ECLI:NL:GHDHA:2024:816
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen naheffingsaanslag bpm met betrekking tot schade en niet-originele onderdelen van een voertuig
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die op 28 maart 2023 een eerdere beslissing heeft genomen over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). De naheffingsaanslag van € 5.007 werd opgelegd door de Inspecteur, die de belasting berekende op basis van een forfaitaire afschrijvingstabel. Belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat er sprake was van waardevermindering van de auto door schade en niet-originele onderdelen. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar kende wel een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn.
In hoger beroep heeft belanghebbende opnieuw gesteld dat de Inspecteur ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de schade en de niet-originele onderdelen van de auto. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de handelsinkoopwaarde van de auto dient te worden verlaagd. Het Hof heeft daarbij opgemerkt dat bij de waardebepaling niet alleen negatieve aspecten, maar ook positieve aspecten in aanmerking moeten worden genomen. De stelling van belanghebbende dat de auto minder waard is door de niet-originele onderdelen werd niet onderbouwd met voldoende bewijs.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De kosten voor de procesvoering werden niet toegewezen, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 mei 2024.