Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/547300 /HA ZA 18-141
Golden Tours B.V.,
1.[geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De verdere beoordeling van het hoger beroep
(i) Stuiting ten aanzien van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1]
De curator, mr. C. van Oosten, heeft zich in deze als benadeelde partij gesteld. Hetaangepasteformulier voor benadeelde partij inclusief bijlagen treft u bijgaand aan” [onderstreping hof], kan juist worden opgemaakt dat er al eerder een voegingsformulier door of namens de curator bij het Openbaar Ministerie was ingediend. Dat het formulier in 2017 nogmaals (in aangepaste/bijgewerkte vorm) aan het Openbaar Ministerie is verstuurd kan worden verklaard, zoals de curator heeft toegelicht, doordat de schadeberekening daarin is geactualiseerd. Dit blijkt ook uit een vergelijking tussen het formulier uit 2013 en het formulier van 18 oktober 2017, waarin (enkel) de schadeberekening verschilt doordat de lijst van voorlopig geverifieerde schulden in de tussentijd is bijgewerkt en de boedelkosten in de tussentijd zijn opgelopen. De door [geïntimeerden] overgelegde verklaring van mr. Wolters dat hij pas in 2017 op de hoogte is geraakt van de voeging door de curator draagt evenmin bij aan het te leveren tegenbewijs, omdat deze verklaring niet afdoet aan de (voorshands bewezen geachte) stelling dat de voeging al in 2013 is geschied. Bekendheid van de voeging bij (de advocaat van) [geïntimeerden] is bovendien niet vereist om stuitende werking te hebben. Dat een stempel met datum van ontvangst op het voegingsformulier uit 2013 ontbreekt, is – anders dan [geïntimeerden] betogen – tegenover de verklaring van de parketsecretaris (zoals uiteengezet in rov. 6.14 onder (i) van het tussenarrest) dat het voegingsformulier in 2013 is ontvangen blijkens de aantekening daarop van behandelaar […], eveneens onvoldoende om tot tegenbewijs te dienen.
(ii) Twaalfjaarstermijn
Panmo). Uit de wetsgeschiedenis volgt bovendien dat de bestuurder moet hebben gehandeld met de (objectieve) wetenschap dat de schuldeisers zullen worden benadeeld.
Golden Tours heeft tussen 15 juni 2009 en 8 juli 2009 (dus in een periode van minder dan vier weken) acht betalingen voor een totaalbedrag van € 837.385,23 aan Turuntur gedaan. Bij deze acht overmakingen is geen omschrijving of factuurnummer vermeld. [geïntimeerden] hebben op 9 juli 2009 een melding van financieel onvermogen aan de SGR gedaan en vervolgens het eigen faillissement van Golden Tours aangevraagd.
Op 1 respectievelijk 14 juni 2009 heeft Golden Tours met Turuntur een overeenkomst met betrekking tot de verkoop van vliegtuigstoelen en een agentuurovereenkomst met betrekking tot hotelaccommodaties en transfers gesloten. In de administratie van Golden Tours zijn 42 facturen van Turuntur aangetroffen. Deze facturen zijn gedateerd tussen 18 juni 2009 en 2 juli 2009 en hebben volgens hun omschrijvingen deels betrekking op hotelverblijf en transport en voor een ander deel op vliegtuigstoelen (3505 in totaal). Het ging volgens de omschrijvingen om reizen die zouden plaatsvinden tussen eind juni 2009 en eind oktober 2009. In totaal is er voor een bedrag van ongeveer € 1,4 miljoen door Turuntur aan Golden Tours gefactureerd (zie het overzicht bij de pleitnota van de curator). De acht overmakingen door Golden Tours sluiten qua bedrag niet aan bij een specifieke factuur van Turuntur.
Door het faillissement moesten 164 reizigers vanuit Turkije naar Nederland worden gerepatrieerd door tussenkomst van Stichting Garantiefonds Reizen omdat er geen terugreis was geboekt door Golden Tours B.V. Van 1700 andere mensen ging de vakantiereis niet door”.
Ik weet niet waar dat geld zit. Dat is aan Turuntur”.
incoming agentdie gelieerd was aan familie van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], in een periode van nog geen maand, bij [geïntimeerde 2] als (mede)bestuurder tot vragen aanleiding moeten geven. Niet gesteld of gebleken is dat [geïntimeerde 2] maatregelen heeft genomen om de onrechtmatige onttrekkingen te voorkomen dan wel de gevolgen daarvan af te wenden. Het disculpatieverweer van [geïntimeerde 2] wordt dan ook verworpen.
- € 7.747,50 proceskosten eerste aanleg: € 1.278 griffierecht en € 6.198 salaris advocaat (2 punten, tarief à € 3.099),
- € 14.942 proceskosten hoger beroep: € 1.727 griffierecht en € 13.215 salaris advocaat (2,5 punten, tarief VII à € 5.286)).
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna in het dictum vermeld.
Het hof zal deze vordering als op de wet gegrond (artikel 706 Rv) toewijzen, met dien verstande dat het hof voor het salaris advocaat aanknoopt bij het ten tijde van de beslagleggingen geldende liquidatietarief voor de rechtbanken op basis van tarief II (€ 452 (in 2017) en € 543 (in 2019)). Dit betekent dat de beslagkosten worden toegewezen tot een bedrag van € 5.886,50.
3.Beslissing
- veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk tot betaling aan de curator:
- veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief beslagkosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 28.576 alsmede € 178 aan nasalaris, te verhogen met € 92 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 92, na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.