ECLI:NL:GHDHA:2024:2633

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
BK-23/1224
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de privacyaspecten van het kentekenparkeersysteem in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Den Haag. De belanghebbende, aangeduid als eiseres, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag van € 68,50, die was opgelegd omdat er geen parkeerbelasting was voldaan voor een geparkeerde auto. De Heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de Rechtbank Den Haag het beroep van de eiseres ook ongegrond verklaarde. De eiseres stelde hoger beroep in, waarbij zij betoogde dat het kentekenparkeersysteem van de gemeente een ongeoorloofde inmenging in haar recht op respect voor haar privéleven opleverde, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Gerechtshof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat het gebruik van het kentekenparkeersysteem niet in strijd is met artikel 8 EVRM. Het Hof oordeelde dat de verwerking van persoonsgegevens door de gemeente, in het kader van het parkeerbeleid, bij wet is voorzien en noodzakelijk is voor het economisch welzijn van het land. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/1224

Uitspraak van 23 oktober 2024

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: B.A. Boer)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 14 november 2023, nummer SGR 22/6093.

Procesverloop

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 68,50, bestaande uit € 2,00 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten van de naheffingsaanslag (de naheffingsaanslag).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 136. De Heffingsambtenaar heeft een nader stuk ingediend, aangeduid als verweerschrift.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 11 september 2024. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Op 3 maart 2022 omstreeks 17.41 uur stond de auto met het kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd aan de [straat] ter hoogte van huisnummer […] te [woonplaats] . Voor de auto was geen parkeerbelasting voldaan. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag opgelegd.
2.2.
De Heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift, voor zover van belang, het volgende geschreven:
“Bij het verwerven van een parkeerrecht moet een parkeerder het kenteken van zijn auto invoeren. Door middel van een scanauto wordt vervolgens gecontroleerd of voor de geparkeerde auto’s een parkeerrecht is aangeschaft. De scanauto registreert de kentekens, vervolgens worden de kentekens omgezet in een versleutelde code en in deze versleutelde vorm verzonden naar het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten (SHPV, hierna ook wel het Servicecentrum). Het Servicecentrum beschikt alleen over de kentekens in de versleutelde vorm. De versleutelde kentekengegevens worden opgeslagen in het Nationaal Parkeer Register. Deze gegevensverwerking wordt op basis van een overeenkomst van dienstverlening tussen het Servicecentrum en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) door de RDW verricht. Het Servicecentrum constateert of er voor het betreffende voertuig een parkeerrecht is geregistreerd. Als er een parkeerrecht is geregistreerd, worden de ingevoerde versleutelde kentekengegevens na achtenveertig uur verwijderd.
Alleen als er geen parkeerrecht geregistreerd, dan wordt de parkeercontroleur en vervolgens de heffingsambtenaar geïnformeerd over het kenteken. De heffingsambtenaar vraagt vervolgens bij de RDW op basis van het kentekenregister van de RDW de bij het kenteken behorende persoonsgegevens op, zodat kan worden vastgesteld wie de kentekenhouder is aan wie een naheffingsaanslag parkeerbelasting kan worden opgelegd.”
2.3.
In de Privacyverklaring Belastingzaken van de gemeente Den Haag (openbaar toegankelijk via de website van de gemeente) staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“De gemeente kan op grond van de wet (…) belasting heffen. Hiervoor verwerkt ze uw persoonsgegevens. (…)
De gemeente verwerkt uw persoonsgegevens voor het bepalen van de hoogte van de aanslag, het versturen van de aanslag en voor alles dat voor de heffing, invordering en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen belangrijk is.
(…)
Voor de doelen die hiervoor staan, kijkt de gemeente in de Basisregistratie Kadaster, de Basisregistratie Personen, de Basisregistratie Voertuigen (kentekenregister) en het Handelsregister en verwerkt de gemeente de volgende persoonsgegevens:
 Naam, adres en woonplaats (NAW-gegevens)
 Voorletters
 Geslacht
 Geboortedatum
 E-mailadres en telefoonnummer
 BSN
 Uniek kadastraal subjectnummer
 WOZ-waarden
 Kenteken (bij parkeerbelasting)
 Voertuigidentificatienummer
 Aanslagnummer, biljetnummer, betalingskenmerk
 IBAN-nummer
 Andere financiële gegevens (inkomen, proces-verbaal verkoop bij beslaglegging)
(…)
De gemeente bewaart persoonsgegevens niet langer dan noodzakelijk of conform (sectorspecifieke)wetgeving, indien van toepassing. Dit betekent concreet:
 Gegevens over het heffen (het vaststellen van de individuele belastingschuld) van gemeentelijke belastingen worden 10 jaar bewaard (maximaal 10 jaar en 6 maanden als voor het doen van aangifte uitstel is verleend).
 Het IBAN-nummer bij het incasseren automatische incasso bewaart de gemeente 7 jaar.
 Stukken over de invordering (het innen van het verschuldigde bedrag) bewaart de gemeente maximaal 13 jaar.”
2.4.
In de Privacyverklaring parkeercontrole met scanvoertuigen van de gemeente Den Haag (openbaar toegankelijk via de website van de gemeente) staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Om te controleren of u uw auto ergens mag parkeren, gebruikt de gemeente scanvoertuigen. Scanvoertuigen hebben camera’s waarmee de kentekens van geparkeerde auto’s en hun omgeving worden vastgelegd. Kentekens worden daarna vergeleken met het Nationaal Parkeerregister om te bepalen of auto’s op de juiste plek staan geparkeerd.
Wanneer geen parkeerrecht is, wordt bekeken of de auto misschien kort stilstaat vanwege een bijzondere situatie, zoals laden en lossen. Deze controle kan op afstand via de de computer gebeuren, of door een handhaver op straat. Is er geen parkeerrecht en is er ook geen bijzondere situatie? Dan ontvangt u een parkeerboete.
Voor parkeercontrole kunnen de volgende gegevens worden gebruikt:
 BSN
 naam
 adres
 telefoonnummer
 kenteken
 situatiescans
 kopie gehandicaptenkaart
 een indicatie van uw mantelzorg
(…)
De beelden van scanvoertuigen worden op verschillende manieren gebruikt.
 controleren op parkeerrecht
 heffen en invorderen van parkeerbelasting
 bewijs bij bezwaar- en beroepszaken
 afhandelen van klachten over de uitvoering van het parkeerbeleid
 opstellen van anonieme managementinformatie voor logistieke planning, (met anonieme gegevens kan de gemeente bijvoorbeeld de parkeerdrukte in een straat onderzoeken en routes plannen)
 statistisch onderzoek over de effectiviteit van het gemeentelijk betaald parkeren (onderzoeken of het beleid voor betaald parkeren goed werkt)
(…)
De gemeente wisselt voor de controle van parkeerrecht informatie uit met de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). De RDW is verantwoordelijk voor het Nationaal Parkeerregister. Alle gegevens blijven binnen de Europese Economische Ruimte (EER).
(…)
Gegevens over auto’s met een geldig parkeerrecht, worden zo snel mogelijk en uiterlijk 24 uur na het scannen automatisch en definitief verwijderd. Dat geldt voor informatie op de computer aan boord van het scanvoertuig, maar ook voor alle andere bestanden.
Als een boete moet worden opgelegd, dan worden de gegevens bewaard totdat ze niet meer nodig zijn om de zaak af te ronden. Als er geen bezwaar meer kan worden gemaakt tegen de boete, of als deze al is betaald, worden alle gegevens verwijderd.”

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“2. De gemeente Den Haag hanteert een kentekenparkeersysteem. Dit systeem houdt in dat voor de betaling van parkeerbelasting het kenteken dient te worden ingevoerd en dat voor de controle op de voldoening van parkeerbelasting gebruik wordt gemaakt van scanauto’s die het kenteken scannen. Deze kentekengegevens worden tijdelijk bewaard om te controleren of de verschuldigde parkeerbelasting is betaald, dan wel is geparkeerd met een geldige vergunning. Is dit niet het geval dan wordt een naheffingsaanslag opgelegd.
3. In geschil is of het kentekenparkeersysteem een ongeoorloofde inmenging is in het recht van eiseres op respect voor haar privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM.
4. Artikel 8 EVRM bepaalt dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van het recht van eenieder op respect voor zijn privéleven, dan voor zover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
5. In zijn arrest van 10 april 2020 [1] (het arrest) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het gebruik van het kentekenparkeersysteem bij het opleggen van de naheffingsaanslag een inmenging door de gemeente in het recht van een belanghebbende op respect voor zijn privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM oplevert. Deze inmenging dient bij wet te zijn voorzien.
6. In artikel 5.1, eerste lid, van de Regeling parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 (de Regeling) wordt het volgende vermeld:
“De belastingplichtige stelt voor het betaald parkeren de parkeerapparatuur op straat in werking door het kenteken van het te parkeren motorvoertuig op te geven en voor de gewenste parkeerduur te betalen.”
7. Gelet op de voormelde bepaling in de Regeling, die ook gold ten tijde van het belastbare feit, in samenhang met de artikelen 225 en 234, tweede lid, van de Gemeentewet, was ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag ten aanzien van de eis van opgave van het kenteken van het te parkeren voertuig voldaan aan de eis “bij wet voorzien” als bedoeld in artikel 8 EVRM (vgl. 2.5.9. van het arrest).
8. In het arrest heeft de Hoge Raad in 2.6.2. voorts geoordeeld dat het geen twijfel lijdt dat het doel van een maatregel waarmee wordt gewaarborgd dat belasting wordt betaald een legitiem doel is als bedoeld in artikel 8, lid 2, EVRM, te weten het economisch welzijn van het land. Dat geldt ook als het gaat om een maatregel die tot doel heeft te waarborgen dat een gemeentelijke belasting zoals de parkeerbelasting wordt betaald.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het gebruik van het kentekenparkeersysteem door de gemeente Den Haag niet in strijd met artikel 8 EVRM.
10. Dat de Hoge Raad een deel van de door dezelfde gemachtigde voorgestelde cassatiemiddelen, waaronder het cassatiemiddel dat handelt over “function creep”, heeft afgedaan met artikel 81 Wet RO betekent, anders dan de gemachtigde stelt, niet dat de Hoge Raad deze cassatiemiddelen niet heeft getoetst. Integendeel, hij heeft deze middelen wel degelijk getoetst en geoordeeld dat ze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft enkel met toepassing van artikel 81 Wet RO niet gemotiveerd waarom deze argumenten geen doel treffen. Er is dan ook geen sprake van “verzaken” door de Hoge Raad zoals de gemachtigde verondersteld. De rechtbank is niet gehouden alsnog in te gaan op de door de gemachtigde voorgestelde cassatiemiddelen; die zijn al afgedaan met het arrest.
11. De gemachtigde heeft ter zitting de rechtbank verzocht om prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding maar is daartoe ook niet bevoegd. Dat mogen alleen de hoogste rechterlijke instanties, te weten: de Hoge Raad, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
12. Nu eiseres niet heeft weersproken dat de auto op genoemde datum en tijdstip stond geparkeerd zonderde daarvoor verschuldigde parkeerbelasting te betalen en er evenmin is geparkeerd met een geldige vergunning, is de naheffingsaanslag terecht aan eiseres opgelegd.
13. Hetgeen eiseres heeft gesteld over de motivering van de uitspraak op bezwaar leidt evenmin tot een gegrond beroep.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
(…)
[1] HR 10 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:639.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of het kentekenparkeersysteem van de gemeente Den Haag een ongeoorloofde inmenging is in het recht van belanghebbende op respect voor haar privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Heffingsambtenaar ontkennend.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar, beroep en hoger beroep, en tot vergoeding van de griffierechten voor het beroep en het hoger beroep.
4.3.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1.
Met inachtneming van de herkansingsfunctie die de partij die hoger beroep instelt toekomt, is in hoger beroep de onderhavige zaak opnieuw beoordeeld waarbij alle aspecten van de stellingen van partijen in de overwegingen zijn betrokken. Die beoordeling leidt tot de conclusie dat de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen en terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:639, BNB 2020/148, reeds eerder omtrent het onderhavige geschilpunt geoordeeld. Gelet op de feiten is er in dit geval geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Bovendien is daarom geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen andere feiten en/of omstandigheden ingebracht die niet al in bezwaar of eerste aanleg zijn aangevoerd, noch argumenten gebezigd of nadere onderbouwingen van de in bezwaar en eerste aanleg ingenomen stellingen verstrekt die een zodanig nieuw of ander licht op de onderhavige geschilpunten werpen, dat op grond daarvan de conclusie dient te worden getrokken dat de beslissing van de Rechtbank niet in stand kan blijven. Dit leidt tot de slotsom dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigd dient te worden.
Slotsom
5.2.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door P.J.J. Vonk, W.M.G. Visser en R.A. Bosman, in tegenwoordigheid van de griffier J. Azmi Shenouda. De beslissing is op 23 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.