ECLI:NL:GHDHA:2024:366

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.293.973/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na confrontatie tussen glazenwassers met bewijslevering en proceskostencompensatie

In deze zaak, die zich afspeelt tussen twee glazenwassers, [appellant] en [verweerder], heeft een confrontatie plaatsgevonden waarvoor beide partijen strafrechtelijk zijn veroordeeld. Beide partijen vorderen schadevergoeding van elkaar. In het eindarrest van 19 maart 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag, na bewijslevering, de schade van [verweerder] vastgesteld. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 11 april 2023 bepaald dat [appellant] de schade aan de bus van [verweerder] moet vergoeden, met uitzondering van bepaalde schadeposten waarover onvoldoende bewijs is geleverd. Het hof heeft vastgesteld dat [verweerder] gedeeltelijk is geslaagd in het bewijs dat de schade aan de bus het gevolg is van het handelen van [appellant]. De schadevergoeding die aan [verweerder] toewijsbaar is, bedraagt € 3.143,46, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is aan [appellant] een immateriële schadevergoeding van € 900,- toegewezen. Het hof heeft de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.293.973/01
Zaaknummer rechtbank : 8245952 RL EXPL 20-1
Arrest van 19 maart 2024
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats],
appellant in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. O.P. Kuit, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
[verweerder],
wonende in [woonplaats],
verweerder in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M. Bouman, kantoorhoudend in Delft.
Het hof zal partijen hierna [appellant] en [verweerder] noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
Tussen [appellant] en [verweerder], beiden glazenwassers, heeft een confrontatie plaatsgevonden, waarvoor beiden strafrechtelijk zijn veroordeeld. Partijen vorderen over en weer schadevergoeding. In dit eindarrest stelt het hof, na bewijslevering, de schade van [verweerder] vast.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • het tussenarrest van het hof van 11 april 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:584);
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 3 juli 2023;
  • de memorie na enquête aan de zijde van [verweerder], met bijlagen;
  • de memorie na enquête aan de zijde van [appellant].

3.Verdere beoordeling in hoger beroep

3.1
In zijn tussenarrest van 11 april 2023 heeft het hof het volgende beslist:
- [appellant] moet de volledige schade vergoeden die hij aan de bus van [verweerder] heeft toegebracht (overweging 6.7);
- Deze schade bestaat in elk geval uit de schade aan de buitenspiegel, het linker achterlicht en de voorruit. [verweerder] mag bewijzen dat ook de andere in het Audatex rapport genoemde schadeposten het gevolg zijn van het handelen van [appellant]. Als [verweerder] in dit bewijs slaagt is het volledige in het Audatex rapport vermelde schadebedrag van € 4.036,08 toewijsbaar, als [verweerder] niet in dit bewijs slaagt is slechts een deel van het schadebedrag toewijsbaar (overweging 6.12-6.13);
- [verweerder] moet aan [appellant] € 900,- betalen ter zake van immateriële schadevergoeding (overweging 6.17).
3.2
[verweerder] heeft vervolgens zichzelf als getuige doen horen. [appellant] heeft afgezien van het leveren van tegenbewijs.
3.3
[verweerder] heeft verklaard dat hij de bus op 21 december 2015 schadevrij heeft gekocht bij autobedrijf Ypenburg, en dat hij tot aan het conflict met [appellant] geen enkele schade aan de bus had gehad. Verder heeft hij gedetailleerd verklaard over de verschillende schadeposten, waarbij hij ter zitting originele kleurenfoto’s van de schades heeft getoond op zijn telefoon. Bij memorie na enquête heeft hij drie afdrukken van de originele foto’s overgelegd.
3.4
Het hof is van oordeel dat [verweerder] gedeeltelijk is geslaagd in het leveren van het bewijs dat, naast de schade aan de buitenspiegel, het linker achterlicht en de voorruit, ook de andere in het Audatex rapport genoemde schadeposten het gevolg zijn van het handelen van [appellant], en overweegt hierover het volgende.
3.5
De schades aan de ‘bumper achterhoek links’, de ‘achterlaaddeur linksachter’ en ‘het spatbord rechtsvoor’ blijken uit de door [verweerder] ter zitting getoonde en bij memorie na enquête overgelegde kleurenfoto’s, en de schades op deze foto’s komen op essentiële punten overeen met de verklaring van [verweerder], zodat zijn (partij)getuigenverklaring op deze punten voldoende geloofwaardig/overtuigend is. [verweerder] heeft drie foto’s overgelegd, te weten een foto van de achterbumperhoek, met daarin een scheur en met een afdruk van een langwerpig voorwerp op de achter laaddeur, een foto van het kapotte achterlicht, waarop ook schade aan de laaddeur linksachter is te zien met eenzelfde afdruk van een langwerpig voorwerp, en een foto van de schade aan de voorruit, waarop ook schade te zien is aan het rechter spatbord van de bus. Aangezien vaststaat dat [appellant] met een lange ijzeren staaf op de bus heeft geslagen, acht het hof het zeer aannemelijk dat de langwerpige afdrukken die te zien zijn op de foto’s veroorzaakt zijn door [appellant]. [verweerder] heeft verder toegelicht dat en waarom de schadeposten ‘uit- en inbouwen kentekenverlichting’ en ‘zijknipperlichten voor rechts uit- en inbouwen’ samenhangen met deze schades. Deze schadeposten zijn toewijsbaar.
3.6
Het hof is echter van oordeel dat [verweerder] niet geslaagd is in het leveren van het bewijs dat [appellant] ook schade heeft toegebracht aan het zijpaneel en/of de stootlijst rechtsachter. De getuigenverklaring van [verweerder] staat op dit punt op zichzelf en vindt geen steun in een foto, en evenmin in de aangifte van [verweerder] bij de politie, en evenmin in de verklaring van de bijrijder Van der Gaag of enige andere getuige. De vordering tot schadevergoeding van [verweerder] is op dit punt dus niet toewijsbaar.
3.7
[verweerder] heeft geen verklaring overgelegd van Delft Autoschade B.V. over de in het Audatex rapport vermelde schadeposten, zoals door het hof in zijn tussenarrest is verzocht, omdat dit bedrijf volgens [verweerder] niet meer bestaat. Het hof overweegt dat uit het Audatex rapport met voldoende zekerheid kan worden afgeleid welke schadeposten betrekking hebben op de reparatiekosten van het zijpaneel en/of de stootlijst rechtsachter. Blijkens het Audatex rapport zijn hiervoor de volgende reparatiekosten in het rapport opgenomen:
- bij onderdelen: ‘stootl zijpaneel A R’ ad € 33,90;
- bij arbeidsloon: ‘stootlijst zijpaneel A R uit-/inbouwen’ ad € 16,80 en ‘zijpaneel A R herstellen’ ad € 420,-;
- bij spuitwerk: ‘zijpaneel A R spuiten na herstel’ 26 AE ad € 8,60 per AE. Het hof acht aannemelijk dat ook de algemene post ‘voorbereiding metaal’ deels ziet op de spuitwerkzaamheden aan het zijpaneel achter rechts, en zal daarom 5 AE hieraan toerekenen, zodat het totaal uitkomt op 31 AE. Het hof begroot de spuitkosten aan het zijpaneel achter rechts daarom op 31 x € 8,60 = (afgerond) € 267,-.
Het hof begroot de totale reparatiekosten die in het Audatex rapport zijn vermeld voor het zijpaneel en/of de stootlijst rechtsachter gelet op het bovenstaande op (€ 33,90 + € 16,80 + € 420,- + € 267,- =) € 737,70 exclusief btw, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 892,62 inclusief btw. Dit bedrag is dus niet toewijsbaar en moet worden afgetrokken van het totale in het Audatex rapport vermelde schadebedrag van € 4.036,08 inclusief btw.
3.8
Uit het bovenstaande volgt dat aan [verweerder] een schadevergoeding toewijsbaar is van (€ 4.036,08 - € 892,62 =) € 3.143,46.
3.9
Tot slot merkt het hof nog op dat het feit dat [verweerder] niet alle schade aan zijn bus heeft laten repareren zijn eigen keuze is, en niet afdoet aan de schadevergoedingsplicht van [appellant].
Conclusie
3.1
Uit het bovenstaande, in samenhang met het tussenarrest van het hof van 11 april 2023, volgt dat het principaal appel van [appellant] gedeeltelijk slaagt, net als het incidenteel appel van [verweerder]. Aan [appellant] zal alsnog een immateriële schadevergoeding worden toegewezen van € 900,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Aan [verweerder] zal alsnog een schadevergoeding worden toegewezen van € 3.143,46, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens zal een bedrag van € 161,41 aan eigen bijdrage buitengerechtelijke kosten worden toegewezen, aangezien tegen de toewijzing van dit bedrag door de kantonrechter geen grief is gericht. Het hof zal het vonnis van de kantonrechter vernietigen, en in die zin opnieuw rechtdoen.
Proceskosten
3.11
Gelet op de uitkomst van de procedure in hoger beroep, waaruit blijkt dat partijen zowel in conventie als in reconventie gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld, zal het hof de proceskosten in eerste aanleg compenseren. Ditzelfde geldt voor het principaal en het incidenteel hoger beroep. Het hof zal daarom ook de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 24 maart 2021,
en
opnieuw rechtdoende:
in conventie:
  • veroordeelt [appellant] tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van € 3.143,46 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2017 tot aan de dag der algehele betaling;
  • veroordeelt [appellant] tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van € 161,41 aan buitengerechtelijke incassokosten;
in reconventie:
- veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 900,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2017 tot aan de dag der algehele betaling;
en voorts:
  • compenseert de proceskosten in eerste aanleg, zowel in conventie als in reconventie, in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt;
  • compenseert de proceskosten in het principaal en incidenteel hoger beroep, in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, M. Verkerk en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.