ECLI:NL:GHDHA:2024:314

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
3 maart 2024
Zaaknummer
200.318.145/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van schade-uitkering op basis van herstelkosten versus herbouwwaarde na brand

In deze zaak gaat het om de vraag of de verzekeraars aan Immopartners Beheer B.V. een schade-uitkering moeten doen na een brand, gebaseerd op herstelkosten of op herbouwwaarde. Het Gerechtshof Den Haag oordeelt dat de verzekeraars, op basis van de polisvoorwaarden, de keuze hebben om de schade-uitkering te baseren op herstelkosten. Immopartners had in eerste aanleg een vordering ingesteld voor een schadevergoeding van € 178.223,00, maar de rechtbank Rotterdam had deze vordering afgewezen, oordelend dat de verzekeraars niet gehouden waren tot vergoeding van meer dan de herstelkosten. Immopartners ging in hoger beroep, maar het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van totaal verlies, maar van gedeeltelijke schade, en dat de uitleg van de polisvoorwaarden en het gerechtvaardigd vertrouwen van Immopartners niet leidde tot een verplichting voor de verzekeraars om op basis van de herbouwwaarde uit te keren. De uitspraak benadrukt de rol van voortaxatie en de keuzemogelijkheid van verzekeraars in schade-uitkeringen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.318.145/01
Zaaknummer rechtbank : 631135 / HA ZA 21-1129
arrest van 13 februari 2024
in de zaak van
Immopartners Beheer B.V.,
gevestigd in Utrecht,
appellante,
hierna te noemen: Immopartners,
procesadvocaat: mr. J.L. Hoovers,
behandelend advocaat: mr. M.S. Smit,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
Chubb European Group SE,
statutair gevestigd in Courbevoie, Frankrijk,
hierna te noemen: Chubb,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
Ethias N.V.,
statutair gevestigd in Luik, België,
hierna te noemen: Ethias,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AXA Belgium N.V.,
statutair gevestigd in Brussel, België,
hierna te noemen: AXA,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk te noemen: Verzekeraars,
advocaat: mr. P.R. van der Vorst.

1.Waar het in deze zaak over gaat

1.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of Verzekeraars aan Immopartners, na brand aan een pand, een schade-uitkering moeten doen die is gebaseerd op de herstelkosten of op de herbouwwaarde. Het hof komt tot het oordeel dat Verzekeraars op grond van de aan hen op basis van de polisvoorwaarden toekomende keuzemogelijkheid een schade-uitkering mochten doen die was gebaseerd op de herstelkosten. Dwingend recht staat niet aan deze keuzemogelijkheid in de weg en Immopartners mocht er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat Verzekeraars op basis van de herbouwwaarde van het pand zouden uitkeren.
2. Het procesverloop
2.1.
Bij exploten van 22 september 2022 is Immopartners in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 6 juli 2022.
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- de memorie van grieven van Immopartners, met producties;
- memorie van antwoord van Verzekeraars, met productie.
2.3.
Ten slotte heeft het hof een datum voor arrest bepaald.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
In eerste aanleg vorderde Immopartners, samengevat, het volgende:
  • ieder van Verzekeraars naar hun eigen aandeel, als omschreven in de polis, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 178.223,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten,
  • veroordeling van Verzekeraars pro rato in de proceskosten inclusief nakosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Immopartners, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat voor de berekening van de schade aan haar pand uitgegaan moet worden van de tussen hen met de voortaxatie vastgestelde waarderingsmaatstaf (de herbouwwaarde) en dat het Verzekeraars niet vrij stond daarvan af te wijken.
3.3.
Verzekeraars hebben het verweer gevoerd dat zij kunnen en mogen volstaan met uitkering op basis van de (lagere) herstelkosten, omdat hen op basis van de polisvoorwaarden een keuzemogelijkheid toekomt.
3.4.
Bij eindvonnis van 6 juli 2022 heeft de rechtbank de vorderingen van Immopartners afgewezen. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat Verzekeraars niet gehouden zijn tot vergoeding van meer dan de herstelkosten (die in de akte van taxatie zijn begroot op
€ 1.176.715,00). De rechtbank heeft daartoe overwogen dat artikel 7:960 BW aan Immopartners geen recht geeft op vergoeding van haar schade op basis van de voortaxatie en dat het bindende karakter van voortaxatie uitsluitend ziet op de waarde van het pand vóór de gebeurtenis (dus voor de brand), maar niet zo ver gaat dat deze ook ziet op de waarderingsgrondslag van de te verstrekken uitkering. Dit laatste zou slechts anders zijn wanneer Immopartners er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de schade op basis van de herbouwwaarde zou worden uitgekeerd, maar daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Immopartners en Verzekeraars hebben zich gebonden aan de akte van taxatie, nu niet is gebleken dat sprake is van gebreken in de beslissing van de betrokken deskundigen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zou moeten leiden tot een andere conclusie. Ten slotte overweegt de rechtbank dat geen sprake is van rechtsverwerking.

4.De vordering en het verweer in hoger beroep

4.1.
Immopartners vordert dat het hof het vonnis van de rechtbank van 6 juli 2022 vernietigt en haar vorderingen alsnog volledig toewijst, met veroordeling van Verzekeraars in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
4.2.
Verzekeraars voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Immopartners en tot bekrachtiging van op 6 juli 2022 door de rechtbank gewezen vonnis.

5.De feiten in hoger beroep

5.1.
De door de rechtbank in het vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan, door het hof aangevuld met de volgende - eveneens vaststaande - feiten. Het gaat in deze zaak om het volgende:
5.2.
Immopartners is eigenaar van een showroom met magazijn en drie bedrijfshallen aan de Bosstraat 40-44 en Gastelseweg 185 (voorheen Bosstraat 38) in Roosendaal (hierna te noemen: het pand).
5.3.
Per 1 oktober 2007 had Immopartners het pand verzekerd tegen onder meer brand. De verzekering is gesloten via beursmakelaar Ecclesia B.V. (hierna te noemen: Ecclesia).
5.4.
Bureau [X] B.V. (hierna te noemen: [X]) heeft – ten behoeve van het sluiten van een nieuwe verzekeringsovereenkomst – het pand getaxeerd en op 7 augustus 2019 een taxatierapport uitgebracht (hierna te noemen: de voortaxatie). In de voortaxatie is het pand getaxeerd op € 2.600.000,00 op basis van de herbouwwaarde. De voortaxatie is aan Verzekeraars verstrekt voordat de verzekeringsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. In de voortaxatie is verder, voor zover hier relevant, bepaald dat de taxatie is gebaseerd op artikel 7:960 BW.
5.5.
Op 1 oktober 2019 is een nieuw polisblad afgegeven, waaruit volgt dat Verzekeraars
de contractuele wederpartijen van Immopartners bij de verzekeringsovereenkomst zijn
geworden. Als bijlage bij het polisblad is onder meer een specificatielijst gevoegd, waarin
wordt verwezen naar de voortaxatie van [X]. Daarnaast is op het polisblad als één van de redenen voor afgifte vermeld:
“[…]Aanpassing verzekerde bedragen n.a.v. taxatie[…]”.
5.6.
De van toepassing zijnde voorwaarden, de Nederlandse Beursvoorwaarden voor Uitgebreide Gevarenverzekering (hierna te noemen: de polisvoorwaarden of NBUG 2006), luiden, voor zover in hoger beroep relevant, als volgt:
“[…] Artikel 6 VOORTAXATIE
6.1. […]
Het taxatierapport wordt geacht deel uit te maken van de overeenkomst.
[…]
6.5
De voortaxatie door deskundigen […] verliest haar geldigheid in de volgende situaties:
[…] - er wordt niet overgegaan tot herinvestering na schade.
Artikel 7 SCHADEMELDING EN -VASTSTELLING
[…]
7.2.1
Als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade geldt een taxatie die is gemaakt door een gezamenlijk te benoemen expert of door twee experts, waarvan verzekerde en verzekeraars er ieder één benoemen;
[…]
7.2.2
Benoeming van expert(s) en aanvaarding van de opdracht moeten blijken uit een door verzekerde en expert(s) te ondertekenen akte […]
Artikel 8 SCHADE EN OMVANG VAN DE VERGOEDING
8.1
De verplichting van verzekeraars tot schade-uitkering bestaat uit:
8.1.1
naar keuze van verzekeraars, het verschil tussen de waarde van de verzekerde gevaarsobjecten onmiddellijk voor en onmiddellijk na de gebeurtenis of de herstelkosten onmiddellijk na de gebeurtenis van die zaken, die naar het oordeel van de experts voor herstel vatbaar zijn, alsmede - bij verzekering op basis van nieuwwaarde - door de gebeurtenis veroorzaakte en door het herstel niet opgeheven waardevermindering;
[…]
8.2
Bij de bepaling van de waarde van de verzekerde gevaarsobjecten onmiddellijk voor de gebeurtenis wordt uitgegaan van de waardegrondslag zoals hieronder genoemd, terwijl bij de vaststelling van de waarde onmiddellijk na de gebeurtenis met deze waardegrondslag rekening zal worden gehouden.
8.2.1
In geval van verzekering op basis van een geldige voortaxatie: het bedrag van de voortaxatie. […]”
5.7.
Op 10 november 2019 is brandschade ontstaan aan het pand. Immopartners heeft de brand via Ecclesia gemeld bij Verzekeraars.
5.8.
Partijen hebben ieder een deskundige aangewezen ter begroting van de schade als gevolg van de brand. Verzekeraars hebben Dekra Experts ingeschakeld voor taxatie van de schade. Immopartners heeft [A] Expertise ingeschakeld voor taxatie van de schade (de deskundigen hierna afzonderlijk te noemen: Dekra en [A]).
5.9.
Op 12 november 2019 hebben partijen een akte van benoeming van experts getekend. De akte is ondertekend door Dekra, [A] en Immopartners. In de akte is, voor zover hier relevant, het volgende vermeld:
“[…] op polisnummer 635567409 verzekerd zijn de opstallen op het adres: Bosstraat 40-44, 4704 RL te Roosendaal en de Gastelsestraat 185 (voorheen Bosstraat 38), 4704 RS te Roosendaal en dat de verzekerde zaken volgens mededeling van verzekerde op 10 november 2019 ten gevolge van brand schade hebben geleden, komen het volgende overeen:
2. als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade overeenkomstig de in de polis vermelde waardegrondslagen zal gelden een taxatie gemaakt door twee experts, waarvan verzekerde en verzekeraar(s) er ieder één benoemen en die als blijk van aanvaarding van hun benoeming deze akte mede ondertekenen. Als derde expert, die bij gebrek aan overeenstemming de grootte van de schade binnen de grenzen van de beide taxaties heeft vast te stellen, wordt benoemd de heer [taxateur] van Crawford & Company (Nederland) B.V.
3. De experts zullen in de taxatie de waarde, rekening houdend met wat hieromtrent in de polis is bepaald, van de verzekerde zaken onmiddellijk vóór en onmiddellijk na het voorval vermelden, alsmede de herstelkosten onmiddellijk na het voorval van die zaken die voor herstel vatbaar zijn. De experts zullen tevens de door hen gehanteerde waardegrondslagen vermelden. […] ”
5.10.
Dekra en [A] hebben hun bevindingen vastgelegd in een akte van taxatie
van 10 juni 2020 (hierna te noemen: akte van taxatie). In deze akte is de schade als volgt begroot:
“[…]
Opstal (op basis van vaste taxatie)
Omschrijving waarde voor waarde na schade
Opstal EUR 2.600.000,00 EUR 1.245.062,00 EUR 1.354.938,00
[…]
Opstal (op basis van herstelkosten)
Omschrijving schade
Opstal EUR 1.176.715,00
[…]
Opstal (op basis van verminderde verkoopwaarde)
Omschrijving schade
Schade EUR 462.149,00
[…]”
5.11.
Op 9 juni 2020 (dat wil zeggen: een dag voorafgaand aan de ondertekening van de akte van taxatie door Dekra en [A]) is deze akte van taxatie door Immopartners voor akkoord getekend. De directeur van Immopartners, de heer [directeur] (hierna te noemen: [directeur]) heeft bovenaan de akte geschreven:
“opgave herstelkosten n.v.t. voor verzekerde, slechts ter info voor verzekerde.”Deze handgeschreven opmerking staat niet op de hiervoor genoemde akte van taxatie van 10 juni 2020.
5.12.
De advocaat van Immopartners heeft bij brief van 15 oktober 2021 aan Verzekeraars
medegedeeld dat de schade op basis van herbouwwaarde uitgekeerd dient te worden in
plaats van de schade op basis van herstelkosten. Ook heeft de advocaat in deze brief op grond van artikel 3:40 lid 2 BW de vernietiging van artikel 8.1.1. NBUG 2006 ingeroepen wegens strijd met artikel 7:960 BW. Verzekeraars zijn daarbij gesommeerd tot betaling van het verschil tussen de getaxeerde schade op basis van herbouwaarde en die op basis van herstelkosten.
5.13.
Aan de sommatie is geen gevolg gegeven. Verzekeraars hebben (wel) de schade vergoed op basis van de herstelkosten zoals in de akte van taxatie begroot op
€ 1.176.715,00.

6.De beoordeling in hoger beroep

Bevoegdheid en toepasselijk recht
6.1.
Verzekeraars zijn gevestigd buiten Nederland, zodat het hof verplicht is haar bevoegdheid ambtshalve te onderzoeken.
6.2.
Het hof stelt vast dat de rechtbank op grond van artikel 21 NBUG 2006 bevoegd was kennis te nemen van het geschil tussen partijen en dat (op grond van artikel 20 NBUG 2006) Nederlands recht van toepassing is.
Het geschil tussen partijen
6.3.
Partijen twisten in deze zaak over de vraag welke gevolgen de voortaxatie in dit geval heeft voor de (hoogte van de) schade-uitkering aan Immopartners. Dit geschil tussen partijen vertaalt zich in de vordering van Immopartners ter hoogte van een bedrag van
€ 178.223,00, waarbij Immopartners ervan uitgaat dat de schade – gelet op de voortaxatie, die kwalificeert als een vaststellingsovereenkomst tussen partijen – moet worden gebaseerd op de (hogere) herbouwwaarde. Dit leidt er volgens Immopartners toe dat de keuzemogelijkheid in artikel 8.1.1. NBUG 2006 niet van toepassing is. Volgens Verzekeraars sluit de voortaxatie de keuzemogelijkheid in voornoemde bepaling niet uit, en leidt dit tot een rectificatie/correctie van die getaxeerde waarde, omdat de getaxeerde waarde in de voortaxatie te hoog was. In dit geval had dit tot gevolg dat de herstelkosten met circa 16% moesten worden gerectificeerd.
De grieven van Immopartners
6.4.
De grieven van Immopartners richten zich - in de kern - tegen het oordeel van de rechtbank dat Verzekeraars niet zijn gehouden tot het vergoeden van meer dan de herstelkosten. Het oordeel van de rechtbank dat aan Verzekeraars een keuzemogelijkheid toekomt is volgens Immopartners onjuist, omdat het pand is verzekerd op basis van de voortaxatie. Daarmee staat de waarde van het pand en de waarderingsgrondslag volgens Immopartners vast. Die waarderingsgrondslag - in dit geval de herbouwwaarde - is daarom bepalend voor de hoogte van de schade-uitkering. Het oordeel van de rechtbank dat het bindende karakter van de vaststellingsovereenkomst alleen ziet op de waarde en niet op de waarderingsgrondslag is onjuist en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank had volgens Immopartners daarom moeten beoordelen of zij een beroep op de voortaxatie kon doen. Zij heeft immers het volledige pand moeten herbouwen (zoals volgt uit de verkregen bouwvergunning). Verzekeraars hebben bij haar bovendien het vertrouwen gewekt dat de voortaxatie zou worden nagekomen; dit blijkt ook uit de door haar in de procedure gebrachte e-mailcorrespondentie van 24 maart, 15 april en 29 april 2020. Dit feit heeft de rechtbank ten onrechte niet meegenomen bij de uitleg van de overeenkomst.
Het standpunt van Verzekeraars
6.5.
De in de akte van taxatie door [A] en Dekra vastgestelde waardes, zijn juist en correct vastgesteld, zodat het oordeel van de rechtbank - dat zij niet gehouden zijn tot uitkering van meer dan de herstelwaarde - in stand moet blijven. Volgens Verzekeraars heeft Immopartners gekregen waarvoor ze was verzekerd en waarop ze op basis van de verzekeringsovereenkomst recht had; deze schade-uitkering was ook voldoende om herstel te kunnen laten uitvoeren en herstel was ook mogelijk. Er is namelijk volledig op de fundering gebouwd door Immopartners; de situatie na de brand kwam niet in de buurt van algeheel verlies.
De verzekerde som en de getaxeerde polis
6.6.
Als uitgangspunt ingevolge artikel 7:956 BW geldt dat een gebouw is verzekerd naar zijn herbouwwaarde. In de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst zijn partijen niet afgeweken van dit uitgangspunt. Partijen hebben - zoals blijkt uit het polisblad van 1 oktober 2019 en de daarbij horende bijlage - de herbouwwaarde voor het pand vastgesteld op een bedrag van € 2.600.000,00.
6.7.
Dit bedrag geldt tussen partijen als de verzekerde som, dat wil zeggen: het hoogste bedrag van de schadevergoeding tot uitkering waarvan Verzekeraars als gevolg van een schadeveroorzakende gebeurtenis kan worden verplicht. Zoals ook de rechtbank in haar vonnis heeft vastgesteld, bestaat over de hoogte van de herbouwwaarde - die zowel in de voortaxatie als in de akte van taxatie op hetzelfde bedrag is vastgesteld - tussen partijen geen verschil van mening.
De gevolgen van de voortaxatie
6.8.
Bij een voortaxatie (ook wel “vaste taxatie” genoemd) is de waarde van de verzekerde zaak vooraf vastgesteld, in welk verband wordt gesproken van een ‘getaxeerde polis’. Dat in dit geval sprake is van een getaxeerde polis zoals bedoeld in artikel 7:960, tweede zin, BW, is tussen partijen niet in geschil en volgt ook uit de omschrijving in de voortaxatie. Uitgangspunt van een ‘getaxeerde polis’ is, dat de te vergoeden schade bij totaal verlies overeenkomt met het getaxeerde bedrag.
6.9.
Door op basis van voortaxatie te verzekeren, weet de verzekerde vooraf en heeft de verzekerde zekerheid op welke vergoeding hij kan rekenen als de verzekerde zaken verloren gaan en weet de verzekeraar wat in dat geval zijn uitkeringsverplichting dan zal inhouden. Is er bij een getaxeerde polis sprake van gedeeltelijke schade, dan zal ook van de getaxeerde waarde worden uitgegaan. Vergoeding van het volledige bedrag is in dat geval echter niet aan de orde, omdat bij gedeeltelijke schade geen sprake is van totaal verlies. Voor de hand ligt in dat geval dat - in lijn met artikel 7:958 lid 4 BW - de restwaarde in mindering komt op de oorspronkelijk getaxeerde waarde. In het geval van een te hoge getaxeerde waarde, wordt in de literatuur gewezen op de mogelijkheid om – in aansluiting op artikel 7:958 lid 5 BW – te werken met een ‘proportionele oververzekeringsregel’. Bij toepassing van die regel wordt eerst het percentage van de werkelijke waardevermindering ten opzichte van de werkelijke waarde vastgesteld. Op basis van dat percentage wordt vervolgens slechts een deel van de voorgetaxeerde verzekerde waarde uitgekeerd.
6.10.
Het enige dat in dit geval vaststond op basis van de voortaxatie was de waarde van het pand kort vóór de brand. Hoe de voortaxatie in verband stond tot de daadwerkelijk door Immopartners geleden schade, kon niet eerder dan na de brand worden bepaald. Dat volgt ook uit het feit dat voor de schadevaststelling na de brand deskundigen zijn ingeschakeld om de schade-omvang op dat moment (dus na de brand) te bepalen.
6.11.
Vast staat verder dat door Verzekeraars geen beroep wordt gedaan op het indemniteitsbeginsel. Dat Verzekeraars daarop geen beroep doen, kan worden verklaard door het gegeven dat, en dat is tussen partijen ook niet in geschil, geen sprake is van totaal verlies. Voor die situatie, waarin geen sprake is van totaal verlies, staat het Verzekeraars namelijk vrij om bepalingen op te nemen in de polisvoorwaarden waarbij kan worden afgeweken van een voortaxatie. Dwingend recht, en dus ook artikel 7:960 BW, staat daaraan niet in de weg. Dat leidt ertoe dat artikel 7:960 BW Verzekeraars er niet toe verplicht om op basis van de herbouwwaarde uit te keren. In beginsel komt aan Verzekeraars daarom een keuzemogelijkheid toe zoals vervat in artikel 8.1.1. NBUG 2006. Dat is slechts anders in de situatie dat Immopartners er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat schade-uitkering zou plaatsvinden op basis van de herbouwwaarde.
Mocht Immopartners er gerechtvaardigd op vertrouwen dat uitkering zou plaatsvinden op basis van de herbouwwaarde?
6.12.
Het hof stelt voorop dat – aangezien geen sprake is van totaal verlies – de enkele verwijzing naar de voortaxatie op het polisblad of het feit dat sprake is van een ‘getaxeerde polis’, niet tot gevolg kan hebben dat toepassing van de in artikel 8.1.1. NBUG 2006 vervatte keuzemogelijkheid is uitgesloten. Voor zover Immopartners haar vertrouwen in een schade-uitkering op basis van de herbouwwaarde daarop heeft gebaseerd, kan zij daarin niet worden gevolgd. De voortaxatie is op zichzelf bezien namelijk geen onderscheidende factor, gelet op het hiervoor al vermelde uitgangspunt in de wet dat een gebouw is verzekerd naar zijn herbouwwaarde. Voor zover Immopartners meent dat zij desondanks een beroep kon doen op de voortaxatie, is van belang wat tussen partijen is overeengekomen en hoe de verzekeringsovereenkomst moet worden uitgelegd.
- het polisblad en de polisvoorwaarden
6.13.
Bij die uitleg komt het in het algemeen gesproken niet alleen aan op een taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst, maar ook op de bedoeling van partijen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst en op hetgeen zij onder de omstandigheden redelijkerwijs van elkaar konden en mochten verwachten, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Tussen partijen staat vast dat over de toepasselijke polisvoorwaarden (de beursvoorwaarden NBUG 2006) voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst niet is onderhandeld. In dit geval is ook niet gebleken dat partijen vooraf over de bewoordingen van het polisblad hebben gesproken of anderszins hebben gecommuniceerd. Weliswaar is het polisblad en de voortaxatie voorafgaande aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan Verzekeraars toegezonden, maar uit de door Immopartners in de procedure gebrachte e-mailwisselingen tussen haar beursmakelaar Ecclesia en Verzekeraars blijkt enkel dat Verzekeraars op basis van deze stukken een beslissing hebben genomen over de vraag of zij het aangeboden risico wilden verzekeren, en zo ja, tegen welke verzekeringspremie.
6.14.
Daarom is de uitleg van het polisblad en de polisvoorwaarden in dit geval met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van het polisblad en polisvoorwaarden als geheel en van de (eventueel) bij de polisvoorwaarden behorende toelichting. Voor een meer gesubjectiveerde uitleg waarbij de verwachtingen van Immopartners bij het aanbieden van haar getaxeerde risico’s en het overleg daarover met Verzekeraars ook uitdrukkelijk had moeten worden meegewogen in de uitleg, zoals Immopartners voorstaat, is dan ook geen aanleiding.
6.15.
Uitleg van het polisblad en de polisvoorwaarden brengt in dit geval mee dat de voortaxatie onderdeel is geworden van de verzekeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 6 NBUG 2006. De polisvoorwaarden geven vervolgens nadrukkelijk invulling aan de wijze waarop de voortaxatie moet worden betrokken in de schaderegeling ingeval een schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvindt. Er wordt omschreven wanneer de voortaxatie een rol speelt: voor de bepaling van de waarde van het pand vóór de brand wordt uitgegaan van het bedrag in de voortaxatie en bij de vaststelling van de waarde onmiddellijk na de brand zal met het bedrag van de voortaxatie rekening worden gehouden. Wat betreft de herstelkosten, wordt in deze bepalingen niet verwezen naar het bedrag van de voortaxatie; ook wordt niet vermeld dat daarmee rekening zal worden gehouden bij het vaststellen van die herstelkosten. Hieruit kan niet anders dan worden afgeleid dat de voortaxatie in andere gevallen, waaronder die voor het vaststellen van de herstelkosten onmiddellijk na een schadeveroorzakende gebeurtenis, dus geen betekenis heeft.
6.16.
In de polisvoorwaarden is daarnaast ook niet vermeld dat de keuze van een verzekerde voor de wijze waarop zij de schade wenst te herstellen tot gevolg heeft dat Verzekeraars de aan hen toekomende keuzemogelijkheid zou worden ontnomen. Immopartners mocht er ook daarom niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat - door haar keuze voor herinvestering in de vorm van herbouw - de schade-uitkering zou plaatsvinden op basis van de herbouwwaarde. Het gegeven dat aan Immopartners een bouwvergunning is verstrekt voor de herbouw van het pand, kan dan ook niet tot de conclusie leiden dat schade-uitkering gebaseerd moet worden op de vooraf getaxeerde herbouwwaarde.
6.17.
Het hof merkt nog op dat Immopartners heeft gesteld dat Verzekeraars niet aan haar hebben kenbaar gemaakt dat zij enig belang had bij artikel 8.1.1. NBUG 2006. Immopartners heeft echter niet toegelicht of onderbouwd waarom Verzekeraars volgens haar vooraf hadden moeten toelichten dat zij belang zouden hebben bij artikel 8.1.1. NBUG 2006. Het gaat hier immers om een beurspolis, waarover door de betrokken (professionele) partijen niet is onderhandeld. Voor zover Immopartners meent dat zij onjuist is geïnformeerd over de keuzemogelijkheid van Verzekeraars, kan zij dit niet aan Verzekeraars tegenwerpen.
6.18.
De stelling van Immopartners dat zij mogelijk een (te) hoge premie heeft betaald, omdat de (voor)getaxeerde waarde achteraf onjuist zou zijn, kan er evenmin toe leiden dat de schade-uitkering (dwingend) moet worden gebaseerd op de vooraf vastgestelde herbouwwaarde. Dat zou ook niet logisch zijn, omdat – ingeval van totaal verlies van het pand – deze waarde wel volledig zou zijn uitgekeerd aan Immopartners. In die hypothetische situatie van totaal verlies was de premie in die redenering juist wel geheel in lijn geweest met de geleden schade. De herbouwwaarde wordt tot uitgangspunt genomen voor de te verzekeren som, maar geeft daarom op zichzelf geen indicatie voor de wijze waarop de schade-uitkering ná een schadeveroorzakende gebeurtenis, moet worden vastgesteld.
-erkenning waarderingsgrondslag
6.19.
Immopartners stelt verder dat zij geen beroep op rechtsverwerking heeft gedaan en de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan haar stelling dat Verzekeraars in eerste instantie de waarde en waarderingsgrondslag hebben erkend en daarmee bij haar het vertrouwen hebben gewekt dat die erkenning zou worden nagekomen. Volgens Immopartners hebben Verzekeraars, althans Dekra, het vertrouwen gewekt dat zij (Verzekeraars) ook van deze waarderingsgrondslag (herbouwwaarde) zouden uitgaan; dat blijkt volgens Immopartners uit de e-mailberichten van Dekra van 24 maart 2020, 15 april 2020 en 29 april 2020. Immopartners stelt dat zij, Ecclesia en [A] altijd het uitgangspunt hebben gehad de schade-uitkering te baseren op de waarderingsgrondslag van de voortaxatie. Dat wordt door Verzekeraars betwist.
6.20.
Het hof is van oordeel dat in voornoemde e-mailcorrespondentie niet valt te lezen dat Verzekeraars hebben erkend dat de schade zou worden uitgekeerd op basis van de herbouwwaarde als aangegeven in de voortaxatie. Immopartners mocht er daarom niet op vertrouwen dat de schade-uitkering zou plaatsvinden op basis van de waarde uit de voortaxatie, en daarmee de vooraf vastgestelde herbouwwaarde. De volgende overwegingen leiden tot dit oordeel.
6.21.
Het hof stelt vast dat uit het e-mailbericht van 24 maart 2020 - van Dekra aan Ecclesia - blijkt dat [A] en Dekra aanvankelijk hun schadevaststelling hebben ingestoken op herbouwwaarde of verkoopwaarde. Dat zijn namelijk de enige waarderingsgrondslagen die in dat e-mailbericht worden genoemd. Uit dit e-mailbericht volgt echter niet dat nadrukkelijk afstand is gedaan van de mogelijkheid tot vergoeding van de - werkelijke - herstelkosten. Uit de e-mailberichten van 15 april 2020 blijkt dat [directeur] aan [A] heeft gevraagd of de calculatie al definitief is; [A] bevestigt vervolgens dat de schade op basis van herbouw akkoord is, maar dat een en ander nog definitief moet worden afgestemd. Uit de e-mail van 29 april 2020 blijkt dat Dekra en [A] op dat moment niet op één lijn zaten over de wijze waarop om diende te worden gegaan met het gegeven dat in de (door Dekra en [A] opgestelde) calculatie was gebleken dat de getaxeerde waarde aan de hoge kant was. Om die reden heeft Dekra toen de hulp ingeroepen van Ecclesia.
6.22.
Uit geen van deze e-mailberichten blijkt dat Verzekeraars kenbaar hebben gemaakt geen toepassing te zullen geven aan artikel 8.1.1. NBUG 2006. De e-mailberichten geven slechts blijk van overleg over de wijze waarop de uiteindelijk tot stand gekomen akte van taxatie diende te worden ingevuld. Er zijn door Immopartners geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de op 12 november 2019 mede aan [A] gegeven opdracht is of werd ingetrokken. De aan hem verstrekt opdracht - tot het opmaken van een taxatie van de herbouwwaarde en de herstelkosten onmiddellijk na het voorval, onder vermelding van de gehanteerde waardegrondslagen - heeft [A] uitgevoerd en afgerond. Voornoemde e-mailberichten kunnen worden geplaatst binnen het overleg dat daarover heeft plaatsgevonden in de fase die daarna heeft geleid tot de totstandkoming van de akte van taxatie.
De omvang van de schade-uitkering
6.23.
Immopartners stelt in dit verband nog dat de rechtbank heeft miskend dat Immopartners aan [A] heeft kenbaar gemaakt dat zij geen akkoord gaf op de herstelkosten. [A] was volgens haar namelijk niet gevolmachtigd akkoord te gaan met de herstelkosten, terwijl Immopartners de opdracht aan [A] op ieder moment kon intrekken. Ook is Immopartners het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat partijen gebonden zijn aan de akte van taxatie.
6.24.
Verzekeraars stellen zich juist op het standpunt dat met de akte van taxatie op 10 juni 2020 een correcte en bindende schadevaststelling tussen partijen is overeengekomen. Uit de stellingen van Verzekeraars wordt verder begrepen dat de door hen genoemde rectificatie van circa 16% uiteindelijk door [A] en Dekra is vastgesteld op circa 13,1%. Dit is het verschil tussen het in de akte van taxatie genoemde bedrag van € 1.354.938,00 (“
Opstal: op basis van vaste taxatie”) en het bedrag van € 1.176.715,00 (“
Opstal: op basis van herstelkosten”). Uit de stellingen van Verzekeraars begrijpt het hof ook dat zij daarmee invulling hebben willen geven aan de hiervoor vermelde ‘proportionele oververzekeringsregel’. Immopartners is het niet eens met deze correctie, en daarmee de hoogte van de vastgestelde herstelkosten, en dat blijkt volgens haar uit de handgeschreven opmerkingen van [directeur] op de akte van taxatie.
6.25.
Vast staat dat Immopartners geen beroep heeft gedaan op de in de akte van taxatie genoemde derde expert. Wanneer Immopartners de inhoud van de akte, en daarmee de hoogte van de getaxeerde herstelkosten ter discussie had willen stellen, dan mocht dit wel van haar worden verwacht. De enkele toezending van de door Immopartners voor akkoord ondertekende versie gedateerd op 9 juni 2020 aan [A], met daarop handgeschreven opmerkingen van [directeur], is onvoldoende om te (kunnen) concluderen dat de in de akte van taxatie gehanteerde waardes onjuist (zouden) zijn of dat [A] daaruit heeft begrepen dat hij niet langer bevoegd was om de aan hem gegeven opdracht af te ronden (nog daargelaten of die mogelijkheid ook bestond, mede gelet op het bepaalde in artikel 7 NBUG 2006 en de akte van benoeming van 12 november 2019). Het enkele feit dat [A] de bezwaren van Immopartners heeft kenbaar gemaakt aan Dekra, hebben er niet toe geleid dat de opdracht tot gezamenlijke schade-vaststelling stil is komen te liggen of dat die opdracht niet door de deskundigen is afgerond.
6.26.
Uit de handgeschreven opmerkingen volgt weliswaar dat de opgave van de herstelkosten niet van toepassing is volgens Immopartners, maar niet dat zij nadrukkelijk bezwaar maakt tegen de hoogte van de in de akte van taxatie genoemde herstelkosten. Immopartners heeft immers niet gesteld (noch is gebleken) dat de door Verzekeraars gemaakte keuze tot een onredelijke uitkomst leidt of dat sprake is van ernstige gebreken in de beslissing van de deskundigen. Immopartners heeft tijdens de zitting van 18 mei 2022 verklaard dat het pand inmiddels (minimalistisch) is herbouwd, en dat daarbij het plan om het pand te herbouwen zoals het oorspronkelijk was, is verlaten. Ook heeft [directeur] toen kenbaar gemaakt dat het pand inmiddels in eigendom is overgedragen. Dat zij meer schade heeft geleden dan aan haar is vergoed, blijkt evenmin uit deze stellingen.
6.27.
Ook het hof gaat er daarom vanuit dat de herstelkosten, zoals begroot in deze akte, namelijk op een bedrag van € 1.176.715,00, juist zijn.
Geen bewijs
6.28.
Aan nadere bewijslevering komt het hof niet toe. Immopartners heeft namelijk geen voldoende concreet bewijsaanbod gedaan. Wat mevrouw [medewerkster], werkzaam bij Ecclesia, en [directeur] precies zou kunnen verklaren over de schadevaststelling (door [A] en Dekra) en de discussie met Verzekeraars over de waarderingsgrond (herstelkosten of herbouwwaarde) voor de uitkering van de schade, heeft Immopartners onvoldoende concreet onderbouwd. Bovendien zijn er geen -niet vaststaande- stellingen van Immopartners die, indien zij na bewijslevering wel zouden komen vast te staan, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
Conclusie
6.29.
Dit alles leidt tot de conclusie dat Verzekeraars op grond van de polisvoorwaarden een keuzemogelijkheid hadden en niet waren gehouden tot het vergoeden van meer dan de herstelkosten. Artikel 7:960 BW staat in dit geval niet aan deze keuzemogelijkheid in de weg en Immopartners mocht er ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de schade-uitkering zou plaatsvinden op basis van de herbouwwaarde. Dat betekent dat geen van de grieven slaagt.
6.30.
Het hof zal daarom het tussen partijen gewezen vonnis bekrachtigen
Proceskosten
6.31.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Immopartners in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Verzekeraars zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 783,00
- salaris advocaat € 3.572,00 (1 punt × appeltarief V)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals in de uitspraak vermeld)
Totaal € 4.533,00
6.32.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof:
7.1.
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 juli 2022;
7.2.
veroordeelt Immopartners in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Verzekeraars tot op heden begroot op € 4.533,00, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit arrest en als Immopartners niet tijdig aan de kostenveroordeling voldoet en het arrest daarna wordt betekend, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening;
7.3.
veroordeelt Immopartners in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest zijn voldaan;
7.4.
verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.K.N. Vos, O.G.H. Milar en J.G.J. Rinkes en ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024 door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers in aanwezigheid van de griffier.