Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
."
3.Slotsom
4.Beslissing
19 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1961, was beschuldigd van het aanbieden van drugs op de Kloveniersburgwal te Amsterdam op 10 mei 2015. Het Hof had in zijn bewijsvoering gebruik gemaakt van verklaringen van drie onbekend gebleven mannen, die niet als getuigen konden worden opgeroepen, ondanks het verzoek van de verdediging om hen te horen. De verdediging stelde dat het gebruik van deze anonieme verklaringen in strijd was met artikel 344a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdediging op enig moment in het geding de wens had geuit om deze personen te ondervragen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte deze verklaringen had gebruikt voor het bewijs, aangezien de identiteit van de getuigen niet bekend was en de verdediging niet in staat was geweest om hen te verifiëren. Hierdoor was de waarheidsvinding in het gedrang gekomen. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van het hoger beroep.