Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- op 22 februari 2023 een journaalbericht van diezelfde datum, met bijlage;
- op 9 maart 2023 een journaalbericht van 8 maart 2023, met bijlagen;
- op 25 april 2024 een e-mailbericht;
- op 12 juni 2024 een e-mailbericht met bijbehorend journaalbericht en bijlage;
- op 24 april 2024 een e-mailbericht;
- op 29 april 2024 een e-mailbericht;
- Op 14 juni 2024 een e-mailbericht;
- op 17 juni 2024 een journaalbericht van diezelfde datum, met bijlagen.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- primair te bepalen dat de vrouw wordt verplicht om een totaalbedrag van € 48.863,- aan bruto partneralimentatie aan hem terug te betalen binnen twee weken na de door het hof te wijzen beschikking op de bankrekening van de man;
5.De motivering van de beslissing
De waarnemerstoelage die de man heeft ontvangen is hoe dan ook niet relevant voor het bepalen van de behoefte van de vrouw, aangezien deze pas (over de periode) na het uiteengaan van partijen (juli 2013) is uitgekeerd (vanaf augustus 2013).
[school]– een bedrag van € 27.335,- ten behoeve van [kind 2] en een bedrag van € 27.335,- ten behoeve van [kind 2] – acht het hof het terecht dat dit bedrag is meegenomen in de berekening van de behoefte van de vrouw.
5.9
In haar pleitnota stelt de vrouw dat in het overzicht van de man wel een behoorlijke alimentatie wordt teruggevorderd maar dat niet de te weinig ontvangen bedragen worden vermeld. Hiermee bedoelt de vrouw kennelijk te betogen dat de man in sommige jaren te weinig draagkracht had om volledig in haar aanvullende behoefte te voorzien en dat daarmee rekening moet worden gehouden, in die zin dat het tekort in die jaren moet worden afgetrokken van de later te veel ontvangen, terug te betalen alimentatie. Hierin volgt het hof de vrouw niet. Een tekort aan draagkracht om volledig in de aanvullende behoefte van de vrouw te voorzien in een bepaald jaar, levert geen verplichting op tot betaling van een hogere alimentatie dan het bedrag van de aanvullende behoefte in latere jaren.