Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1],
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 9 juni 2023, waarmee [appellant 1] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 11 april 2023 (hierna: het bestreden vonnis), met daarin de grieven, en met bijlagen;
- het arrest van dit hof van 22 augustus 2023, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast;
- de memorie van antwoord van Staedion;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 november 2023 en de daarin genoemde stukken.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
voorshandsbewezen geacht. [appellant 1] c.s. heeft hier geen grief tegen gericht. Ook het hof neemt daarom als uitgangspunt dat deze, door Staedion gestelde, feiten voorshands zijn bewezen.
aanvullendtegenbewijs wil leveren door het horen van getuigen, mag worden verwacht dat hij dat bewijsaanbod toelicht, bijvoorbeeld door te specificeren dat en waarom hij (bepaalde) getuigen (opnieuw) wil doen horen. Hetzelfde geldt als al schriftelijke verklaringen van de te horen getuigen zijn overgelegd. Ook dan mag worden verwacht dat het aanbod om getuigen te horen nader wordt toegelicht. Die toelichting heeft [appellant 1] c.s. echter ook gegeven. [appellant 1] c.s. wil in hoger beroep onder meer [appellant 3] als getuige doen horen. Hij voert opnieuw aan dat [appellant 3] haar eerste (tegenover Staedion afgelegde) verklaring (hiervoor weergegeven onder 3.5) onder druk heeft afgelegd en dat zij die eerste verklaring heeft ingetrokken in haar tweede, schriftelijke verklaring. [appellant 1] c.s. wil [appellant 3] alsnog doen horen zodat zij haar tweede verklaring, waaraan de kantonrechter geen doorslaggevende betekenis heeft toegekend, nader kan toelichten.
7.Beslissing
- laat [appellant 1] c.s. toe tot het leveren van aanvullend (tegen)bewijs tegen de (voorshands bewezen geachte) stelling van Staedion dat [appellant 1] in de periode van 12 maart 2020 tot en met eind 2020 niet zijn hoofdverblijf in de woning heeft gehad;
- bepaalt dat, indien [appellant 1] c.s. getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren worden gehouden in een van de zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 in Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. M.E. Honée, op een nader door de raadsheer-commissaris te bepalen dag en uur;
- verwijst de zaak naar de rol van 23 januari 2024 voor de opgave door partijen van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de te horen getuige(n) in de maanden april, mei en juni 2024;
- bepaalt dat na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden vastgesteld door de raadsheer-commissaris;
- bepaalt dat de advocaat van [appellant 1] c.s. ten minste 7 dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
- deelt mee dat het hof al beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat het niet nodig is deze voor het getuigenverhoor over te leggen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.