[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder feit 1, tweede cumulatief, tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder feit 1, eerste alternatief-cumulatief, tenlastegelegde en het onder 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Deze voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep
Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld en dat hoger beroep is daarom mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het als feit 1, tweede alternatief-cumulatief, tenlastegelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 mei 2019 tot en met 06 januari 2020 te 's-Gravenhage door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1], die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
- misbruik gemaakt van het leeftijdsverschil met [slachtoffer 1] en/of
- van de omstandigheid dat [slachtoffer 1] in een jeugdinrichting verbleef en/of
- via social media contact gezocht en/of gehad met [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] gezegd dat zij bij hem kon komen chillen en/of
- dat hij haar geld zou geven om te komen chillen en/of
- die [slachtoffer 1] in zijn woning ontvangen en/of
- ( een) geldbedrag(en) en/of goederen gegeven en/of in het vooruitzicht gesteld en - kenbaar gemaakt dat hij meer geld zou geven als [slachtoffer 1] seks met hem zou hebben en/of
- lachgas en/of alcohol en/of MDMA, althans een verdovend middel verstrekt en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] onder invloed was van lachgas en/of alcohol en/of MDMA, althans een verdovend middel) getongzoend met die [slachtoffer 1] en/of seks met die [slachtoffer 1] gehad door zijn penis in haar vagina te brengen;
2.
hij op of omstreeks 09 december 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft mishandeld door een (halfvol) blikje tegen haar hoofd te gooien en/of met een vuist in het gezicht te slaan;
3.
hij op of omstreeks 09 december 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of te zeggen 'ik ga je steken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake het als feit 1 tenlastegelegde en ter zake het als feit 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in vonnis waarvan beroep. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich niet verenigt met de bewezenverklaring, de bewijsoverwegingen en ook niet geheel met de strafoplegging.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet buiten redelijke twijfel vastgesteld kan worden dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft mishandeld door een blikje tegen haar hoofd te gooien en/of door met een vuist in haar gezicht te slaan.
Het hof is van oordeel dat in het dossier onvoldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van aangeefster om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het onder 2 tenlastegelegde.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat, hoewel aangeefster bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat de verdachte een blikje energiedrank naar haar hoofd heeft gegooid en dat hij haar met een vuistslag op haar gezicht heeft geslagen, dit echter niet is bevestigd door de [getuige 2] (ook wel [bijnaam getuige 2] genoemd), die zich ten tijde van de gestelde mishandeling in dezelfde ruimte als aangeefster bevond. Zij heeft in haar verhoor bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij niet heeft gezien dat de verdachte een blikje naar aangeefster heeft gegooid en ook niet dat de verdachte aangeefster zou hebben geslagen. Uit het dossier volgt verder dat aangeefster geen zichtbaar letsel heeft opgelopen ten gevolge van de vermeende mishandeling. Het in het dossier opgenomen chatgesprek tussen de verdachte en [getuige 2] van 9 december 2019 kan naar het oordeel van het hof evenmin tot steunbewijs dienen, nu zij bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard geen geweldshandelingen te hebben gezien en het gesprek bovendien te weinig concreet is om wezenlijk steun te kunnen bieden aan de belastende verklaring van aangeefster.
Naar het oordeel van het hof is op grond van het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 2 tenlastegelegde, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op een of meer tijdstippenin de periode van 01 mei 2019 tot en met 06 januari 2020 te 's-Gravenhage door giften en
/ofbeloften van geld en/of goed
enmisbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
en/of misleiding, [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1], die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen
te plegen en/ofvan hem, verdachte, te dulden, immers heeft hij, verdachte,
(meermalen)
- misbruik gemaakt van het leeftijdsverschil met [slachtoffer 1] en
/of
- van de omstandigheid dat [slachtoffer 1] in een jeugdinrichting verbleef en
/of
- via social media contact
gezocht en/ofgehad met [slachtoffer 1] en
/of
- die [slachtoffer 1] gezegd dat zij bij hem kon komen chillen en
/of
- dat hij haar geld zou geven om te komen chillen en
/of
- die [slachtoffer 1] in zijn woning ontvangen en
/of
- (een) geldbedrag(en) en/of goederen gegeven en/of in het vooruitzicht gesteld en
-
kenbaar gemaakt dat hij meer geld zou geven als [slachtoffer 1] seks met hem zou hebben en/of
- lachgas en
/ofalcohol en
/ofMDMA
, althans een verdovend middelverstrekt en
/of
-
(terwijl die [slachtoffer 1] onder invloed was van lachgas en
/ofalcohol en
/ofMDMA
, althans een verdovend middel) getongzoend met die [slachtoffer 1] en/ofseks met die [slachtoffer 1] gehad door zijn penis in haar vagina te brengen;
3.
hij op
of omstreeks09 december 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes aan die [slachtoffer 2] te tonen en
/ofte zeggen 'ik ga je steken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359 lid 3, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging feit 1
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en dat deze bovendien onvoldoende worden ondersteund door ander bewijs.
Het hof gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Onderzoek Dodo is gestart na meldingen bij de politie dat de verdachte onder de naam ‘[bijnaam verdachte]’ op social media jonge (zeer) kwetsbare meisjes actief zou benaderen om naar hem toe te komen voor seksuele diensten in ruil voor geld. Naar aanleiding van deze meldingen zijn verschillende van deze meisjes gehoord over hun contacten met de verdachte. Op 12 maart 2020 is [getuige 1] gehoord. Zij heeft verklaard dat zij seks heeft gehad met de verdachte in ruil voor geld. Zij had op dat moment reeds de leeftijd van achttien jaren bereikt. [Getuige 1] heeft ook verklaard dat de verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer 1], die op dat moment zeventien jaar oud was en dus minderjarig. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft onder meer verklaard dat ze een keer met [getuige 1] bij de verdachte thuis is geweest, dat ze toen veel alcohol heeft genuttigd, voor het eerst MDMA had genomen en vervolgens in de woning van de verdachte seks heeft gehad met zowel [getuige 1] als met de verdachte. De volgende dag heeft [slachtoffer 1] geld van de verdachte gekregen. Op 22 oktober 2021 is [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris gehoord. In aanvulling op haar eerder bij de politie afgelegde verklaring verklaart zij dat ze op haar rug lag en dat de verdachte haar benen naar de rand van het bed trok. Desgevraagd bevestigt zij dat de verdachte haar benen heeft opgetild en dat ze seks hebben gehad.
Betrouwbaarheid verklaringen
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn.
In dat verband overweegt het hof dat [slachtoffer 1] consistent heeft verklaard over de seksuele handelingen die met de verdachte hebben plaatsgevonden en de daarop volgende beloning. Ten aanzien van eventuele verschillen tussen de door haar afgelegde verklaringen overweegt het hof dat die verschillen zien op feitelijkheden en/of omstandigheden die geen betrekking hebben op de kern van de verdenking, noch van dien aard zijn dat afbreuk wordt gedaan aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Dat [slachtoffer 1] samen met [getuige 1] bij de verdachte heeft geslapen wordt ook niet ontkend door de verdachte en het feit dat er sprake is geweest van seksueel contact tussen [slachtoffer 1] en de verdachte vindt daarbij steun in de verklaringen van [getuige 1]. Dat het contact met de verdachte grotendeels een seksuele strekking had leidt het hof ook af uit de zich in het dossier bevindende chatgesprekken waaruit blijkt dat “chillen” door de verdachte in een seksuele context wordt geplaatst.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn en daarom voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De verklaringen zijn voldoende gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent. Daarbij vinden verschillende specifieke onderdelen van de verklaringen van [slachtoffer 1] steun in andere bewijsmiddelen en dat het hof in het verhandelde ter terechtzitting geen enkele indicatie ziet voor de suggestie dat [slachtoffer 1] (en [getuige 1]) om welke reden dan ook niet naar waarheid hebben verklaard.
Is er sprake geweest van verleiding (artikel 248a Sr)?
Vervolgens ziet het hof zich voor de vraag gesteld of er sprake is van verleiding in de zin van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Bij verleiding gaat het om het opzettelijk bewegen van een minderjarige tot het plegen of dulden van seksuele handelingen door giften, beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding.
Vaststaat dat [slachtoffer 1] ten tijde van de seksuele handelingen met de verdachte de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt. Met de inwerkingtreding van de Wet Computercriminaliteit III is in artikel 248a Sr het bestanddeel dat de verdachte de leeftijd van de ander kent of redelijkerwijs moest vermoeden geschrapt. Dat betekent dat in onderhavige zaak sprake is van een geobjectiveerd bestanddeel voor wat betreft de leeftijd van [slachtoffer 1]. Anders dan waar de verdediging en de rechtbank van uit zijn gegaan hoeft de wetenschap, noch het redelijkerwijs aanwezige vermoeden van de verdachte daaromtrent bewezen te worden.
Het hof moet vervolgens beoordelen of bewezen kan worden dat de verdachte door giften, beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding [slachtoffer 1] opzettelijk heeft bewogen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
Het hof stelt voorop dat het bestanddeel ‘bewegen tot’ in de zin van artikel 248a Sr door de Hoge Raad als volgt wordt uitgelegd (ECLI:NL:HR:2018:1013): “Van het in deze bepaling door het bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed, misbruik uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.”
Naar het oordeel van het hof is voldaan aan het bestanddeel ‘bewegen tot’, nu is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] mede onder invloed van giften, beloften van geld of goed en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht is overgegaan tot het hebben van seks met de verdachte. Uit het dossier volgt dat de verdachte op social media adverteerde met teksten waaruit volgt dat hij meiden geld geeft om met hem te “chillen”. De verdachte postte regelmatig foto’s van geld, drank en heliumflessen met teksten als: ‘Kies uit welk kadootje je wil en kom het hallen’ en ‘Wie komt deze weekend chillen?? 500 euro zakgeld’. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] volgt dat zij door de advertenties van de verdachte naar de woning van de verdachte is gegaan en dat zij vervolgens drank en drugs heeft gekregen van de verdachte en dat zij op voorhand wist dat zij meer geld zou krijgen als zij seks met de verdachte zou hebben.
Naast giften en beloften in de vorm van geld, drank, drugs en lachgas was er sprake van een ongelijke verhouding tussen de verdachte en [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] was ten tijde van het feit zeventien jaar oud en de verdachte was zevenenveertig jaar. Naast dit aanzienlijk leeftijdsverschil en daarmee ook het verschil in ontwikkelingsniveau en levenservaring verkeerde [slachtoffer 1] in een kwetsbare positie gezien haar problematische thuissituatie en haar verblijf in een jeugdinstelling. De verdachte wist dat [slachtoffer 1] in een jeugdinstelling verbleef en ook dat zij een moeizame relatie met haar ouders had en mede daarom in een kwetsbare positie verkeerde.
Uit deze ongelijke verhouding tussen de verdachte en [slachtoffer 1] is een overwicht aan de zijde van de verdachte voortgevloeid. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat verdachte zich ook van dit uit de feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht bewust is geweest. Gelet op zijn eigen verklaringen voelde hij zich verantwoordelijk over [slachtoffer 1], sprak hij met haar over haar problemen thuis en gaf hij haar advies.
Tegen de achtergrond van deze ongelijke verhouding en onder invloed van giften en beloften van geld is de verdachte overgegaan tot het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1]. Naar het oordeel van het hof is dat redelijkerwijs niet anders te begrijpen dan dat de verdachte de keuzevrijheid van [slachtoffer 1] heeft beïnvloed en beperkt. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij onder normale omstandigheden ook geen seks met de verdachte zou hebben gehad.
De verklaring van de verdachte dat zijn berichten op social media alleen zagen op het benaderen en werven van katvangers voor zijn witwaspraktijken acht het hof niet aannemelijk. De op de telefoon van de verdachte aangetroffen berichten en foto’s ondersteunen dat er voor het “chillen” in zijn woning geld in het vooruitzicht werd gesteld en dat hij daarvoor alcohol en lachgas ter beschikking stelde. Uit de verklaringen van [getuige 1] en [slachtoffer 1] volgt dat zij geld van de verdachte kregen als zij met hem naar bed gingen. Bovendien heeft de verdachte zelf in een chatgesprek aangegeven dat hij met “chillen” iets seksueels bedoelt. Dat de advertenties van de verdachte het doel hadden katvangers te vinden volgt nergens uit. Het hof merkt voorts nog op dat er geen begin van aannemelijkheid is voor de stelling van de verdachte dat [slachtoffer 1] hem heeft benaderd om bij hem thuis schoon te maken of dat [slachtoffer 1] van de verdachte geld ontving voor schoonmaakklusjes.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan.
De ten aanzien van dit feit gevoerde verweren worden dan ook verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
door giften en beloften van geld en/of goed en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, een persoon, die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan verleiding van een minderjarig slachtoffer. De verdachte heeft via social media contact gemaakt met het slachtoffer met de intentie haar opzettelijk tot seksuele handelingen te bewegen in ruil voor geld en cadeaus. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer en het feitelijke overwicht dat hij alleen al door het aanzienlijke leeftijdsverschil op haar had. Het slachtoffer verkeerde in die periode in een kwetsbare positie door de problemen in haar thuissituatie en haar verblijf in een jeugdinstelling en de verdachte heeft haar, door voor te doen haar te helpen en te steunen in deze moeilijke periode, afhankelijk van hem gemaakt.
Met zijn handelen heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer en waarschijnlijk ook op de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer. Het hof neemt daarbij in overweging dat het misbruik heeft plaatsgevonden in een fase in het leven van het slachtoffer waarin sprake is van ontluikende seksualiteit, waarin de seksuele beleving en ervaring zich stapsgewijs zouden moeten kunnen ontwikkelen met een gelijkwaardige partner. Het slachtoffer heeft tijdens het gesprek met de politie verklaard dat zij niet wil terugdenken aan de seks met verdachte en misselijk wordt als zij dat wel doet. Het hof rekent dit alles de verdachte aan.
Verder heeft de verdachte zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging. Dit handelen versterkt de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder in 2017 voor eenzelfde soort feit. Deze eerdere veroordeling heeft de verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw (en tijdens de proeftijd) schuldig te maken aan verleiding van een minderjarige en heeft hem kennelijk niet het laakbare van zijn handelen doen inzien. Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte ook in de loop van deze strafprocedure geen blijk heeft gegeven van inzicht in (het kwalijke van) zijn handelen, hetgeen het hof zorgen baart.
Verder heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies van 13 januari 2021, waarin de reclassering adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, een verbod op kansspelen en het vermijden van contact met minderjarigen.
Deskundige [naam deskundige], reclasseringswerker, heeft op de terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat de verdachte in het kader van een eerdere veroordeling onder behandeling is gesteld bij De Waag. Deze behandeling heeft de verdachte positief afgerond. Voorts heeft deskundige [naam deskundige] aangegeven dat zij geen aanleiding ziet om opnieuw een behandelverplichting te adviseren, mede gelet op de ontkennende houding van de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde en het ontbreken van een specifieke hulpvraag. Tot slot heeft zij aangegeven dat de voorwaarde die betrekking heeft op het zich onthouden van het op digitale wijze – met een seksuele intentie – communiceren met minderjarigen en het onthouden van het aanwezig hebben of gebruiken van wisprogramma’s mede gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad lastig uitvoerbaar is.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de eerdere veroordeling wegens een (met feit 1) vergelijkbaar delict kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur. De straf is hoger dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat het hof in het bijzonder veel gewicht toekent aan de kwetsbaarheid van het jonge slachtoffer en de eerdere veroordeling van de verdachte wegens eenzelfde verwijt. Het hof vindt de door de rechtbank opgelegde straf daarom (nog steeds) passend en geboden. De recente veroordeling wegens witwassen maakt dat niet anders. Het hof houdt daarbij rekening met de toepasselijkheid van artikel 63 Sr. In hetgeen de verdediging verder heeft aangevoerd ten aanzien van de op te leggen straf ziet het hof evenmin aanleiding om tot een andere of lagere straf te komen. Daarbij merkt het hof ten overvloede nog op dat indien beide zaken gevoegd zouden zijn behandeld en een gevangenisstraf van (bij elkaar opgeteld) 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk zou zijn opgelegd, de verdachte (eveneens) niet in aanmerking zou zijn gekomen voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het voorwaardelijk deel van de straf strekt ertoe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Het hof zal, gelet op voornoemd advies en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep, aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf na te melden bijzondere voorwaarden verbinden. Onder meer gelet op het tijdsverloop zal het hof aan de voorwaarden een kortere proeftijd verbinden dan in eerste aanleg is bepaald.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 248a en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.