ECLI:NL:GHDHA:2024:658

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
22-000249-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van heroïne en cocaïne na niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

Op 26 maart 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die in eerste aanleg door de politierechter in de rechtbank Rotterdam was veroordeeld tot een taakstraf. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van heroïne en cocaïne, zoals ten laste gelegd onder parketnummer 10-116246-20. De zaak kwam voor het hof na hoger beroep van de verdachte tegen het vonnis van de politierechter, waarbij hij ook was vrijgesproken van een andere beschuldiging onder parketnummer 10-190561-22.

Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Een cruciaal punt in deze zaak was de verklaring van een anonieme getuige, die volgens artikel 344a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering alleen als bewijs kan dienen als de verdediging de gelegenheid heeft gehad om deze getuige te horen en als er ander bewijs is dat de verklaring ondersteunt. De verdediging had verzocht om het horen van de anonieme getuige, maar omdat de identiteit van deze getuige niet meer te achterhalen was, kon het hof deze verklaring niet gebruiken voor het bewijs.

Het hof oordeelde dat zonder de verklaring van de anonieme getuige er onvoldoende bewijs was om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 10-116246-20. Daarnaast verklaarde het hof de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in de andere zaak. Het hof gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 310,00 aan de verdachte. Deze uitspraak benadrukt het belang van de mogelijkheid voor de verdediging om getuigen te horen en de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000249-23
Parketnummers: 10-116246-20 en 10-190561-22 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 26 maart 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde onder parketnummer 10-116246-20 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren met aftrek van voorarrest, waarvan 15 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is er een beslissing genomen over het inbeslaggenomen voorwerp, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door politierechter in de rechtbank Rotterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 10-190561-22 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-116246-20:
hij, op of omstreeks 10 april 2020 te Vlaardingen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine en/of ongeveer 4,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde heroine en/of cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd in de zaak met parketnummer 10-116246-20.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
In de zaak met parketnummer 10-116246-20 is sprake van een verklaring van een anonieme getuige. Artikel 344a van het Wetboek van Strafvordering is dan van toepassing. Ingevolge het derde lid van dit artikel mag een verklaring van de getuige wiens identiteit niet blijkt alleen meewerken tot het bewijs als de bewezenverklaring in belangrijke mate steunt vindt in andersoortig bewijsmateriaal en als de verdediging de gelegenheid heeft gehad om desgewenst deze anonieme getuige te horen. De verdediging heeft verzocht om het horen van de anonieme getuige, maar omdat de personalia van de getuige niet meer te achterhalen zijn is het horen niet mogelijk gebleken. Daardoor vervalt de mogelijkheid om de verklaring van de anonieme getuige te gebruiken voor het bewijs (zie HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2407).
Hetgeen de anonieme getuige heeft verklaard is van cruciaal belang in de door de politierechter gehanteerde bewijsconstructie. Zonder die verklaring resteert onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-116246-20 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal (zij het op een andere grond) - behoort te worden vrijgesproken.
Beslag
Onder de verdachte is een voorwerp in beslag genomen, te weten:
- Een geldbedrag ten bedrage van € 310,00 (genummerd 1 op de bijgevoegde lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen voorwerp zal worden teruggegeven.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, zal het hof de teruggave bevelen van het onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerp.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-190561-22 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-116246-20 tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Een geldbedrag van € 310,00.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en
mr. J.P.L.M. Remmerswaal,
in bijzijn van de griffier mr. M. van der Bom.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 maart 2024.