ECLI:NL:GHDHA:2024:815

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
BK-23/362
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag bpm en waardevermindering door schade

Op 8 mei 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst, betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). De belanghebbende, [X] B.V., had eerder aangifte gedaan voor de registratie van een Opel Zafira 1.4 en een naheffingsaanslag van € 940 ontvangen, welke door de inspecteur was gehandhaafd. De Rechtbank Den Haag had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.

In hoger beroep was de kernvraag of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en of er voldoende schade in aanmerking was genomen. De belanghebbende stelde dat er meer schade in aanmerking genomen moest worden dan door de inspecteur was vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de belastingplichtige de bewijslast had om aan te tonen dat er recht was op een vermindering van belasting. Het Hof concludeerde dat de door de inspecteur vastgestelde schade en de daaruit voortvloeiende naheffingsaanslag correct waren, en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er meer schade in aanmerking moest worden genomen dan door de inspecteur was vastgesteld.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de belastingrente correct was in rekening gebracht. De belanghebbende had geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de belastingrente. De beslissing van het Hof werd op 8 mei 2024 in het openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-23/362

Uitspraak van 8 mei 2024

in het geding tussen:

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: R. Lammers)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 13 april 2023, nummer SGR 22/90.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 940 (de naheffingsaanslag). Bij beschikking is € 6 belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente).
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 365 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake hiervan is € 548 griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 28 maart 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 10 oktober 2019 aangifte bpm gedaan ter zake van de registratie van een Opel Zafira 1.4 (de auto). De datum van eerste toelating van de auto is 26 juni 2018 en de kilometerstand bedraagt 39.190. De aangifte resulteert in een te betalen bedrag van € 2.003. Dit bedrag heeft belanghebbende voldaan.
2.2.
Belanghebbende heeft de in de aangifte vermelde handelsinkoopwaarde gebaseerd op het taxatierapport van [naam taxateur] van 9 oktober 2019 (het taxatierapport) waarin de historische nieuwprijs is bepaald op € 33.349. De handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat is bepaald op € 14.604 (koerslijst XRAY). De handelsinkoopwaarde is verminderd met een schadebedrag van € 6.834 en vermeerderd met een correctie conform de XRAY Matrix van € 250 in verband met normale gebruikssporen, resulterend in een handelsinkoopwaarde van € 8.020. In het taxatierapport is de taxateur uitgegaan van een arbeidsloon van € 84 per uur.
2.3.
De Inspecteur heeft een bedrag van € 940 nageheven. Daarbij heeft de Inspecteur zich gebaseerd op een rapport van Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Hierin is de
handelsinkoopwaarde van de auto vastgesteld op € 14.373, gebaseerd op de koerslijst van
XRAY (Marge) Rental. DRZ is uitgegaan van een waardevermindering wegens schade van
€ 1.006, zijnde 96% van de bruto schadecalculatie, en een arbeidsloon van € 75 per uur.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft als volgt geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“7. De rechtbank stelt voorop dat de taxateurs van DRZ werken onder een ambtseed of ambtsbelofte. Ook is het personeel gekwalificeerd en beschikken de locaties van DRZ over goede verlichting, alle benodigde apparatuur en programmatuur, zodat het onderzoek waardebepaling onder optimale omstandigheden heeft kunnen plaatsvinden. Zoals verweerder ter zitting ook heeft gesteld, heeft de taxateur van DRZ de auto als laatste gezien. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank ook geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de door DRZ vastgestelde schade. Met de door eiseres overgelegde foto’s, welke van een zeer korte afstand zijn genomen en op welke veel krijtstrepen zijn te zien, volgt niet duidelijk dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade. De visuele toets van DRZ prevaleert voor de rechtbank dan ook boven de door eiseres ingebrachte foto’s. Ook is naar oordeel van de rechtbank het door DRZ gehanteerde arbeidsloon van € 75 per uur niet te laag vastgesteld. Zoals verweerder aanvoert, is volgens de Consumentenbond het arbeidsloon rond de € 70 per uur gelegen. Nu het door DRZ gehanteerde arbeidsloon hoger is dan het gemiddelde arbeidsloon, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet van een te laag bedrag is uitgegaan. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat verweerder de schade en daarmee verband houdende het schadebedrag naar de juiste hoogte heeft vastgesteld.
8. Wat betreft het ontbreken van een (Nederlandstalig) boekenpakket is de rechtbank van oordeel dat dit niet is aan te merken als schade die van invloed is op de handelsinkoopwaarde van de auto. Voor het in aanmerking nemen van een extra waardevermindering ten opzichte van de gehanteerde koerslijst is dan ook geen plaats.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd, meer specifiek is in geschil of voldoende schade in aanmerking is genomen.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar, van de naheffingsaanslag en van de beschikking belastingrente. Voorts verzoekt belanghebbende om een integrale proceskostenvergoeding.
4.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Waardevermindering wegens schade
5.1.
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat de belastingplichtige die stelt recht te hebben op een vermindering van belasting, de daarvoor benodigde feiten moet stellen en bij betwisting aannemelijk moet maken. Artikel 110 VWEU verzet zich niet tegen deze bewijslastverdeling. In dit verband verdient opmerking dat de belastingplichtige voldoende gelegenheid moet worden geboden het van hem gevraagde bewijs te leveren (zie onder meer HR 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3, BNB 2020/45 en HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.2, BNB 2020/63).
5.2.
De beoordelaar van DRZ heeft, naast normale gebruikssporen, schade tot een bedrag van € 1.231 aangetroffen, en hiervan € 1.006 (96%) in aanmerking genomen. Het betreft hier polijst- en spuitkosten. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat meer schade in aanmerking genomen moet worden, namelijk die veroorzaakt door ingevreten fecaliën, pitten, plekjes en schade aan de grille en de bumper. De lak is op meerdere plaatsen beschadigd of afwezig. De auto dient in zijn geheel te worden gespoten. Deze schade dient volgens belanghebbende voor 100% in aanmerking te worden genomen. Ook ontbreekt het Nederlandstalige boekenpakket.
5.3.1.
De Rechtbank heeft in haar overwegingen 7 en 8 op goede gronden geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat een hoger bedrag aan schade in aanmerking moet worden genomen. Het Hof sluit zich hierbij aan en voegt het volgende toe.
5.3.2.
Belanghebbende heeft niet aan de hand van bijvoorbeeld marktgegevens aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van het boekenpakket tot een waardevermindering van € 85 leidt. In dit verband heeft de Inspecteur opgemerkt dat handleidingen van auto’s tegenwoordig online te vinden zijn. Alleen het originele onderhoudsboekje, waarvan de Inspecteur onweersproken heeft verklaard dat dit aanwezig is, heeft betekenis.
5.3.3.
De foto’s in het taxatierapport, die in hoger beroep opnieuw zijn ingebracht, overtuigen het Hof niet dat DRZ te weinig schade in aanmerking heeft genomen. Op de overzichtsfoto’s is geen schade aan de grille te zien. Van de in close-up genomen foto’s is niet duidelijk of deze de auto betreffen. Zo is niet vast te stellen hoe groot de getoonde plekken zijn of hoe diep. Op de foto’s in het rapport van DRZ is de gestelde extra schade niet te zien. Plekjes en krasjes zijn op een tweedehands auto van ruim een jaar oud met ruim 39.000 kilometer op de teller niet ongebruikelijk. Deze zijn aan te merken als normale gebruikssporen. DRZ heeft voor bepaalde onderdelen van de auto, zoals een portier, een spatbord, een zijwand, een bumper en het dak polijstkosten in aanmerking genomen, wat volgens het Hof voldoende is om eventuele oneffenheden die het niveau van normale gebruikssporen overstijgen, te verminderen tot gebruikelijke sporen. De auto behoeft niet opnieuw in nieuwstaat te worden gebracht, anders dan belanghebbende bepleit. Het uurtarief van € 75 valt binnen de bandbreedte en hoeft niet te worden verhoogd naar € 84.
5.3.4.
Er bestaat dus geen reden om met meer schade rekening te houden. Het Hof acht de op de door DRZ vastgestelde schade aangebrachte afslag van 4% aannemelijk en redelijk. Die schade behoefde niet voor 100% in aftrek te komen op de handelsinkoopwaarde. Het betreft immers een gebruikte auto. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat een hoger percentage in aftrek dient te komen.
Beschikking belastingrente
5.4.
Belanghebbende heeft in hoger beroep geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met de wet belastingrente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
Slotsom
5.5.
Het hoger beroep is ongegrond. Het verzoek tot vergoeding van de werkelijke proceskosten kan onbesproken blijven.

Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door A. van Dongen, in tegenwoordigheid van de griffier M.G. Kastelein. De beslissing is op 8 mei 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.