ECLI:NL:GHDHA:2024:351
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- W.M.G. Visser
- A.P. Bliek-Monsma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak en bewijsvoering door de Heffingsambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin de waarde van een onroerende zaak is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2019 vastgesteld op € 400.000, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen. Belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de waarde te hoog is vastgesteld en verzoekt om een verlaging naar € 378.000.
De mondelinge behandeling vond plaats op 24 januari 2024, waarbij partijen aanwezig waren. De Heffingsambtenaar heeft een taxatierapport overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin vergelijkingsobjecten zijn opgenomen. De Rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende.
Het Hof bevestigt het oordeel van de Rechtbank en stelt dat de Heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan. De waarde is vastgesteld op basis van een systematische vergelijking met vergelijkbare woningen, waarbij rekening is gehouden met de verschillen in voorzieningen, onderhoud en ligging. Het Hof wijst het verzoek van belanghebbende om immateriële schadevergoeding af, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.