ECLI:NL:GHDHA:2024:779

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
2200259223
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belaging en bedreigingen met strafmaat en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 augustus 2023. De verdachte is veroordeeld voor belaging (artikel 285b Sr) en meerdere bedreigingen (artikel 285 Sr). Het Openbaar Ministerie werd niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van één van de aangeefsters, omdat er geen klacht was ingediend over de belaging. Het hof oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, ondanks dat zij herhaaldelijk had aangegeven geen contact te willen. De verdachte heeft een autismespectrumstoornis, wat heeft geleid tot verminderde toerekenbaarheid. De straf bestaat uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, een taakstraf van 160 uur en een contactverbod met de aangeefsters. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte schadevergoeding moet betalen voor zowel materiële als immateriële schade. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straffen en maatregelen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002592-23
Parketnummer: 09-144076-22
Datum uitspraak: 30 april 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 augustus 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uur, te vervangen door 80 dagen hechtenis, en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Deze maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard. Verder is een beslissing genomen over de vorderingen van de benadeelde partijen en over de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tot slot is het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van wat aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en dus ook gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op wat is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij in de periode van 3 november 2019 tot 23 mei 2022 te Alphen aan den Rijn en/of Den Haag, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1], door
- veelvuldig te bellen en/of
- veelvuldig berichten via social media te sturen en/of
- vriend(inn)en van [slachtoffer 1] te benaderen en/of
- de moeder van [slachtoffer 1] te benaderen via social media en/of
- bij het werk van die [slachtoffer 1] langs te gaan
met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 april 2022 tot en met 5 mei 2022 te Den Haag en/of Alphen aan den Rijn en/of Koudekerk aan den Rijn en/of Waddinxveen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] berichten te sturen met daarin de teksten
- " Opletten en achterom kijken, kankerwijf" en/of
- "[ naam slachtoffer 1], als ik jou straks tegenkom, ga ik je serieus dood maken!! Een kankerwijf als jij verdient het niet te bestaan op deze wereld. Ik ga jou met een mes doodsteken en nog 10 (harde) trappen geven tegen je verrotten kanker kop!! Blijf dus achterom kijken. Binnenkort is het met jou gedaan en doe je nooit meer een oogje open en zal niemand meer wat horen kloppen in jouw lichaam" en/of
- " Als ik je zie, dan blaas jij je laatste adem uit", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Den Haag en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door die [slachtoffer 2] berichten te sturen met daarin de teksten:
- " Als je het account van mijn vriend [verdachte] nu niet deblokkeert op Instagram, kom ik bij jouw huis langs in Güéjar Sierra gaat je het volgende overkomen:
1.) Eerst trap ik jou keihard de grond in en breek ik jouw benen tot je niet meer kunt lopen.
2.) Vervolgens knip ik je verrotte kanker vingers en tenen eraf.
3.) Daarna steek ik een mes in je vagina en snij ik je kanker clitoris eraf.
4.) Als klap op de vuurpijl sla ik met een hamer meerdere keren keihard je verrotte kanker kop in stukken, totdat je niet meer leeft. Mocht dat niet genoeg zijn, schiet ik met een vuurwapen een paar kogels dwars door je kanker kop en hart heen tot dat deze niet meer kloppen, je leeg bloed en het licht definitief bij jouw uitvalt. Iemand als jij verdient het niet om te leven en hoort een pijnlijke dood te krijgen!! Ik weet jou te vinden en ik weet waar jij woont!" en/of
- " Denk dus niet dat je je kan verstoppen of onderduiken voor mij. Jij gaat er echt aan en een pijnlijke dood krijgen als ik je straks tegenkom bij je huis in Güéjar Sierra. Blijf daarom goed achterom kijken en binnenkort is het dan gedaan met je", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
5.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2021 tot en met 10 juni 2022 te Den
Haag en/of Tynaarlo en/of Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3], door
- ( meermalen) naar de woning van die [slachtoffer 3] te gaan en/of
- ( meermalen) die [slachtoffer 3] in persoon te benaderen en/of
- ongevraagd (een) foto(‘s) en/of filmpje(s) te maken van die [slachtoffer 3] en/of haar
woonomgeving en/of
- veelvuldig berichten te sturen naar social media accounts van die [slachtoffer 3] en/of
haar vrienden/bekenden,
met het oogmerk die [slachtoffer 3] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uur, te vervangen door 80 dagen hechtenis, en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr zal worden opgelegd voor de duur van 5 jaren, inhoudende – kort gezegd - een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich niet geheel verenigt met de bewezenverklaring en de motivering daarvan.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging ten aanzien van feit 5
Belaging, zoals opgenomen in artikel 285b Sr, is een zogenoemd klachtdelict. Dit betekent dat ingevolge artikel 66 Sr de tot klacht gerechtigde persoon binnen drie maanden na de dag waarop die persoon heeft kennisgenomen van het misdrijf door middel van het indienen van een klacht uitdrukkelijk moet hebben verzocht strafvervolging in te stellen, bij gebreke waarvan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging.
Gelet hierop zal het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het oordeel van de rechtbank - het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging voor wat betreft het onder 5 ten laste gelegde feit, nu aangeefster geen klacht heeft ingediend en het hof niet kan vaststellen dat zij wel de uitdrukkelijke wens heeft geuit dat het openbaar ministerie vervolging instelt tegen de verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van
1 december 2021tot
en met 5 mei 2022te Alphen aan den Rijn en/of Den Haag, althansin Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1], door
- veelvuldig te bellen en
/of
- veelvuldig berichten
via social mediate sturen
en/of
- vriend(inn)en van [slachtoffer 1] te benaderen en/of
- de moeder van [slachtoffer 1] te benaderen via social media en/of
- bij het werk van die [slachtoffer 1] langs te gaan
met het oogmerk die [slachtoffer 11], te dwingen iets te doen,
niet te doen,te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op tijdstippen in
of omstreeksde periode van 25 april 2022 tot en met 5 mei 2022
te Den Haag en/of Alphen aan den Rijn en/of Koudekerk aan den Rijn en/of Waddinxveen, althansin Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1]
eenbericht
ente sturen met daarin de tekst
en
-
"Opletten en achterom kijken, kankerwijf" en/of
- "[ naam slachtoffer 1], als ik jou straks tegenkom, ga ik je serieus dood maken!! Een kankerwijf als jij verdient het niet te bestaan op deze wereld. Ik ga jou met een mes doodsteken en nog 10 (harde) trappen geven tegen je verrotten kanker kop!! Blijf dus achterom kijken. Binnenkort is het met jou gedaan en doe je nooit meer een oogje open en zal niemand meer wat horen kloppen in jouw lichaam"
en/of
- "Als ik je zie, dan blaas jij je laatste adem uit", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op
of omstreeks22 mei 2022
te Den Haag en/of Alphen aan den Rijn, althansin Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling en
/ofmet verkrachting, door die [slachtoffer 2] berichten te sturen met daarin de teksten:
- " Als je het account van mijn vriend [verdachte] nu niet deblokkeert op Instagram, kom ik bij jouw huis langs in Güéjar Sierra gaat je het volgende overkomen:
1.) Eerst trap ik jou keihard de grond in en breek ik jouw benen tot je niet meer kunt lopen.
2.) Vervolgens knip ik je verrotte kanker vingers en tenen eraf.
3.) Daarna steek ik een mes in je vagina en snij ik je kanker clitoris eraf.
4.) Als klap op de vuurpijl sla ik met een hamer meerdere keren keihard je verrotte kanker kop in stukken, totdat je niet meer leeft. Mocht dat niet genoeg zijn, schiet ik met een vuurwapen een paar kogels dwars door je kanker kop en hart heen tot dat deze niet meer kloppen, je leeg bloed en het licht definitief bij jouw uitvalt. Iemand als jij verdient het niet om te leven en hoort een pijnlijke dood te krijgen!! Ik weet jou te vinden en ik weet waar jij woont!" en
/of
- " Denk dus niet dat je je kan verstoppen of onderduiken voor mij. Jij gaat er echt aan en een pijnlijke dood krijgen als ik je straks tegenkom bij je huis in Güéjar Sierra. Blijf daarom goed achterom kijken en binnenkort is het dan gedaan met je"
, althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359 lid 3, tweede volzin, Sv met een opgave daarvan, zal dat plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging feit 1
De raadsman van de verdachte heeft zich op de terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door hem overlegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 1 tenlastegelegde belaging. Daartoe heeft de raadsman – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte geen sprake is van een
stelselmatigeinbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster waardoor belaging niet bewezen kan worden verklaard.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een
stelselmatigeinbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 285b lid 1 Sr (belaging) niet alleen van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, maar ook de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394).
Op grond van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat de verdachte in de periode van 1 december 2021 tot en met 5 mei 2022 regelmatig contact heeft gezocht met aangeefster. Het contact zoeken bestond uit veelvuldig bellen met verschillende – ook anonieme – (vaste en mobiele) telefoonnummers, tot wel zestien keer per dag. Daarbij heeft de verdachte veelvuldig de voicemail van aangeefster ingesproken. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd contact op te nemen met aangeefster via Whatsapp en via zijn social media-kanalen, waaronder Facebook en Instagram. Dit gebeurde zowel via zijn eigen account, als via zogenaamde
fake accounts. Hij stuurde (voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode) berichten naar vrienden van aangeefster met de vraag of zij
screenvideo’svan aangeefsters Instagrampagina aan hem wilde sturen, waarna de verdachte aangeefster liet weten haar wel te kunnen zien op Instagram. De berichten die de verdachte stuurde waren daarbij van dreigende en/of intimiderende aard. Aangeefster heeft op meerdere manieren en op verschillende momenten – ook via anderen – aan de verdachte kenbaar gemaakt dat zij niet gediend was van contact met de verdachte, maar dit heeft hem er niet van weerhouden om steeds weer opnieuw contact met haar te zoeken. Als aangeefster de verdachte blokkeerde, dan zocht de verdachte daar een weg omheen.
Aangeefster heeft de gedragingen van de verdachte en de gevolgen van deze gedragingen op haar persoonlijke leven en haar persoonlijke vrijheid daadwerkelijk als zeer ingrijpend ervaren. Zo heeft zij verklaard dat ze niet weet waartoe de verdachte in staat is, dat zij erg bang is en constant op scherp staat. Ze durfde niet meer alleen over straat, niet meer alleen boodschappen te doen of naar haar sportclub te gaan. Aangeefster kon haar werkzaamheden niet meer volledig uitvoeren en moest worden begeleid bij het komen en gaan van en naar haar werk. Zij had het gevoel nergens meer veilig te zijn, ook thuis niet. Volgens haar aangifte heeft aangeefster ten gevolge van het handelen van de verdachte naast psychische klachten, ook lichamelijke klachten opgelopen.
Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij aangeefster uiteindelijk uit frustratie de onder 2 bewezenverklaarde bedreiging heeft gestuurd waardoor – gelet op de aangifte – aangeefsters angsten over het (stalkings)gedrag van de verdachte nader werden bevestigd.
Mede gelet op de hardnekkigheid waarmee de verdachte contact met aangeefster is blijven zoeken, terwijl hij wist dat zij dat niet wilde, is het hof van oordeel dat in de bewezenverklaarde periode – naar objectieve maatstaven bezien – sprake is geweest van een
stelselmatigeinbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Aangeefster heeft verdachtes gedragingen ook daadwerkelijk als ingrijpend ervaren en dit heeft destijds en nog lange tijd daarna forse invloed gehad op haar persoonlijk leven en persoonlijke vrijheid.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde, te weten belaging.
Voor de volledigheid merkt het hof nog op dat het hof de verdachte vrijspreekt van de onder 2 ten laste gelegde uitlating “Opletten en achterom kijken, kankerwijf" omdat het hof daarin – net als de raadsman - niet zonder meer een strafbare bedreiging ziet. Naar het oordeel van het hof staat wel vast dat de verdachte dat bericht aan aangeefster heeft verstuurd, zodat ook dat bericht bijdraagt aan het bewijs voor de onder 1 bewezenverklaarde belaging van aangeefster.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

belaging.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert – in eendaadse samenloop met feit 1 - op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan belaging en twee bedreigingen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het veiligheidsgevoel van beide slachtoffers. Uit de aangiftes van de slachtoffers blijkt dat zij het gedrag van de verdachte als zeer bedreigend en beangstigend hebben ervaren en blijkens de slachtofferverklaringen hebben de gedragingen van de verdachte nog altijd een enorme impact op hun leven.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met het feit dat de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep zijn spijt heeft betuigd en duidelijk heeft gemaakt dat hij de ernst van zijn daden en de mogelijke gevolgen daarvan inziet. Hij heeft aan beide slachtoffers een excuusbrief gestuurd. Hoewel één van de slachtoffers deze brief niet als een (gemeend) excuus heeft opgevat, twijfelt het hof niet aan de intentie van de verdachte op dit punt. Dat neemt niet weg dat het hof niet uitsluit dat de verdachte nog steeds niet ten volle is doordrongen van het kwalijke van zijn handelen en de gevolgen die dergelijk handelen kan hebben en in dit geval ook heeft gehad.
Verder heeft het hof kennisgenomen van de ten behoeve van de verdachte opgestelde adviezen en rapportages. De volgende overwegingen en conclusies zijn in het bijzonder van belang.
Uit de Pro-Justitia rapportage van 1 oktober 2022 volgt dat de verdachte een autismespectrumstoornis heeft. Hij heeft moeite met het leggen van sociale contacten, gaat geen vriendschappen of relaties aan en focust zich in zijn handelen vaak op één ding, zoals in onderhavige zaak op het op social media volgen van bepaalde personen. Verder wordt geconcludeerd dat de emotieregulatie van de verdachte is verstoord en dat hij in coping tekortschiet bij oplopende spanningen. Een gevoel van onrecht of afwijzing en buitensluiting kan bij de verdachte dan ook boosheid oproepen. Blijkens de rapportage kan de verdachte zich ook moeilijk verplaatsen in de gedachten en gevoelens van anderen. Volgens het rapport was de autismespectrumstoornis van de verdachte aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en heeft dat de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Daarom wordt geadviseerd om de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het hof neemt bovenstaande conclusie over en zal de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Verder heeft het hof kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 16 december 2022 en het voortgangsverslag van 10 juli 2023. Hieruit volgt dat de verdachte heeft meegewerkt aan het toezicht en dat hij zijn behandeling bij De Waag positief heeft afgerond. De verdachte heeft zich gelet op de rapporten ook gehouden aan de contactverboden met de slachtoffers. Op de terechtzitting in hoger beroep is verder naar voren gekomen dat de verdachte momenteel een fulltime baan heeft binnen de ICT-sector en dat hij op de wachtlijst staat voor begeleid wonen.
Het hof is – alles afwegende en met de advocaat-generaal en de rechtbank – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een verbeurdverklaring van de door de verdachte gebruikte computers een passende en geboden reactie vormen. Het hof ziet – in tegenstelling tot de verdediging – geen aanleiding om in strafmatigende zin rekening te houden met de media-aandacht die onderhavige zaak heeft gehad en zal hieraan daarom geen gevolg verbinden, reeds omdat van daadwerkelijk zwaarwegende gevolgen voor de verdachte niet is gebleken. In dat verband merkt het hof op dat de werkgever van de verdachte – volgens hem - nog steeds niet op de hoogte is van deze strafzaak.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte gedurende een langere periode een stok achter de deur nodig heeft om hem ervan te doordringen dat hij niet weer de fout in moet gaan. Daarom wordt de proeftijd bij het voorwaardelijke strafdeel op drie jaren gesteld. In de door de verdachte sinds zijn aanhouding gezette stappen, waaronder de behandeling bij De Waag, ziet het hof aanleiding om geen bijzondere voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel.
Tot slot acht het hof het passend en geboden om, ter voorkoming van strafbare feiten, een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid in de vorm van een contactverbod als bedoeld in artikel 38v Sr aan de verdachte op te leggen voor de duur van vijf jaren. Het hof beoogt hiermee te voorkomen dat de verdachte nog op enigerlei wijze contact heeft met de slachtoffers.
De verdachte is beide aangeefsters blijven lastigvallen ondanks dat zij duidelijk te kennen hadden gegeven daar niet van gediend te zijn. In de genoemde Pro Justitia-rapportage wordt geconcludeerd dat het risico op terugval in stalkinggedrag als gemiddeld wordt ingeschat.
Omdat er gelet op het voorgaande naar het oordeel van het hof ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens aangeefsters zal het hof bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit arrest onderworpen is geweest aan de door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel zal bij de uitvoering van de thans op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel in mindering worden gebracht.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 2.612,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.362,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 112,25 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij zich ten gevolge van het bewezenverklaarde handelen dermate onveilig voelde dat zij zich (kort na de onder 2 bewezenverklaarde bedreiging) genoodzaakt zag veiligheidsmaatregelen te treffen. De in dat verband opgevoerde kosten komen dan ook voor vergoeding in aanmerking. De vordering van de benadeelde partij zal daarom in zoverre worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat daarnaast aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade eveneens het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de onderhavige normschendingen en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, de daardoor op de persoonlijke levenssfeer gemaakte inbreuk en de gevolgen die dit blijkens de onderbouwing van de vordering voor de benadeelde partij heeft gehad, sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde gevoelens van angst en onveiligheid heeft ontwikkeld, maar ook fysieke klachten. Zij durfde niet meer (alleen) naar buiten en was altijd alert. Ze sliep slecht en was somber, wantrouwend, boos en verdrietig. Blijkens de begin april 2024 opgestelde slachtofferverklaring duurt een groot deel van die klachten nog steeds voort. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 1.250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor wat de betreft de hoogte van de schade heeft het hof alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, alsmede hetgeen ter onderbouwing van de vordering en de leeftijd van het slachtoffer in acht genomen. Voorts heeft het hof gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.362,25 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het [slachtoffer 1], eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 2.423,28.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.873,28, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 873,28 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde. Gelet op de onderbouwing van de vordering is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de gestelde kosten zijn gemaakt en dat deze kunnen worden herleid tot de bewezenverklaarde zeer ernstige bedreiging, in die zin dat die bedreiging aanleiding is geweest zich (opnieuw) onder behandeling te stellen. Daarbij heeft het hof ook de toelichting van de psychologenpraktijk in aanmerking genomen. De vordering van de benadeelde partij zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor wat de betreft de hoogte van de schade heeft het hof alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, alsmede hetgeen ter onderbouwing van de vordering en de leeftijd van het slachtoffer in acht genomen. Voorts heeft het hof gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Het hof is van oordeel dat daarnaast aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade eveneens het rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezenverklaarde. Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de onderhavige normschending en de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden, in het bijzonder gelet op het gegeven dat de verdachte liet blijken het woonadres van de benadeelde partij in Spanje te hebben achterhaald en de daardoor blijkens de onderbouwing van de vordering veroorzaakte angst-gerelateerde klachten, sprake is van aantasting in haar persoon. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde slecht slaapt, schrikt van elk geluid en vaak last heeft van nachtmerries in de vorm van herbelevingen. Tijdens deze herbelevingen ziet benadeelde de berichten en de foto van haar huis in Spanje voor zich die verdachte naar haar stuurde. Ze is constant angstig en alert en heeft naar aanleiding van de ontstane klachten hulp gezocht bij een psycholoog. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 800,00, te weten het ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige ziet de vordering van de benadeelde partij op een feit waarvan de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.673,28 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het [slachtoffer 2], eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen, en nog niet teruggegeven voorwerpen, beslist het hof als volgt.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan of voorbereid, wat volgt uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 158 tot en met pagina 161 en het proces-verbaal van bevindingen op pagina 256 en 257 van het dossier. Zo heeft de verdachte met zijn Apple IMac gezocht naar voorbeelden van doodsbedreigingen en is daarop ook onder meer een e-mail gericht aan het slachtoffer van feit 1 aangetroffen. Verder is op de HP notebook de bewezenverklaarde doodsbedreiging aan [slachtoffer 2] aangetroffen.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 55, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de officier van justitie ter zake van het onder 5 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met: [slachtoffer 1], [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] te [geboorteplaats slachtoffer 2].Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Computer (omschrijving PL1500-2022129351-2781567, zwart, merk: HP 15-Bs591nd);
- Computer (omschrijving PL1500-2022129351-2781568, grijs, merk: Apple A1225).
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.362,25 (duizend driehonderdtweeënzestig euro en vijfentwintig cent) bestaande uit € 112,25 (honderdtwaalf euro en vijfentwintig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.362,25 (duizend driehonderdtweeënzestig euro en vijfentwintig cent) bestaande uit € 112,25 (honderdtwaalf euro en vijfentwintig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen.Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
5 mei 2022.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.673,28 (duizend zeshonderddrieënzeventig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 873,28 (achthonderddrieënzeventig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.673,28 (duizend zeshonderddrieënzeventig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 873,28 (achthonderddrieënzeventig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen.Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
22 mei 2022.
Beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van het arrest onderworpen is geweest aan de door de rechtbank opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel bij de uitvoering van de door het hof opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer,
mr. M.S. Lamboo en mr. E.R.F. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr J. Toorens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 april 2024.