ECLI:NL:GHDHA:2024:74

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.313.667/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering vervangende schadevergoeding voor verborgen gebreken bij aanneming van werk met schadebegroting door gewijzigde marktomstandigheden en hogere materiaalkosten

In deze zaak heeft [appellante] in 2017 haar woning laten renoveren door Global Bouw c.s. Er ontstond een geschil over de betaling voor het geleverde werk en de schadevergoeding voor gebreken aan het opgeleverde werk. De rechtbank oordeelde dat [appellante] nog € 18.669,94 moest betalen voor het geleverde werk, terwijl Global Bouw c.s. € 24.650 aan [appellante] verschuldigd was voor herstel van gebreken. Het hof bevestigde de betalingsverplichting van [appellante] maar verhoogde de schadevergoeding voor gebreken tot € 27.000, rekening houdend met de gestegen materiaalkosten en marktomstandigheden. Het hof oordeelde dat de overeenkomst geen vaste prijs bevatte, maar een vergoeding op basis van gewerkte uren. De vordering van Global Bouw c.s. tot betaling van openstaande facturen werd afgewezen, omdat [appellante] al meer had betaald dan het afgesproken bedrag. Het hof oordeelde dat Global Bouw c.s. aansprakelijk was voor de verborgen gebreken die niet bij oplevering konden worden ontdekt. De schadevergoeding werd vastgesteld op € 20.320,95, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij Global Bouw c.s. werd veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.313.667/01
Zaaknummers rechtbank : C/10/568708 / HA ZA 19-170 en C/10/572589 / HA ZA 19-371
Arrest van 23 januari 2024
in de zaak van
[appellante] ,voorheen genaamd
[naam],
wonend in [woonplaats] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A. Aïssal, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen

1.[verweerster 1] ,

wonend in Rotterdam,
2. de vennootschap onder firma
Global Bouw
gevestigd in Rotterdam,
verweersters in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J. de Wrede, kantoorhoudend in Amersfoort.
Het hof noemt partijen hierna [appellante] , [verweerster 1] en Global Bouw. Gedaagden worden samen Global Bouw c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellante] heeft in 2017 haar woning laten renoveren door Global Bouw c.s. Partijen hebben een geschil over de vraag hoeveel [appellante] nog moet betalen aan Global Bouw c.s. voor het geleverde werk en hoeveel schade Global Bouw c.s. aan [appellante] moet betalen voor herstel van gebreken aan het opgeleverde werk.
1.2
De rechtbank heeft beslist dat [appellante] nog een bedrag van € 18.669,94 moet betalen voor het geleverde werk. Het hof is het daarmee eens. Global Bouw c.s. en [appellante] hadden in hun overeenkomst geen vast bedrag afgesproken. Het is niet zo dat Global Bouw c.s. [appellante] eerder had moeten waarschuwen voor de hoogte van de kosten.
1.3
De rechtbank heeft geoordeeld dat Global Bouw c.s. € 24.650 aan [appellante] verschuldigd is als schadevergoeding voor het herstel van gebreken. Het hof begroot de schade voor herstel van gebreken op € 27.000. Met de schadevergoeding voor gederfd woongenot en onderzoekskosten erbij en na verrekening van het al betaalde voorschot van € 10.000,-- (waartoe Global Bouw c.s. is veroordeeld bij kort geding vonnis) op de schadevergoeding is Global Bouw c.s. € 20.320,95 en wettelijke rente aan [appellante] verschuldigd.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 16 juni 2022 waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2022;
  • de memorie van grieven, tevens akte verzoek achternaamswijziging, tevens vermeerdering van eis van [appellante] , met bijlagen;
  • de memorie van antwoord in het principaal appèl, tevens memorie van grieven in incidenteel appèl tevens wijziging van eis van Global Bouw c.s.;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appèl van [appellante] ;
  • het e-mailbericht van de griffier van 14 december 2023 aan de advocaat van [appellante] , waarin is verzocht uiterlijk op 19 december 2023 de bewijsstukken van een naamswijziging van [appellante] aan de griffie op te sturen;
  • het e-mailbericht van de advocaat van [appellante] van 8 januari 2024 met als bijlage een beschikking van de rechtbank Den Haag van 21 februari 2023 betreffende een verzoek tot voornaamswijziging en vaststellen geboortegegevens;
  • het e-mailbericht van de griffier van 9 januari 2024 aan de advocaat van Global Bouw c.s., waarin Global Bouw c.s. in de gelegenheid is gesteld uiterlijk op 12 januari 2024 te reageren op de bijlage bij het bericht van [appellante] van 8 januari 2024. Global Bouw c.s. heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.2
Op 9 november 2023 heeft op verzoek van [appellante] een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaat van [appellante] heeft daarbij slechts verwezen naar de standpunten in de processtukken. De advocaten van Global Bouw c.s. hebben de zaak verder toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellante] is eigenaar van een woning, die in 2017 en 2018 is gerenoveerd (hierna: de woning). Global Bouw c.s. is een aannemer, die vanaf begin augustus 2017 tot in het voorjaar van 2018 renovatie werkzaamheden heeft uitgevoerd in de woning.
3.2
Partijen hebben op 5 augustus 2017 een schriftelijke overeenkomst gesloten voor de renovatie van de woning van [appellante] door Global Bouw c.s. (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst bevat onder andere de volgende bepalingen.

Artikel 1 Opdrachtformulering
1. Partijen beogen met deze overeenkomst geen arbeidsovereenkomst af te sluiten als bedoeld in Boek 7 artikel 610 Burgerlijk Wetboek, maar een overeenkomst tot het verrichten van werkzaamheden, uit te voeren door de Opdrachtnemer, bestaande uit:- Begane grond: het leggen van vloerverwarming, compleet nieuwe meterkast installeren met 10 a 12 groepen, het verwijderen van radiatoren, het wegwerken van de schoorsteen, het verwijderen van het behang, het glad stucen van de wanden, het vervangen van plafonds, het renoveren van de badkamer tot een toiletruimte, het renoveren van de keuken.- 1e verdieping: het creeeren van een badkamer, het verwijderen van het toilet in de hal, het verwijderen en verplaatsen van een muur, het vervangen van plafonds, het omleggen van leidingen/elektra.2. (...)3. De werkzaamheden worden door Opdrachtnemer naar de richtlijnen van werkgever Opdrachtgever verricht. Opdrachtnemer zal zich beschikbaar stellen gedurende 60 uren per week voor het uitvoeren van de gevraagde werkzaamheden.
(...)
Artikel 4 Vergoeding en betaling
1. Aan het einde van elke week (vrijdag of zaterdag) factureert Opdrachtnemer aan Opdrachtgever voor de geleverde diensten op basis van een vast uurtarief van € 19,50 exclusief 21 % BTW per arbeider en de overzicht van de gemaakte materiaalkosten (met kopieën/facturen). Gaarne te voldoen binnen 3 dagen.2. (...)3. € 1.000,- aanbetaling. Dit in verband met het inkopen van het materiaal en natuurlijk ook een stukje zekerheid voor ons. De aanbetaling wordt verrekend met de eindfactuur.4. Voor het vervangen van de meterkast incl. 10 - 12 groepen betaalt u een vast bedrag van € 459,80 incl. BTW.5. Voor het installeren van een 5 grroeps vloerverwarming op netten betaalt u een vast bedrag van € 1.527,63 incl. BTW.
3.3
In een offerte van 7 juli 2017 (hierna: de offerte) schreef Global Bouw c.s.:

PrijsUurtarief € 19,50 excl. BTW
Aantal personen 3 personenVerwacht aantal uren 240 (6 weken)NB: Het verwachte aantal werkuren is gebaseerd op een schatting en ervaring uit het verleden. Indien er toch sprake is van overschrijding, wordt dit vooraf overlegd met de opdrachtgever.Subtotaal werkloon € 14.040,00BTW 21% € 2.948,40Totaal incl. BTW, excl. materiaal€16.988,40* Indicatie materiaal 60% van de arbeidsloon.
BetalingsvoorwaardenAanbetaling € 1.000,-. Daarna wekelijks op basis van een overzicht van de gemaakte werkuren en bonnen/facturen van het ingekochte materiaal.
GeldigheidsduurDeze offerte is geldig tot 2 weken na de offertedatum. Wilt u van deze offerte een opdracht maken, dan verzoeken wij u vriendelijk dit document af te drukken en ondertekend op te sturen via e-mail naar (...).
3.4
Tot en met februari 2018 heeft [appellante] in totaal € 29.225,38 voldaan aan Global Bouw c.s.: € 17.325,38 op basis van specifieke schriftelijke facturen en € 11.900 op basis van betalingsverzoeken die mondeling of via Whatsapp berichten waren gedaan. Dit laatste bedrag is kennelijk tot een bedrag van € 11.300 in mindering gebracht op het totaal van de door [verweerster 1] in haar inleidende dagvaarding genoemde facturen.
3.5
Op 6 en 7 maart 2018 hebben partijen contact gehad over de oplevering van het werk. [appellante] vroeg aan de dochter van [verweerster 1] wanneer het werk af zou zijn. Die antwoordde dat het al klaar was en of [appellante] de volgende dag naar de woning kon komen “
Voor oplevering”. Op 15 maart 2018 zijn [verweerster 1] en [appellante] door de woning gelopen en heeft [appellante] het werk geïnspecteerd. Vervolgens heeft [appellante] op 17 maart 2018 een brief aan Global Bouw c.s. geschreven, waarin zij een groot aantal tekortkomingen opsomt en schrijft:
‘Het huis is niet opgeleverd en nog zeker niet bewoonbaar.
Ik aanvaardt de oplevering mits de punten zijn hersteld. Hieronder ziet u de
herstelpunten:
(volgt een opsomming, toevoeging hof).
Tijdens het opstellen van deze brief komen alle visioenen terug en voel ik migraine opkomen.
Ik heb nog meer voorbeelden maar ik wil het hierbij laten.’
3.6
Op 5 april 2018 heeft bouwkundige ing. [X] in opdracht van [appellante] de uitgevoerde werkzaamheden beoordeeld. In zijn rapport daarover geeft hij een kostenraming voor herstel van de gebrekkig opgeleverde punten van € 20.625 tot € 24.625 inclusief btw.
3.7
In juli 2018 heeft [appellante] een kort geding aangespannen tegen [verweerster 1] . Bij vonnis van 10 augustus 2018 is [verweerster 1] veroordeeld om [appellante] een voorschot op schadevergoeding van € 10.000 te betalen. [verweerster 1] heeft aan deze veroordeling voldaan.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[verweerster 1] heeft [appellante] gedagvaard in de zaak met zaak- en rolnummer C/10/568708 / HA ZA 19-170 (hierna: zaak I) en gevorderd dat, samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang, [appellante] wordt veroordeeld de openstaande facturen ter hoogte van € 30.569,94 te betalen, te verhogen met wettelijke rente en incassokosten. [appellante] heeft in zaak I in voorwaardelijke reconventie gevorderd dat, samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang, [verweerster 1] wordt veroordeeld schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 41.470 voor herstel van gebreken, naast schadevergoeding voor gederfd woongenot, onderzoekskosten, € 1.254,60 aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
4.2
[appellante] heeft [verweerster 1] en Global Bouw gedagvaard in de zaak met zaak- en rolnummer C/10/572589 / HA ZA 19-371 (hierna: zaak II) en hetzelfde gevorderd als haar reconventionele vordering in zaak I. Global Bouw c.s. heeft in zaak II in reconventie hetzelfde gevorderd als [verweerster 1] in zaak I in conventie heeft gevorderd.
4.3
Global Bouw c.s. stelt in beide zaken dat [appellante] op grond van de overeenkomst de nog openstaande facturen moet betalen. Volgens Global Bouw c.s. is het werk nog niet opgeleverd op 15 maart 2018. Bovendien, als het werk al is opgeleverd, mag Global Bouw c.s. de herstelwerkzaamheden opschorten totdat haar facturen zijn betaald en zij wordt toegelaten tot het werk. [appellante] heeft daarom geen recht op schadevergoeding. Verder is een deel van de gebreken die [appellante] hersteld wil zien niet in de brief van [appellante] van 17 maart 2018 genoemd, zodat Global Bouw c.s. die niet hoeft te herstellen.
4.4
[appellante] betwist dat zij nog iets moet betalen aan Global Bouw c.s., omdat zij al veel meer heeft betaald dan het van te voren afgesproken bedrag. Het werk van Global Bouw c.s. heeft volgens [appellante] geen enkele waarde. [appellante] heeft aan een aannemer gevraagd om een offerte te maken voor het herstel en die heeft een offerte uitgebracht voor € 41.470. Dat bedrag vordert zij daarom als schadevergoeding voor herstel van de gebreken.
4.5
De rechtbank heeft een deskundige benoemd, dhr. ing. G. Taal (hierna: de deskundige). Hij heeft in zijn deskundigenrapport uit september 2021 als volgt verklaard op de vierde tot en met achtste vraag van de rechtbank [1] :
4. Kunt u aan de hand van facturen, onderliggende bonnen en de prognose in de offerte een berekening maken van arbeidsloon en materiaal voor de uitgevoerde werkzaamheden?Als ik de stukken goed bekijk dan zie ik dat er in totaal € 59.195,17 is gefactureerd, hetgeen arbeid en levering van materiaal betreft gedurende de periode week 32 tot en met week 10. Hierbij is 17 weken effectief gewerkt. Ik acht dit bedrag op zich ten opzichte van de uitgevoerde werkzaamheden alleszins redelijk en conformeer mij dan ook aan het gefactureerde bedrag. Wel blijft hierbij de kwaliteit van het geleverde werk een punt van aandacht, echter hierop kom ik later terug.5. Welke kosten zijn gemoeid met het alsnog uitvoeren van niet uitgevoerde maar wel in de overeenkomst genoemde werkzaamheden?Hierdoor kunnen de kosten worden aangehouden die uiteindelijk zijn berekend om de onvolkomenheden waarvan thans sprake is te laten herstellen. Hierbij is een derde partij betrokken die hiervoor een bedrag heeft berekend van € 24.625,00 inclusief btw. Ik meen dat bij uitvoering van deze werkzaamheden de niet uitgevoerde, maar wel in de overeenkomst genoemde werkzaamheden hiermee zijn afgedekt.6. Zijn er gebreken van het uitgevoerde werk?Ja, die zijn er zeker. Hierbij verwijs ik naar het speciaal hiervoor opgestelde document van een derde waarin dit uitgebreid is omschreven en waarvan ook uiteindelijk een calculatie is gemaakt. Ik heb geen redenen hieraan te twijfelen.7. Als deze gebreken niet zijn vermeld in de brief van 17 maart (productie 13 bij dagvaarding). Was het voor een gewone consument mogelijk deze gebreken bij oplevering te ontdekken?Deels wel en deels niet. Het deel dat wel duidelijk is te zien betreft duidelijk zichtbare en niet net afgewerkte onderdelen. Een aantal onderdelen heeft te maken met techniek en/of regelgeving. Dit is voor een consument naar mijn mening niet na te gaan.8. Welke kosten zijn gemoeid met herstel van de gebreken?Zoals eerder aangegeven is hiervoor een derde aangesteld die een bedrag van € 24.625,00 inclusief btw heeft vastgesteld. Ik acht dit bedrag juist.”
4.6
Verder heeft de deskundige op vragen van Global Bouw c.s. naar aanleiding van zijn concept-rapport als volgt geantwoord [2] .
Vraag 7: (...)a. Welke van de gebreken die u zelf heeft geconstateerd, staan niet vermeld in de brief van 17 maart 2018?Ventilatiesysteem op e verdieping, groepen vloerverwarming, schilderwerk bezand, kraan sifon lekt, ondeugdelijke elektra, ventilatiesysteem, slordig uitgevoerd leidingwerk van cv.b. Kunt u per gebrek uit uw antwoord onder a aangeven waarom dit wel of niet door een consument bij oplevering ontdekt had kunnen worden?Voor alle genoemde zaken heb je kennis nodig over wat wel of niet is toegestaan en/of in overeenstemming is met de regelgeving. Deze kennis mag niet van een consument worden verwacht.
Vraag 8: (...)a. Uit het rapport d.d. 5 april 2018 van ing. [X] blijkt dat de kosten van het herstel van de vermeende gebreken geschat worden op € 20.625,00 à € 24.625,00 inclusief BTW. Waarom houdt u het hoogste bedrag aan?Omdat de btw hierbij hoort.
4.7
De rechtbank heeft in zaak I de vordering van [verweerster 1] (in conventie) tot betaling van de facturen toegewezen tot een bedrag van € 18.669,94, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis, en de kosten gecompenseerd.
4.8
In reconventie heeft de rechtbank in zaak I [verweerster 1] veroordeeld tot betaling van € 17.945,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2019. Dat bedrag bestaat uit € 14.625 aan schadevergoeding voor het herstel van gebreken, € 2.700 aan gederfd woongenot en € 620,95 aan onderzoekskosten. De schadevergoeding voor het herstel van gebreken is door de rechtbank begroot op € 24.625, maar er is € 10.000 van afgetrokken omdat [appellante] dat al als voorschot op schadevergoeding had ontvangen van Global Bouw c.s. na het kort geding. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten is afgewezen. Ook in reconventie zijn de kosten gecompenseerd.
4.9
In zaak II zijn de vorderingen in conventie en in reconventie allemaal afgewezen, met compensatie van de kosten, omdat die vorderingen dezelfde waren als in zaak I en partijen daarbij dus geen afzonderlijk belang hadden.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellante] is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft verschillende bezwaren tegen het vonnis aangevoerd. [appellante] heeft haar eis gewijzigd en vordert nu – samengevat – dat Global Bouw c.s. haar een bedrag betaalt van € 54.601,25, subsidiair € 41.470, meer subsidiair € 33.275, en meest subsidiair € 27.500, alles inclusief btw en vermeerderd met wettelijke rente, als schadevergoeding voor het herstel van de gebreken. Haar overige vorderingen zijn niet gewijzigd.
5.2
Kort gezegd zien de bezwaren van [appellante] op het volgende. De rechtbank heeft bij de begroting van de schade voor het herstel van de gebreken een te laag bedrag begroot. De kosten voor aannemers zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen, met name door hogere materiaalkosten. De herstelkosten zijn daardoor veel hoger dan het bedrag dat de rechtbank heeft toegewezen. Ook heeft de rechtbank ten onrechte de buitengerechtelijke incassokosten niet toegewezen. Ten derde is [appellante] het niet eens met de toewijzing van de vordering van Global Bouw c.s. voor niet betaalde facturen. [appellante] heeft al veel te veel betaald voor een werk dat geen enkele waarde heeft. Bovendien heeft Global Bouw c.s. niet voldaan aan haar wettelijke plicht om [appellante] te waarschuwen voor overschrijding van de richtprijs. Tot slot moet de door de rechtbank uitgesproken kostencompensatie herzien worden als het hof van oordeel is dat [appellante] niet gehouden is om de openstaande facturen van Global Bouw c.s. nog te betalen.
5.3
Global Bouw c.s. heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Zij vordert bekrachtiging van het vonnis, voor zover in conventie gewezen in zaak I, maar richt grieven tegen (de omvang van) het in reconventie toegewezen bedrag.
5.4
Global Bouw c.s. klaagt dat de rechtbank ten onrechte een aantal posten bij de schadebegroting heeft betrokken. Die posten hebben betrekking op gebreken die [appellante] al bij de oplevering had moeten ontdekken, maar niet heeft gemeld in haar brief met herstelposten van 17 maart 2018. Global Bouw c.s. is niet aansprakelijk voor die later aangedragen vermeende gebreken. Global Bouw c.s. betwist ook dat al die gebreken aan haar te wijten zijn. De rechtbank heeft bovendien ten onrechte de deskundige gevolgd bij de begroting van de schadevergoeding. De deskundige heeft niet het gemiddelde genomen van de kostenschatting voor herstel door bouwkundige ing. [X] , maar het maximum van het geschatte bereik.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
[appellante] heeft in de memorie van grieven verzocht om haar in deze procedure [appellante] te noemen, vanwege een voornaams- en een achternaamswijziging. Desgevraagd heeft [appellante] de in 2.1 genoemde beschikking van de rechtbank Den Haag van 23 februari 2023 overgelegd, als bewijs van die naamswijzigingen. In die beschikking is het verzoek tot voornaamswijziging door [appellante] toegewezen en wordt haar eerdere achternaamswijziging als feit vastgesteld. Dit vormt overtuigend bewijs van de wijzigingen van haar voornaam en achternaam, zodat het hof het verzoek om onder de gestelde nieuwe namen deze procedure te voeren, inwilligt.
6.2
Geen van partijen heeft grieven gericht tegen de beslissingen van de rechtbank in zaak II. Het hof zal die beslissingen dan ook bekrachtigen. Ook zijn er geen grieven gericht tegen de beslissing in zaak I in conventie over de schade voor gederfd woongenot en onderzoekskosten. Ook die beslissingen worden dus bekrachtigd.
Verborgen gebreken
6.3
Global Bouw c.s. klaagt dat zij niet aansprakelijk is voor alle schadeposten die [appellante] vergoed wenst te zien, omdat [appellante] niet over die gebreken heeft geklaagd in haar brief van 17 maart 2018.
6.4
Global Bouw c.s. hoeft alleen schade te vergoeden voor het herstel van de gebreken die op 17 maart 2018 door [appellante] zijn gemeld en voor de gebreken die [appellante] op die datum redelijkerwijs niet had moeten ontdekken (verborgen gebreken). Door de oplevering is Global Bouw c.s. niet meer aansprakelijk voor gebreken die [appellante] toen redelijkerwijs wel had moeten ontdekken, maar niet heeft genoemd in haar brief (artikel 7:758 lid 3 BW).
6.5
De deskundige heeft een aantal gebreken geconstateerd die niet in de brief van [appellante] zijn opgesomd (zie 4.5 en 4.6). Dit zijn echter geen gebreken die [appellante] bij de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Zoals de deskundige verklaart, betreft het gebreken die deels wel zichtbaar waren, maar waarvan een consument niet had moeten weten dat het een gebrek was. De door de deskundige opgesomde gebreken zijn naar het oordeel van het hof allemaal gebreken waarvan het bij oplevering niet duidelijk had moeten zijn dat het een gebrek betrof. Het hof neemt het oordeel van de deskundige over. Alle schadeposten die in het rapport van [X] zijn genoemd, maar niet in de brief van [appellante] van 17 maart 2018 waren vermeld, worden als verborgen gebrek aangemerkt. Het hof zal deze schadeposten daarom bij de begroting van de schade betrekken.
6.6
Hetzelfde geldt voor de in het rapport van [X] genoemde en door hem op 5 april 2018 geconstateerde loshangende fontein. Ook dat gebrek, dat niet in de brief van [appellante] van 17 maart 2018 is vermeld, wordt aangemerkt als een gebrek dat [appellante] niet had behoren te zien en daarom een verborgen gebrek is. Van [appellante] kan niet verwacht worden dat zij bij de inspectie zou controleren of een fontein wel goed was verankerd in de muur.
Gebrek te wijten aan Global Bouw c.s.
6.7
Global Bouw c.s. betwist dat de loszittende kraan voor de wasmachine door haar is veroorzaakt. [appellante] heeft in haar brief van 17 maart 2018, daags na de inspectie, al melding gemaakt van een slecht gemonteerde kraan in het washok. Dat dit gebrek tussen de inspectie op 15 maart 2018 en deze brief is ontstaan is niet aannemelijk. Nu de aanvaarding van het werk, onder voorwaarde van herstel van gebreken, pas in de brief van 17 maart 2018 heeft plaats gevonden, is het bovendien aan Global Bouw c.s. om voldoende te motiveren dat dit niet door haar is veroorzaakt. Dat heeft zij niet gedaan.
6.8
Global Bouw c.s. bestrijdt ook dat de loshangende fontein, die op 5 april 2018 is opgemerkt door [X] , aan haar te wijten is. Uit het voorgaande volgt dat het hof dit gebrek aanmerkt als een verborgen gebrek, zodat het op de weg ligt van Global Bouw c.s. om te onderbouwen dat dit gebrek niet aan haar te wijten is. Dat heeft zij niet gedaan.
6.9
Global Bouw c.s. is derhalve aansprakelijk voor de schade in verband met het herstel van deze gebreken.
Schadevergoeding voor de gebreken
6.1
[appellante] heeft de vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. De rechtbank heeft overwogen dat Global Bouw zich ten onrechte op opschorting had beroepen en zich niet bereid had getoond de gebreken te herstellen, dat van [appellante] niet verlangd mocht worden Global Bouw nog toe te laten in haar woning en dat Global Bouw (al daarom, begrijpt het hof) in verzuim was gekomen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat Global Bouw ook nog in gebreke is gesteld door het instellen van de eis in reconventie in zaak I op 8 mei 2019 en (ook) daarom in verzuim was op 22 mei 2019. Omdat geen van partijen heeft geklaagd over deze vaststellingen van de rechtbank hanteert het hof laatstgenoemde datum als peildatum voor de schadebegroting.
6.11
[appellante] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat haar concrete schade groter is dan het door de rechtbank begrote bedrag van € 24.650, een rapport overgelegd van Bouw Techno Keuring Nederland BV (hierna ‘BTK’) uit mei 2022. Herstel van de gebreken zal volgens BTK € 33.275 inclusief btw kosten. [appellante] heeft daarnaast een offerte aangevraagd bij M&Z Bouw BV (hierna: ‘M&Z Bouw’). Deze aannemer heeft op 1 augustus 2022 een offerte uitgebracht voor herstel van de gebreken ter hoogte van € 54.601,25.
6.12
Het BTK rapport en de offerte van M&Z Bouw uit 2022 bevatten geen raming van de schade op 22 mei 2019 (de peildatum voor de schadebegroting), maar van de situatie drie jaar na die datum. Volgens [appellante] vormt het feit dat in de afgelopen jaren de kosten van aannemers en (in het bijzonder) de kosten van materialen zo zijn gestegen dat de kosten voor herstel veel hoger zijn geworden, de aanleiding voor haar grief tegen de schadebegroting en haar eisvermeerdering. Bij het begroten van de schade voor het herstel van de gebreken dient [appellante] zoveel mogelijk in de situatie te worden gebracht dat de gebreken hersteld kunnen worden. Bij de schadebegroting kan daarom rekening worden gehouden met kosten die op een later moment gemaakt moeten worden voor herstel van de gebreken op het moment van verzuim. De schade doordat de markt voor aannemers krapper is geworden en de materiaalkosten hoger, staat niet in een zo ver verwijderd verband van de tekortkoming door Global Bouw c.s., dat die niet aan haar toerekenbaar zou zijn. Anderzijds kan zuivere inflatieschade niet bij de begroting worden betrokken. De wettelijke rente vormt een gefixeerde vergoeding voor deze vorm van schade. Op grond van artikel 6:119 lid 1 BW kan de schadevergoeding voor extra kosten door inflatie niet hoger zijn dan de vastgestelde wettelijke rente [3] voor vertragingsschade, tenzij partijen iets anders zijn overeengekomen. Van een andersluidende afspraak is in dit geval geen sprake. Voor zover de schade bestaat uit algemene inflatie wordt zij dus al vanaf 22 mei 2019 door de wettelijke rente vergoed. Uit een door [appellante] bij memorie van grieven overgelegde productie [4] blijkt echter dat de materiaalkosten en bouwkosten in 2021 circa 5% meer zijn gestegen dan de algemene inflatie.
6.13
Anders dan Global Bouw c.s. betoogt, komt haar geen beroep toe op overmacht met betrekking tot de gestegen herstelkosten. Overmacht is een verweer tegen de toerekening van een tekortkoming aan een partij (zie artikel 6:75 BW), maar in deze zaak zijn de hogere kosten voor herstel niet de oorzaak van de tekortkoming. Ook een beroep op onvoorziene omstandigheden kan Global Bouw c.s. niet baten, omdat dat slechts kan leiden tot wijziging van de overeenkomst of (gedeeltelijke) ontbinding daarvan (zie artikel 6:258 BW). Dat heeft Global Bouw c.s. echter allemaal niet gevorderd.
6.14
Bij de schadebegroting is wel van belang dat [appellante] een deel van de hogere herstelkosten aan zichzelf te wijten heeft. In de zomer van 2018 heeft zij een voorschot van € 10.000 ontvangen voor de kosten van herstel. Dit bedrag heeft zij toen echter niet gebruikt voor herstel van de schade. In zoverre komt de verhoging van de kosten voor haar eigen rekening en risico. Uitgaande van de schatting van [X] uit april 2018 van totale kosten van € 20.650 tot € 24.650, betreft dit ten minste 40% van de totale herstelkosten.
6.15
Gelet op dit een en ander zal het hof nagaan welke rapporten en offertes bij de begroting van de schade worden betrokken. Dat is in de eerste plaats het rapport van de deskundige. Daarnaast acht het hof ook het latere rapport van BTK van belang, omdat ook in dat geval sprake is van een rapport van een expertisebureau.
6.16
[appellante] heeft ook nog gewezen op de offerte van Prako International uit september 2018, ter hoogte van € 41.470, die zij in de procedure bij de rechtbank heeft overgelegd. Volgens haar blijkt hieruit dat de kosten van herstel in de praktijk hoger zijn. Een raming van de kosten door een deskundige is, volgens haar, louter een uitgangspunt. Er moet dan nog een aannemer worden gevonden die het ook daadwerkelijk voor die prijs wil doen, aldus [appellante] .
6.17
Niet gebleken is dat de bedragen waarop de deskundige en BTK de kosten van herstel hebben geraamd niet marktconform zijn. Het enkele feit dat één, door [appellante] benaderde, aannemer een offerte heeft uitgebracht die hoger is dan het bedrag waarop de deskundige de kosten heeft geraamd, is daarvoor onvoldoende. Daarmee is immers nog niet gezegd dat de gebreken niet kunnen worden hersteld voor de door de deskundige en een expertisebureau genoemde bedragen. [appellante] heeft zelf ook niet kunnen uitleggen waarom de raming van de door haar benaderde aannemer beter is dan de ramingen in het rapport van de deskundige of BTK en waardoor het verschil verklaard kan worden. Dat de offerte van Prako in mei 2019 wél marktconform was, en de ramingen van de deskundige en BTK niet, blijkt ook niet uit andere omstandigheden van het geval.
6.18
Door Global Bouw c.s. is aangevoerd dat de deskundige het gemiddelde had moeten nemen van de bandbreedte die bouwkundige ing. [X] in zijn rapport van 5 april 2018 heeft genoemd. [X] , die kort na de oplevering door [appellante] is ingeschakeld, heeft de schade toen geschat op € 20.650 tot € 24.650. Uit antwoorden op vragen die Global Bouw c.s. heeft gesteld over het conceptrapport van de deskundige (zie 4.6), blijkt dat de deskundige meent dat het maximum van de schatting van [X] , € 24.650, een reëel bedrag is, en dat hij – terecht – uitgaat van een bedrag inclusief btw. Uitgaan van het gemiddelde van de schatting van [X] , zoals Global Bouw c.s. bepleit, wijkt dan ook af van wat de deskundige redelijk vindt. Aan de schatting van de deskundige kent het hof veel gewicht toe, omdat hij door de rechtbank als onafhankelijke deskundige is benoemd.
6.19
Gelet op het voorgaande begroot het hof de schade van [appellante] voor herstel van de gebreken, als volgt. Uitgaande van de ramingen van de deskundige en BTK schat het hof de herstelkosten op € 29.000. Omdat een deel van de hogere kosten te wijten is aan eigen schuld en een deel aangemerkt kan worden als vertragingsschade waarvoor de wettelijke rente geldt, schat het hof de voor rekening van Global Bouw komende schade voor herstel van de gebreken op € 27.000.
Buitengerechtelijke (incasso-)kosten
6.2
De door [appellante] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar. De vordering van [appellante] valt niet onder de reikwijdte van artikel 6:96 lid 5 BW jo. artikel 1 Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Er is in dit geval namelijk geen sprake van een verbintenis tot vergoeding van schade die is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of in de plaats komt van een verbintenis tot betaling van een geldsom. De verbintenis van Global Bouw c.s. bestond immers uit het tot stand brengen van een werk. Dat betekent dat de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 sub c BW van toepassing is op de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
6.21
In dit geval is voor een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten onvoldoende grond. [appellante] heeft gesteld dat haar buitengerechtelijke kosten bestaan uit advocaatkosten voor de sommatiebrief van 12 april 2018, een brief van 10 augustus 2018, een rappèl daarvan en een laatste aanmaning van 5 december 2018. Alleen de eerste en de laatste brief zijn in deze procedure overgelegd. De brief van 10 augustus 2018 betreft kennelijk een aanmaning om het vonnis van die datum van de kort gedingrechter na te komen en kan daarom niet als buitengerechtelijke werkzaamheid worden aangemerkt. Dat geldt ook voor het rappèl daarvan. De brieven van 12 april 2018 en 5 december 2018 behelzen niet meer dan een (herhaalde) aanmaning zonder bijzondere inhoud. Een vergoeding van dergelijke kosten is inbegrepen in de proceskostenvergoeding (artikel 241 Rv). Dat kosten zijn gemaakt die afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komen is onvoldoende onderbouwd.
[appellante] moet de openstaande facturen nog betalen
6.22
Global Bouw c.s. vordert in zaak I in conventie € 30.569,94 voor onbetaald gebleven facturen. [appellante] heeft vervolgens aangetoond dat zij in totaal € 11.900 heeft voldaan in verband met de werkzaamheden waarop die facturen betrekking hebben. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van Global Bouw c.s. daardoor nog € 18.669,94 bedraagt voor facturen die niet zijn voldaan. Global Bouw heeft dit oordeel niet bestreden (hoewel zij al een bedrag van € 11.300 van de facturen leek te hebben afgetrokken). [appellante] bestrijdt dat zij de openstaande facturen van Global Bouw c.s. nog moet betalen.
6.23
Global Bouw c.s. heeft op 7 juli 2017 een offerte aan [appellante] uitgebracht. Daarin is een schatting opgenomen van de kosten op basis van het “verwachte aantal werkuren”, een uurtarief per arbeidskracht van € 19,50 ex btw en de onbepaalde materiaalkosten. De offerte maakt duidelijk dat het om een schatting gaat, waarbij overschrijding vooraf overlegd zal worden met [appellante] . De offerte is niet voor akkoord ondertekend door [appellante] . Partijen hebben een maand later de overeenkomst gesloten. In de overeenkomst is een uurtarief afgesproken, geen vaste prijs of een prijsplafond en ook geen vaste tijdsduur. Voor drie specifieke posten is wel een vast bedrag overeengekomen: het huren van een bouwcontainer, het vervangen van de meterkast en de installatie van vloerverwarming. De te verrichten werkzaamheden zijn in de overeenkomst vrij algemeen omschreven. De offerte van 7 juli 2017 wordt niet genoemd in de overeenkomst.
6.24
Bij de beoordeling van de vraag wat partijen zijn overeengekomen, komt het niet alleen aan op de tekst van de overeenkomst, maar op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
6.25
In dit geval is alleen een afspraak gemaakt over het uurtarief van de bouwvakkers, zonder dat in de overeenkomst zelf voor de meeste werkzaamheden een vaste prijs of een prijsplafond is bepaald. Voor sommige werkzaamheden hebben partijen echter wel een vaste prijs afgesproken. Dat zou niet nodig zijn als er voor de gehele overeenkomst een vaste prijs gold. De overeenkomst vermeldt niet dat de offerte onderdeel daarvan uitmaakt. De overeenkomst verwijst zelfs niet naar de offerte of naar de kostenschatting daarin. De offerte maakte bovendien duidelijk dat het daarin genoemde bedrag niet meer dan een schatting was. [appellante] stelt ook niet dat zij die prijs als vaste of maximale prijs mocht opvatten. Integendeel, zij spreekt van een ‘begroting’. Andere omstandigheden waardoor [appellante] ervan uit mocht gaan dat de schatting in de offerte een vaste of maximale prijs bedroeg, heeft [appellante] niet gesteld. Gelet op al het voorgaande zijn partijen geen vaste of maximale prijs overeengekomen voor het opgedragen werk, behalve voor de eerdergenoemde specifieke posten. Daarbij zij opgemerkt dat [appellante] regelmatig betalingen deed voor gewerkte uren. Zij heeft daardoor zelf ook kunnen opmerken dat de kosten opliepen. Het is dus niet zo dat zij opeens achteraf een factuur ontving voor de gehele vordering.
6.26
Global Bouw c.s. heeft al haar facturen voorzien van overzichten per week van gewerkte uren en materiaalkosten. Ten aanzien van het arbeidsloon zijn deze facturen daarmee voldoende gespecificeerd. Global Bouw c.s. heeft de facturen niet voorzien van kopieën/facturen van de materiaalkosten, zoals in de schriftelijke overeenkomst was afgesproken. Deze kosten vormen echter een beperkt deel van de facturen en lijken in overeenstemming met de omvang van alle renovatiewerkzaamheden, waaronder de plaatsing van een nieuwe badkamer. De deskundige heeft het totaal van de gefactureerde bedragen à € 59.188 aangemerkt als een redelijke vergoeding voor het verrichte werk en de materiaalkosten. Gezien zijn deskundigheid betrekt het hof zijn verklaring hierover bij de beoordeling, ook al is die niet verder onderbouwd. Juist door die deskundigheid kan hij een algemene schatting maken. [appellante] stelt daar slechts tegenover dat het werk volgens de heer Badal van Prako ‘nihil’ waard was. Dat acht het hof geen reële inschatting van de verrichte werkzaamheden en de gebruikte materialen. Daarmee heeft [appellante] onvoldoende gemotiveerd bestreden dat, uitgaande van de tussen partijen geldende afspraken over afrekening per gewerkt uur en gebruikte materialen, de gefactureerde bedragen niet aan de overeenkomst beantwoorden. Daarbij zij opgemerkt dat, voor zover de werkzaamheden gebreken vertonen, [appellante] daarvoor schadevergoeding heeft gevorderd.
6.27
Gelet op de hiervoor bepaalde inhoud van de overeenkomst rustte er ook geen waarschuwingsplicht op Global Bouw c.s. op grond van artikel 7:752 lid 2 BW die zij niet is nagekomen. Die waarschuwingsplicht geldt immers alleen als er bij het sluiten van de overeenkomst een richtprijs is bepaald, of als de prijs afhankelijk is gesteld van de bij de overeenkomst geschatte tijdsduur voor de uitvoering van het werk. Dat is niet het geval. [appellante] stelt ook helemaal niet wat de richtprijs zou zijn die tussen partijen zou gelden. Ook de waarschuwingsplicht bij meerwerk ex artikel 7:755 BW is hier niet aan de orde. Partijen zijn het erover eens dat al het meerwerk dat [appellante] heeft opgedragen door haar is betaald en geen onderdeel uitmaakt van de facturen waarvan Global Bouw c.s. in deze procedure betaling vordert.
Conclusie en proceskosten
6.28
Uit het voorgaande volgt dat grief I van [appellante] slaagt en de grieven II en III niet. Omdat grief III niet slaagt, slaagt de daarvan afhankelijk gemaakte grief IV ook niet.
6.29
Uit het voorgaande volgt ook dat de incidentele grieven van Global Bouw c.s. niet slagen.
6.3
De slotsom is dat Global Bouw c.s. aan [appellante] in reconventie verschuldigd is:
€ 27.000 herstelkosten
€ 2.700 voor gederfd woongenot
€ 620,95 + onderzoekskosten€ 30.320,95 subtotaal
€ 10.000 - voorschot€ 20.320,95 totaal
Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2019.
6.31
Het hof zal het vonnis in conventie bekrachtigen. In reconventie wordt het vonnis in zoverre vernietigd, dat Global Bouw c.s. wordt veroordeeld tot betaling van € 20.320,95 aan [appellante] . Het hof zal de proceskosten van het principaal hoger beroep compenseren, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Global Bouw c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep. Bij de vaststelling van de proceskosten in het incidenteel hoger beroep zullen de kosten van [appellante] voor de mondelinge behandeling niet worden meegewogen. [appellante] had de zitting verzocht, maar verwees daar alleen maar naar haar eerdere schriftelijke stukken terwijl Global Bouw c.s. arrest had gevraagd. Om die reden dient [appellante] de kosten voor die zitting zelf te dragen.

7.Beslissing

Het hof:
  • vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2022 voor zover daarin onder 3.5 van het dictum de vordering van [appellante] op Global Bouw c.s. is bepaald op € 17.945,95;
  • bepaalt dat de vordering vermeld onder 3.5 van dat vonnis € 20.320,95 bedraagt;
  • bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2022 en de tussenvonnissen voor het overige;
  • compenseert de kosten van het principaal hoger beroep;
  • veroordeelt Global Bouw c.s. in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellante] begroot op € 591,50 aan kosten advocaat;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. F.M. Bus, mr. A.D. Kiers - Becking en mr. H. Biemond en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Voor de leesbaarheid heeft het hof de vragen van de rechtbank aan de deskundige onderstreept weergegeven in dit citaat.
2.Voor de leesbaarheid heeft het hof de vragen van Global Bouw c.s. aan de deskundige onderstreept weergegeven in dit citaat.
3.HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1520.
4.Productie 2, tabel blz 2.