ECLI:NL:GHDHA:2024:2607

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
BK-23/722
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en verzuimboete

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], heeft twee naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete opgelegd gekregen. De Rechtbank heeft op 26 juni 2023 uitspraak gedaan, waarbij het beroep met zaaknummer SGR 22/7291 ongegrond werd verklaard en het beroep met zaaknummer SGR 22/7292 gegrond, wat leidde tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en terugbetaling van griffierecht aan de belanghebbende. De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de belanghebbende geen verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2024 was de belanghebbende fysiek aanwezig, terwijl de Inspecteur telefonisch deelnam. De zaak betreft de uitleg van artikel 69 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting, waarbij de Inspecteur twee naheffingsaanslagen heeft opgelegd voor het gebruik van twee verschillende voertuigen op dezelfde dag zonder de juiste kentekenplaten. Het Hof oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, omdat de wet geen beperking stelt aan het aantal naheffingsaanslagen bij meerdere overtredingen op dezelfde dag. De verzuimboete is ambtshalve verlaagd tot 50% van de nageheven belasting. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing over het griffierecht, en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/722

Uitspraak van 12 december 2024

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 26 juni 2023, nummer SGR 22/7292.

Procesverloop

1.1.
Belanghebbende zijn twee naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete opgelegd.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 50 geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep met zaaknummer SGR 22/7291 ongegrond:
- verklaart het beroep met zaaknummer SGR 22/7292 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot aanslagvolgnummer [aanslagnummer] en
vernietigt de naheffingsaanslag met aanslagvolgnummer [aanslagnummer] ;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.”
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft geen verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft voorts medegedeeld dat hij de verzuimboete ambtshalve heeft verminderd tot 50% van de nageheven belasting, conform het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst per 1 juli 2023.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 21 november 2024. Belanghebbende is fysiek verschenen. Als gevolg van een misverstand aan de zijde van het Hof heeft de Inspecteur per telefoon deelgenomen aan de zitting. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2. Belanghebbende is vanaf 22 januari 2019 houder van een handelaarskenteken met kenteken [kenteken 1] . In de bedrijfsvoorraad van belanghebbendes onderneming zijn vanaf 16 oktober 2019 een Fiat Panda met het kenteken [kenteken 2] (auto 1) en een Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 3] (auto 2) opgenomen. Op 26 mei 2022 is met beide auto's gebruik gemaakt van de openbare weg zonder dat de handelaarskentekenplaten over de originele kentekenplaten waren aangebracht. Naar aanleiding van deze constateringen zijn de naheffingsaanslagen en de verzuimboete opgelegd.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangemerkt als eiser en de Inspecteur als verweerder:

De naheffingsaanslagen
3. Bij de zogenoemde handelaarsregeling van de Wet op de motorrijtuigenbelasting
1994 (Wet Mrb) wordt de motorrijtuigenbelasting geheven voor het opgegeven
handelaarskenteken. [1] Voor de handelaarsregeling gelden voorwaarden [2] (de voorwaarden).
Een van die voorwaarden is dat bij het gebruik van een auto die tot de bedrijfsvoorraad
behoort, het handelaarskenteken moet worden gebruikt [3] en dat de handelaarskentekenplaten
op de daartoe bestemde plaats zijn aangebracht aan de voor- en de achterkant van de auto. [4]
Als niet aan de voorwaarden van de handelaarsregeling wordt voldaan kan de
motorrijtuigenbelasting voor de desbetreffende auto worden nageheven over een tijdsduur
van twaalf maanden waarbij als laatste dag geldt de dag waarvan wordt geconstateerd dat op
die dag niet wordt voldaan aan de voorwaarden. [5] Verweerder heeft de naheffingsaanslagen
daarom in beginsel kunnen en mogen opleggen over het tijdvak 27 mei 2021 tot en met 26
mei 2022.
4. Gezien het feit dat in artikel 69. tweede lid Wet Mrb wordt gesproken over "dat op
die dag niet wordt voldaan aan de (...) voorwaarden” kan naar het oordeel van de rechtbank
slechts één naheffingsaanslag worden opgelegd, ook wanneer er op die dag meerdere keren
wordt vastgesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden.[6] Niet in geschil is dat in
onderhavig geval beide waarnemingen zeer kort na elkaar op dezelfde dag hebben
plaatsgevonden. Verweerder heeft dan ook ten onrechte twee naheffingsaanslagen opgelegd.
Dat de waarnemingen betrekking hebben op twee verschillende voertuigen, maakt dat niet
anders. De belasting wordt immers niet nageheven ter zake van het gebruik van de weg
maar ter zake van het niet nakomen van de voorwaarden die aan de handelaarsregeling zijn
verbonden.
De verzuimboete
5. Verweerder kan vanwege het gebruik van de weg met een auto uit een
bedrijfsvoorraad waarbij niet is voldaan aan de voorwaarden, een verzuimboete opleggen
van maximaal 100%. [7] Wanneer eiser geen enkel verwijt kan worden gemaakt dat hij de
verschuldigde belasting niet heeft betaald en dus sprake is van afwezigheid van alle schuld,
wordt de verzuimboete niet opgelegd. [8]
6. Eiser heeft verzocht de handelaarsregeling te mogen toepassen en heeft daarom het
handelaarskenteken gekregen. Hij had dan ook zonder meer op de hoogte kunnen en moeten
zijn van de daaraan gestelde voorwaarden. Van afwezigheid van alle schuld is dan ook geen
sprake. Eiser heeft met zijn stelling dat de handelwijze van verweerder tot gevolg heeft dat
mensen verder in de schulden worden gewerkt, niet aannemelijk gemaakt dat vanwege zijn
financiële omstandigheden de verzuimboete zou moeten worden verminderd. Andere
omstandigheden die reden zouden kunnen zijn om de verzuimboete te matigen, zijn niet
gebleken. De rechtbank acht de boete daarmee passend en geboden.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep met zaaknummer SGR 22/7291
ongegrond verklaard en het beroep met zaaknummer SGR 22/7292 gegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat geen kosten
zijn gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen..
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat sprake is van
een ambtshalve verlaging van de boete.
(…)
1. Artikel I, tweede lid. van de Wet Mrb.
2 Artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 in samenhang met artikel 3 van het
Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994.
3 Artikel 37. derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 44, vierde lid, van het
Kentekenreglement.
4 Artikel 7, eerste lid, van de Regeling kentekens en kentekenplaten.
5 Artikel 69 Wet Mrb.
6 Vergelijk Hoge Raad 17 februari 2006, ECL1:NL:HR:2OO6:AVI7I7.
7 Artikel 70 en 69 van de Wet Mrb in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen en paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
8 Paragraaf 4 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.”

Geschil in hoger beroep en conclusie

4.1.
In geschil is of de Rechtbank de naheffingsaanslag met aanslagvolgnummer [aanslagnummer] terecht heeft vernietigd.
4.2.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Belanghebbende concludeert, zo begrijpt het Hof, tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

De naheffingsaanslag
5.1.
In geschil is hoe de wijziging van artikel 69, lid 2, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1992 dient te worden uitgelegd. Tot 1 juli 2008 luidde de tekst als volgt:
“De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van 12 maanden, waarbij als laatste dag geldt de dag waarop het gebruik van de weg wordt geconstateerd.”
Na de wijziging luidt de tekst als volgt:
“De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van twaalf maanden, waarbij als laatste dag geldt de dag waarvan wordt geconstateerd dat op die dag niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 1, tweede lid, gestelde voorwaarden.”
5.2.
In de memorie van toelichting wordt de wijziging als volgt toegelicht:

Artikel XXII, onderdeel H (artikel 69 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994)
Ingevolge deze wijziging vervalt in artikel 69 Wet MRB de eis van geconstateerd weggebruik als voorwaarde voor naheffing. De zogenoemde handelaarsregeling voorziet in een lager tarief voor auto’s die onderdeel zijn van een bedrijfsvoorraad. Artikel 69 Wet MRB ziet op de naheffing bij misbruik van deze regeling. Dat misbruik kan bestaan uit het gebruiken van de weg met het voertuig, terwijl niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Wanneer dat weggebruik wordt geconstateerd, kan worden nageheven. Misbruik kan echter ook op andere wijze blijken, bijvoorbeeld uit een boekenonderzoek. Op dit moment kan dan niet worden nageheven. Het laten vervallen van de eis van geconstateerd weggebruik leidt ertoe dat in alle gevallen waarin niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de handelaarsregeling, naheffing met boete op basis van artikel 69 kan plaatsvinden. Een voorbeeld is een motorrijtuig dat ten onrechte in de bedrijfsvoorraad staat geregistreerd, omdat het als leenauto wordt ingezet.”
5.3.
Het Hof leidt uit de toelichting af dat met de wijziging geen beperking is beoogd, maar een uitbreiding van de mogelijkheid tot naheffen. Ook bij een constatering van gebruik van de weg kan een naheffingsaanslag worden opgelegd. Aangezien tweemaal is geconstateerd dat gebruik is gemaakt van de weg, mocht tweemaal een naheffingsaanslag worden opgelegd. Hierbij is niet van belang dat de constateringen op dezelfde dag hebben plaatsgevonden. Het gebruik van de woorden “met het voertuig” is ook een aanwijzing dat per voertuig een naheffingsaanslag kan worden opgelegd. Bij een andersluidende uitleg zou een handelaar met zijn hele bedrijfsvoorraad tegen betaling van één maal motorrijtuigenbelasting gebruik van de weg kunnen maken. De Inspecteur heeft er voorts op gewezen dat belanghebbende slechts over één handelaarskenteken beschikt, en dat het niet is toegestaan om eigen handelsvoorraad met een handelaarskenteken van een andere garagehouder te verplaatsen. Ook dit is een schending van de voorwaarden die aan het handelaarskenteken zijn verbonden, aldus de Inspecteur. Het Hof volgt de Inspecteur ook op dit punt.
5.4.
Het Hof begrijpt dat belanghebbende het opleggen van twee naheffingsaanslagen onredelijk vindt, aangezien hij zich heeft vergist. Het Hof heeft alle begrip voor belanghebbende en gaat ook uit van zijn goede bedoelingen, maar ziet geen mogelijkheid om de naheffingsaanslag te vernietigen of te matigen om deze reden. Het verkeerd (of niet) aanbrengen van de handelaarskentekenplaten is iets waarmee de regelgever rekening heeft gehouden. Het is immers verplicht om deze platen zichtbaar en op de voorgeschreven plekken op de auto te bevestigen. Hieruit volgt dat het verkeerd aanbrengen van de platen, zoals belanghebbende heeft gedaan, geen reden is om de naheffing achterwege te laten of te vernietigen. Voor het heffen van belasting geldt dat schuld of verwijtbaarheid geen rol speelt. Dat belanghebbende het niet opzettelijk heeft gedaan gelooft het Hof, maar dit maakt de uitkomst van de procedure niet anders. Het gelijk is dus aan de Inspecteur.
Verzuimboete
5.5.
Belanghebbende heeft zelf geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de verzuimboete. Het Hof voegt ten overvloede toe dat voor een verzuimboete niet nodig is dat sprake is van opzet bij de belastingplichtige. Een verzuimboete kan ook worden opgelegd als aan de voorwaarden niet is voldaan zonder dat de belastingplichtige het opzet had om geen belasting te betalen, zoals in dit geval. Het Hof ziet geen aanleiding om de verzuimboete verder te verminderen dan 50% van de nageheven belasting, conform de ambtshalve beslissing van de Inspecteur.
Slotsom
5.6.
Het hoger beroep is gegrond.

Proceskosten

6. Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing over het griffierecht;
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door A. van Dongen, L.D.M.A. Reijs en J.B.O. Bijl, in tegenwoordigheid van de griffier R. Wijkstra. De beslissing is op 12 december 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.