ECLI:NL:GHDHA:2024:730
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) bij export en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) voor twee voertuigen van belanghebbende, [X] B.V. De belanghebbende had verzocht om teruggaaf van bpm wegens export van de voertuigen. De Inspecteur van de Belastingdienst had de teruggaaf verleend, maar de belanghebbende was van mening dat de teruggaven te laag waren. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur de teruggaafregeling correct had uitgevoerd, aangezien de berekening van de teruggaaf was gebaseerd op de bpm die verschuldigd was op de datum van tenaamstelling van de voertuigen. De belanghebbende had geen recht op een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de bezwaren van de belanghebbende terecht ongegrond waren verklaard. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent bpm en de voorwaarden voor teruggaaf bij export. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende geen recht had op aanvullende teruggaven en dat de kosten voor rechtsbijstand in de bezwaarfase niet vergoed dienden te worden.