ECLI:NL:GHDHA:2024:815
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag bpm en waardevermindering door schade
Op 8 mei 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst, betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). De belanghebbende, [X] B.V., had eerder aangifte gedaan voor de registratie van een Opel Zafira 1.4 en een naheffingsaanslag van € 940 ontvangen, welke door de inspecteur was gehandhaafd. De Rechtbank Den Haag had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
In hoger beroep was de kernvraag of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en of er voldoende schade in aanmerking was genomen. De belanghebbende stelde dat er meer schade in aanmerking genomen moest worden dan door de inspecteur was vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de belastingplichtige de bewijslast had om aan te tonen dat er recht was op een vermindering van belasting. Het Hof concludeerde dat de door de inspecteur vastgestelde schade en de daaruit voortvloeiende naheffingsaanslag correct waren, en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er meer schade in aanmerking moest worden genomen dan door de inspecteur was vastgesteld.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de belastingrente correct was in rekening gebracht. De belanghebbende had geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de belastingrente. De beslissing van het Hof werd op 8 mei 2024 in het openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.