ECLI:NL:GHDHA:2024:2389

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
22-001649-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorbereidingshandelingen met betrekking tot de in- en uitvoer van cocaïne en heroïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 april 2024. De verdachte, geboren in 1981, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor voorbereidingshandelingen met betrekking tot de (grootschalige) in- en uitvoer van en de handel in cocaïne en heroïne. In eerste aanleg werden de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte niet gehonoreerd. In hoger beroep zijn nieuwe procesafspraken gemaakt, die door het hof zijn overgenomen, maar het hof heeft besloten om in het nadeel van de verdachte af te wijken van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf. De advocaat-generaal en de raadsman hebben verklaard met deze afwijking in te stemmen.

De tenlastelegging omvatte dat de verdachte in de periode van 26 maart 2020 tot en met 13 juni 2020, tezamen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de in- en uitvoer van cocaïne en heroïne. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft zich gedurende 11 weken schuldig gemaakt aan deze voorbereidingshandelingen, wat bijdraagt aan de instandhouding van het criminele drugscircuit en een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid. Het hof heeft ook rekening gehouden met een positief reclasseringsadvies en de bereidheid van de verdachte om zich te melden voor de executie van zijn straf.

Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 540 dagen, waarvan 252 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 25.000,- opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd, maar de strafmaat aangepast op basis van de nieuwe procesafspraken en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001649-24
Parketnummer: 09-149430-21
Datum uitspraak: 3 december 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 april 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1981,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) zich en/of één of meer anderen meermalen, althans eenmaal, gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij/hebben zij
- ( met gebruiker(s) van account [account 1] en/of [account 2] en/of [account 3] en/of [account 4] en/of [account 5] en/of [account 6] en/of [account 7] en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid, kwaliteit en/of prijzen van heroïne,
- ( met gebruiker(s) van account [account 1] en/of [account 2] en/of en/of [account 8] en/of [account 9] en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid, kwaliteit en/of prijzen van cocaïne,
- ( met gebruiker(s) van account [account 1] en/of [account 10] en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid en/of (wijze van) transport van heroïne en/of cocaïne, en/of
- ( met gebruiker(s) van account [account 11] en/of [account 8] en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid en/of prijzen en/of (wijze van) transport van cocaïne naar en/of vanuit het buitenland (te weten België en/of andere landen), en/of
- ( met gebruiker(s) van account [account 10] en/of [account 11] en/of [account 9] en/of anderen) inlichtingen uitgewisseld over de beschikbaarheid en/of prijzen en/of (wijze van) transport van heroïne naar en/of vanuit het buitenland (te weten het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en/of andere landen),
en/of
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten
- een PGP telefoon en/of
- meerdere stempels.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte conform de nieuwe, in de fase van het hoger beroep overeengekomen, procesafspraken zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 450 dagen waarvan 162 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van € 25.000,-.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Procesverloop: opnemen procesafspraken
De onderhavige strafzaak maakt deel uit van het onderzoek ‘Drau’. In eerste aanleg zijn er door het Openbaar Ministerie en de verdediging procesafspraken gemaakt. De rechtbank heeft deze procesafspraken bij tussenvonnis niet toereikend geacht, nu het overeengekomen afdoeningsvoorstel ter zake van de op te leggen straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden naar het oordeel van de rechtbank niet in redelijke verhouding stond tot de ernst van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte vervolgens bij eindvonnis veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Op 11 november 2024 werd door de advocaat-generaal aan het hof medegedeeld dat het Openbaar Ministerie en de verdediging wederom in gesprek waren over het maken van (nieuwe) procesafspraken in hoger beroep en dat zij tot overeenstemming waren gekomen. Op 14 november 2024 zijn door de verdediging de nieuwe procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging – met daarin vervat het door partijen voorgestane afdoeningsvoorstel - aan het hof gezonden, voorzien van de handtekening van de verdachte. Deze nieuwe procesafspraken moeten in het verlengde worden gezien van de in eerste aanleg gemaakte procesafspraken, zo is zowel door de raadsman namens de verdachte als de advocaat-generaal ter zitting verklaard. Zij omvatten derhalve ook de in de procesafspraken in eerste aanleg genoemde elementen voor zover deze in hoger beroep niet uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen.
De procesafspraken
De procesafspraken luiden in hoger beroep als volgt:
  • In deze zaak kan een bewezenverklaring volgen conform het vonnis van de rechtbank, inhoudende kort gezegd het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de in- en uitvoer van, en de handel in cocaïne en heroïne in de periode van 26 maart 2020 tot 13 juni 2020;
  • De verdediging ziet af van het indienen van (nieuwe) onderzoekswensen;
  • Het Openbaar Ministerie eist voor het tenlastegelegde feit een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 288 dagen onvoorwaardelijk, conform de duur van het voorarrest ten tijde van de inhoudelijke behandeling in hoger beroep op 19 november 2024, en de rest voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een geldboete van € 25.000,-;
  • Het Openbaar Ministerie zal zich ter terechtzitting niet verzetten tegen een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van het bevel voorlopige hechtenis;
  • Het Openbaar Ministerie zal zich ter terechtzitting niet verzetten tegen het verzoek van de verdediging aan het hof om direct uitspraak te doen;
  • De verdachte hoeft in het kader van de procesafspraken geen nadere verklaring af te leggen;
  • Door de verdediging worden geen verweren gevoerd;
  • De verdachte zal zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de straf;
- De verdachte bekent geen schuld door het tekenen van de overeenkomst en beoogt enkel een voorspoedige behandeling van zijn strafzaak;
- Het Openbaar Ministerie zal - nadat deze strafzaak is afgedaan - de verdachte niet vervolgen voor andere Opiumwet-feiten, voor zover deze zien op chatberichten uit de dataset zoals die is verstrekt in onderzoek Drau aangaande Encrochat-account [account 12] en Encrochat-account [account 13] in de periode 26 maart 2020 tot en met 13 juni 2020;
- Het Openbaar Ministerie zal geen zaak beginnen voor ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de onderhavige strafzaak van de verdachte.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal conform de hiervoor weergegeven procesafspraken gerekwireerd.
Ter zitting heeft de raadsman nog verklaard dat met de advocaat-generaal een termijnbetaling van de boete (tien termijnen) was besproken, maar dat dit abusievelijk niet expliciet in de procesafspraken terecht was gekomen. De advocaat-generaal heeft ter zitting bevestigt dat zij met deze termijnbetaling akkoord is.
De verdachte en de raadsman hebben aangegeven met deze afspraken in te stemmen. De raadsman heeft desgevraagd door het hof te kennen gegeven dat er enkel ten aanzien van het voorwaardelijk opgelegde deel van de straf een bandbreedte bestaat waarbinnen ten nadele van de verdachte zou kunnen worden afgeweken van de procesafspraken. Voor het geval het hof in andere opzichten voornemens is af te wijken van de gemaakte procesafspraken, vraagt de raadsman om aanhouding van de strafzaak teneinde alsnog onderzoekswensen te formuleren en ter verdere inhoudelijk behandeling.
Het toetsingskader van de Hoge Raad: waarborging van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, overwogen dat de rechter alleen acht kan slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 van het EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
Het hof overweegt hieromtrent in de onderhavige zaak als volgt.
Ter terechtzitting heeft het hof de procesafspraken met de aanwezige verdachte en zijn raadsman besproken en zich ervan vergewist dat partijen elkaar over en weer voldoende en duidelijke informatie hebben verstrekt, wat zowel de verdachte als zijn raadsman hebben bevestigd.
Op basis van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat de verdachte in de concrete omstandigheden van het geval vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Het hof heeft zich er tevens van vergewist dat de verdachte door zijn raadsman adequaat is voorgelicht over de consequenties van de procesafspraken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het acht kan slaan op het voorliggende afdoeningsvoorstel.
Strafmotivering in de onderhavige zaak
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van 11 weken schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de (grootschalige) in- en uitvoer van en de handel in cocaïne en heroïne. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land. De harddrugs waar de voorbereidingshandelingen op zagen vormen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Daarnaast zijn verdovende middelen direct en indirect een oorzaak van vele vormen van criminaliteit, hetgeen veel schade en onrust in de samenleving veroorzaakt.
Van de zijde van het openbaar ministerie is in eerste aanleg uitvoerig ingegaan op de vraag welke straf in de praktijk voor dergelijke voorbereidingshandelingen wordt opgelegd en dat geïllustreerd met voorbeelden uit de feitenrechtspraak. Conclusie van de officier van justitie is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden een passende straf zou zijn. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal verklaard nog altijd achter dit uitgangspunt te staan.
Voorts is, zowel door de officier van justitie als door de advocaat-generaal benadrukt dat zwaar weegt dat de verdachte bereid is geweest zichzelf te melden ter executie van zijn straf. Dit leidt tot een effectieve executie waarmee veel tijd, kosten en energie wordt bespaard, hetgeen tevens een belangrijk maatschappelijk belang is. De advocaat-generaal heeft voorts benadrukt dat in hoger beroep het voldoen van een substantiële geldboete aan de procesafspraken is toegevoegd.
De reclassering heeft op 21 augustus 2024 een positief advies gegeven over het re-integratietraject van de verdachte. Hij heeft concreet uitzicht op een baan, kan in de huurwoning van zijn gezin terugkeren en heeft geen schulden. Tijdens zijn huidige detentie heeft hij zich goed gedragen.
Het hof heeft tot slot acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 5 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte geen relevante documentatie heeft.
Gezien de ernst en omvang van het bewezenverklaarde feit ziet het hof reden om in het nadeel van de verdachte af te wijken van het afdoeningsvoorstel in die zin dat een langere voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd dan in de procesafspraken is overeengekomen. Ter zitting hebben zowel de raadsman als de advocaat-generaal verklaard met een dergelijke afwijking te kunnen instemmen. Gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur in beginsel passend en geboden zou zijn. Gelet op het positieve reclasseringsadvies en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die zijn gebleken ter zitting in hoger beroep zal het hof echter volstaan met het opleggen van een hogere voorwaardelijke straf dan tussen partijen overeengekomen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur - waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest -in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. Anders dan door de verdediging verzocht zal het hof geen termijnbetaling bepalen, nu de noodzaak daarvan onvoldoende aannemelijk is geworden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
540 (vijfhonderdenveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
252 (tweehonderdtweeënvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van

€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
160 (honderdzestig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans als voorzitter, mr. M.C. Bruining en mr. R. van der Hoeven, leden, in bijzijn van de griffier mr. I.M.A. Schipper.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 december 2024.
mr. M.C. Bruining is buiten staat dit arrest te ondertekenen