In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de man om wijziging van de kinderalimentatie. De man, die in hoger beroep is gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag, stelt dat zijn financiële situatie is veranderd en dat hij niet meer in staat is om de vastgestelde kinderalimentatie te betalen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 140,- per maand moest betalen, die later is verhoogd naar € 160,-. De man heeft aangevoerd dat zijn draagkracht sinds 2020 is verminderd door werkloosheid en dat hij sindsdien niet in staat is om de alimentatie te voldoen. De vrouw heeft echter betwist dat de man zijn verdiencapaciteit ten volle benut en stelt dat hij in staat is om te werken.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat de man wel degelijk over een verdiencapaciteit beschikt, maar ervoor kiest om deze niet te benutten. Het hof heeft overwogen dat de man, ondanks zijn financiële problemen, niet kan worden vrijgesteld van zijn onderhoudsverplichtingen jegens zijn kinderen. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn situatie zodanig is veranderd dat dit een wijziging van de alimentatie rechtvaardigt. Het hof heeft geconcludeerd dat er weliswaar sprake is van een wijziging van omstandigheden, maar dat deze niet rechtens relevant is voor de alimentatieverplichting. De beslissing van de rechtbank is dan ook bekrachtigd, en het verzoek van de man is afgewezen.