  • tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank;
  • tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar;
  • primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag;
  • subsidiair tot vaststelling van de bruto bpm op € 38.566, tot vaststelling van de inkoopwaarde op € 8.563, tot vaststelling van de verschuldigde bpm op € 3.377 en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 3.355;
  • meer subsidiair tot vaststelling van de bruto bpm op € 38.566, tot vaststelling van de inkoopwaarde op € 9.096, tot vaststelling van de verschuldigde bpm op € 3.587 en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 3.565;
  • meest subsidiair tot vaststelling van de bruto bpm op € 38.566, tot vaststelling van de inkoopwaarde op € 10.669, tot vaststelling van de verschuldigde bpm op € 4.208 en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 4.186.
Voorts verzoekt belanghebbende om een proceskostenvergoeding.
4.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

CO₂-uitstoot
5.1.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de auto een CO2-uitstoot heeft van 260 gr/km.
Koerslijst
5.2.1.
Vast staat dat de auto in die zin bijzonder is dat geen in de handel algemeen toegepaste koerslijst met auto’s van hetzelfde merk en type beschikbaar is. De auto is immers geproduceerd voor de Amerikaanse markt en niet voor de Europese markt, waardoor deze beschikt over afwijkende (technische) specificaties. Indien een auto niet voorkomt op een koerslijst, kan onder omstandigheden worden aangesloten bij een ander voertuig dat qua eigenschappen dicht aanleunt tegen de auto waarvan de handelsinkoopwaarde moet worden bepaald. Belanghebbende heeft aangifte gedaan aan de hand van het onder 2.2 vermelde taxatierapport. Zij stelt dat voor het berekenen van de verschuldigde bpm kan worden uitgegaan van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat die volgt uit het taxatierapport, en dat de auto vergelijkbaar is met de Ford Mustang Fastback 5.0 GT, waarvan wel een koerslijst beschikbaar is. De Inspecteur stelt daarentegen dat het taxatierapport niet voldoet, omdat de Ford Mustang Fastback 5.0 GT niet vergelijkbaar is met de auto, omdat het gaat om een duurdere uitvoering van de Ford Mustang met een grotere en sterkere motor. De Inspecteur heeft de door hem verdedigde handelsinkoopwaarde gebaseerd op het marktonderzoek van DRZ. DRZ heeft de gemiddelde vraagprijs van drie referentievoertuigen verminderd met een marge van 5% voor het verschil tussen vraagprijs en verkoopprijs en een handelsmarge van € 7.500.
5.2.2.
Het Hof komt tot de conclusie dat geen van beide partijen de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat aannemelijk heeft gemaakt. De koerslijst waarop belanghebbende zich beroept, ziet op een duurdere auto met meer vermogen. Het is DRZ kennelijk gelukt om advertenties te vinden van auto’s van hetzelfde type en bouwjaar, maar DRZ heeft geen rekening gehouden met de aanzienlijk en relatief hogere kilometerstand van de auto. Het Hof ziet daarom aanleiding de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde toestand in goede justitie vast te stellen op € 14.000.
Waardevermindering wegens schade
5.3.1.
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat de belastingplichtige die stelt recht te hebben op een vermindering van belasting, de daarvoor benodigde feiten moet stellen en bij betwisting aannemelijk moet maken. Artikel 110 VWEU verzet zich niet tegen deze bewijslastverdeling. In dit verband verdient opmerking dat de belastingplichtige voldoende gelegenheid moet worden geboden het van hem gevraagde bewijs te leveren (zie onder meer HR 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3, BNB 2020/45 en HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.2, BNB 2020/63).
5.3.2.
Belanghebbende stelt dat DRZ te weinig schade in aanmerking heeft genomen en verwijst daarbij naar het taxatierapport, in het bijzonder gaat het om schade aan de radio en de voorruit.
5.3.3.
Het Hof sluit zich aan bij het door de Rechtbank in overwegingen 10 tot en met 12 van haar uitspraak gegeven oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer schade was dan waar DRZ reeds rekening mee heeft gehouden. De in het taxatierapport van belanghebbende in aanmerking genomen schade is slechts gedeeltelijk aangetroffen door DRZ, dan wel aangemerkt als zijnde gebruikssporen. De foto van de voorruit overtuigt het Hof niet, omdat ook sprake kan zijn van een veeg of een lichte kras. In het rapport van DRZ staat vermeld dat de radio een goede ontvangst heeft van Nederlandse zenders. Belanghebbende heeft met de enkele verwijzing naar de opmerking in het taxatierapport het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Dat een uit het buitenland afkomstige auto afwijkingen heeft, betekent immers niet per definitie dat hiervan een negatief effect op de handelsinkoopwaarde uitgaat.
Vaststelling verschuldigde bpm
5.4.
Aangezien de CO₂-uitstoot is verlaagd tot 260 gr/km, bedraagt de historische nieuwprijs € 66.905 en de bruto bpm € 38.566 (tarief 2013). Uitgaande van een handelsinkoopwaarde in beschadigde staat van € 12.427 (€ 14.000 minus de door DRZ vastgestelde vermindering wegens schade), leidt dit tot een afschrijvingspercentage van 81,426%. Het Hof stelt vast dat de forfaitaire tabel tot een hogere afschrijving leidt, namelijk 83,331% en zal dit percentage daarom als uitgangspunt nemen voor de berekening van de verschuldigde bpm. Op grond hiervan is een bedrag van € 6.428 aan bpm verschuldigd. De naheffingsaanslag moet daarom worden verminderd tot € 6.406 (€ 6.428 minus € 22 reeds betaalde bpm).
Slotsom
5.5.
Het hoger beroep is gegrond.

Proceskosten

6.1.
Op grond van artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage worden de kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor beroep en hoger beroep berekend op € 3.500 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 875, wegingsfactor 1).
6.2.
Voorts dient belanghebbende het voor de behandeling in beroep en hoger beroep gestorte griffierecht van in totaal € 913 (€ 365 + € 548) te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, behoudens de toekenning van een kostenvergoeding;
- stelt het bedrag van de naheffingsaanslag vast op € 6.406;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.500;
- gelast de Inspecteur belanghebbende het griffierecht van € 913 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door A. van Dongen, in tegenwoordigheid van de griffier
M.G. Kastelein. De beslissing is op 23 mei 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.