ECLI:NL:GHDHA:2024:2340

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
200.306.514/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een tweedehands Porsche en de gevolgen voor de koopovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een koper van een tweedehands Porsche en de verkoper, een vennootschap onder firma. De koper, aangeduid als [geopposeerde], had de Porsche gekocht in de showroom van [opposant 3] en vorderde terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding, stellende dat de auto ernstige gebreken vertoonde. De kantonrechter had de vorderingen van [geopposeerde] afgewezen, omdat deze van oordeel was dat [opposant 3] niet als contractspartij kon worden aangemerkt, maar slechts bemiddelde voor de werkelijke verkoper, [naam 2]. Het hof vernietigde het eerdere verstekarrest en oordeelde dat [geopposeerde] onvoldoende had aangetoond dat de Porsche non-conform was. Het hof concludeerde dat de koper niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over de gebreken van de auto en dat de auto na de aankoop goedgekeurd was bij de APK. Het hof bekrachtigde uiteindelijk het vonnis van de kantonrechter, waarbij [geopposeerde] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.306.514/02
Zaaknummer rechtbank : 9478739 CV EXPL 21-32872
Arrest van 3 september 2024
in de zaak van

1.[opposant 1],

wonend in [woonplaats],
2.
[opposant 2],
wonend in [woonplaats],
3. de vennootschap onder firma
[opposant 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
opposanten,
advocaat: mr. A. Woertman, kantoorhoudend in Beetsterzwaag, gemeente Opsterland,
tegen
[geopposeerde],
wonend in [woonplaats],
geopposeerde,
advocaat: mr. [naam 1], kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal hierna opposanten [opposant 1], [opposant 2] en [opposant 3] en tezamen [opposant 3] c.s. noemen. Geopposeerde zal [geopposeerde] worden genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1
[geopposeerde] heeft een tweedehands Porsche gekocht in de showroom van [opposant 3]. Hij vordert terugbetaling van de koopprijs van de Porsche en schadevergoeding. Hij stelt daartoe dat hij de Porsche gekocht heeft van [opposant 3] en dat deze ernstige gebreken blijkt te hebben. [opposant 3] betwist beide stellingen.
1.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van [geopposeerde] afgewezen omdat zij van oordeel was dat [opposant 3] niet als de contractspartij kan worden aangemerkt, maar bij de verkoop optrad voor een derde-verkoper. Dit hof heeft bij verstekarrest het vonnis vernietigd en het gevorderde toegewezen.
1.3
In dit arrest, gewezen op het door [opposant 3] c.s. ingestelde verzet, vernietigt het hof het verstekarrest en wijst het hof het gevorderde af. Het hof is van oordeel dat [geopposeerde] onvoldoende heeft onderbouwd dat de Porsche ernstige gebreken had en non-conform is.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 11 januari 2023, waarmee [opposant 3] c.s. in verzet is gekomen van het tussen partijen door dit hof gewezen verstekarrest van 13 december 2022 (hierna ook: het verstekarrest) op het door [geopposeerde] ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 21 januari 2022 (hierna ook: het vonnis), alsmede de in het verstekarrest onder 2.1 genoemde stukken;
  • de akte overlegging productie 19 tot en met 33, tevens akte vermeerdering eis, gedateerd 4 juni 2023 van de zijde van [geopposeerde], met producties 19 tot en met 33;
  • de in januari 2024 door het hof ontvangen, ten behoeve van de mondelinge behandeling, door [opposant 3] c.s. overgelegde akte overlegging bewijstukken, met producties 12 tot en met 17.
Op 5 juni 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[geopposeerde] heeft op 1 juni 2021 een tweedehands auto, een Porsche Carrera 4S 3.8 (hierna: de Porsche) gekocht voor een prijs van € 40.945,-- in de showroom van [opposant 3].
3.2
Dezelfde dag, voorafgaand aan de koop, heeft [geopposeerde], samen met zijn zakenpartner/compagnon [naam 1], een proefrit gemaakt met de Porsche en een aankoopkeuring laten verrichten door Autobedrijf [bedrijf 1] in [plaats].
3.3
[geopposeerde] heeft zijn eigen auto, een Infiniti FX35, als onderdeel van de koop
verkocht en overgedragen aan [opposant 3] voor een bedrag van € 5.545,--. Dit bedrag is in mindering gebracht op voormelde koopprijs.
3.4
[geopposeerde] heeft op 1 juni 2021 in de showroom van [opposant 3] vanaf een bankrekeningnummer ten name van […] Advocaten een bedrag overgemaakt van in totaal € 35.400,- naar een bankrekeningnummer ten name van [naam 2] (hierna: [naam 2]) met als omschrijving 'Koopprijs Porsche [kenteken] gekocht bij [opposant 3] Autos heden."
3.5
In de periode van 1 juni tot begin september 2021 heeft [geopposeerde] ongeveer 1000 km met de Porsche gereden. Bij email van 9 september 2021 heeft [geopposeerde] aan [opposant 3] geschreven dat de motor van de auto serieuze problemen heeft en dat er mogelijk sprake is van een schadeauto.
3.6
In emails van 22 en 23 september 2021 aan [opposant 3] c.s. heeft [geopposeerde] geschreven dat de Porsche niet aan de koopovereenkomst voldoet en dat hij, als [opposant 3] niet voor 1 oktober 2021 laat weten dat “u op uw kosten de auto weer aan de conformiteitseis wil en kunt laten beantwoorden binnen bekwame tijd”, reeds thans voor alsdan de overeenkomst buitengerechtelijk ontbindt en [opposant 3] c.s. sommeert om in ieder geval de aankoopsom van € 40.945,-- aan hem (terug) te betalen.
3.7
Bij email van 23 september 2021 heeft [opposant 3] c.s. aan [geopposeerde] geschreven dat niet zij maar [naam 2] de verkoper van de Porsche is, zodat [geopposeerde] zich met zijn klachten tot [naam 2] moet wenden.
3.8
Op 27 mei 2022 is de Porsche goedgekeurd bij een APK na reparatie van een beschadigd achterlichtglas en de ruitenwissers (productie 7 bij de verzetdagvaarding). Daarna heeft [geopposeerde] enkele duizenden kilometers met de Porsche gereden,
3.9
Op 22 maart 2023 (na het verstekarrest, waarbij het hof oordeelde dat [geopposeerde] de koopovereenkomst terecht heeft ontbonden) heeft [geopposeerde] de Porsche afgeleverd bij [opposant 3].

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
[geopposeerde] heeft [opposant 3] c.s. gedagvaard en gevorderd dat [opposant 3] c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld om aan [geopposeerde] een bedrag te betalen van € 40.945,-- met rente en buitengerechtelijke kosten. Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [geopposeerde] dat hij als consument de Porsche van [opposant 3] heeft gekocht en dat deze niet aan de overeenkomst voldoet, omdat de Porsche een schadeauto blijkt te zijn en ernstige gebreken vertoont. Hij stelt dat [opposant 3] c.s. in verzuim is geraakt ex artikel 6:83, sub c BW nadat zij in gebreke was gesteld en dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden.
4.2
[opposant 3] c.s. heeft onder meer als verweer gevoerd dat [geopposeerde] de Porsche gekocht heeft van de toenmalige eigenaar van de auto [naam 2] en dat zij slechts bemiddeld heeft voor [naam 2] bij de verkoop daarvan.
4.3
De kantonrechter heeft bij het vonnis de vorderingen afgewezen en [geopposeerde] in de kosten veroordeeld. Zij heeft daartoe overwogen dat [naam 2] als de contractuele wederpartij bij de koopovereenkomst moet worden aangemerkt.

5.Vorderingen in hoger beroep, het verstekarrest en het verzet

5.1
[geopposeerde] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft bij memorie van grieven van 29 maart 2022 grieven tegen het vonnis aangevoerd. [geopposeerde] vorderde hetzelfde als bij de kantonrechter. Zijn grieven richtten zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat [naam 2] als zijn contractspartij moet worden aangemerkt en de daarvoor gegeven motivering.
5.2
[opposant 3] c.s. is vervolgens in het hoger beroep niet verschenen. Bij het verstekarrest heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd. Het hof overweegt dat het ervan uitgaat dat [geopposeerde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [opposant 3] zijn contractspartij was. Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat [opposant 3] zelf aansprakelijk is in het geval van non-conformiteit en dat de Porsche non-conform is, hetgeen een tekortkoming onder de koopovereenkomst oplevert, zodat [geopposeerde] het recht had de koopovereenkomst te ontbinden en aanspraak kan maken op (terug)betaling van de koopprijs. Het hof heeft ter onderbouwing van zijn oordeel dat de Porsche non-conform is overwogen dat [opposant 3] c.s. “de in het rapport vastgelegde lijst van gebreken aan de auto” niet heeft betwist en ook niet heeft weersproken dat de auto vanwege de aard en de omvang van “de geconstateerde gebreken” ondeugdelijk is en daarom niet aan de overeenkomst voldoet.
5.3
Tegen het verstekarrest is [opposant 3] c.s. in verzet gekomen. Zij vordert haar te ontheffen van de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en het vonnis te bekrachtigen, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van het geding, met nakosten en rente.
5.4
Bij akte gedateerd 4 juni 2023, te nemen tijdens de toen bepaalde (later aangehouden) mondelinge behandeling, heeft [geopposeerde] vervolgens zijn eis vermeerderd met bedragen van € 1.695,52 en € 21.524,80 boven het reeds gevorderde. Verder heeft hij een nieuwe grondslag aan zijn vorderingen toegevoegd.
5.5
[opposant 3] c.s. betwist in verzet het gevorderde. Daartoe betwist zij onder meer
dat [geopposeerde] er op mocht vertrouwen dat [opposant 3] zijn contractspartij was;
dat de Porsche non-conform is en sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst;
dat sprake is van consumentenkoop.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Het hof zal eerst het onder b. genoemde verweer en de eisvermeerdering behandelen.
Non-conformiteit van de auto wegens gebreken?
6.2
Ter onderbouwing van de door hem gestelde non-conformiteit heeft [geopposeerde]
gesteld dat de Porsche in september 2021 door [naam 3] (hierna: [naam 3]) van [bedrijf 2] BV (hierna: [bedrijf 2]) is onderzocht en dat daarbij een groot aantal gebreken is geconstateerd, zoals vermeld in een “(voorlopige) gebrekenlijst” (hierna: de gebrekenlijst), die als productie 7 bij de inleidende dagvaarding is overgelegd. Voorts stelt hij dat de kosten van herstel daarvan minstens € 15.000,-- bedragen. Hij heeft zich in zijn sommatiebrief van 22 september 2021, waarnaar hij in de inleidende dagvaarding verwijst, beroepen op het bewijsvermoeden van artikel 7:18, lid 2 BW (oud) [1] .
6.3
De gebrekenlijst bestaat uit een handgeschreven ongedateerd velletje papier, dat niet is ondertekend. [opposant 3] c.s. heeft betwist dat de Porsche de gebreken vermeld op de gebrekenlijst vertoonde in augustus/september 2021 en ten tijde van de koop op 1 juni 2021, behoudens de daarop vermelde olielekkage. Zij heeft in dit verband onbetwist gesteld dat het autobedrijf van [bedrijf 2] geen werkplaats heeft, zodat, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, het niet eens duidelijk is hoe een onderzoek aan de Porsche heeft kunnen plaatsvinden en dat [geopposeerde] zelf stelt dat bij de aankoopkeuring geen gebreken zijn geconstateerd. Zij heeft dit verweer met name in de verzetdagvaarding en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gevoerd, maar ook in eerste aanleg (waar zij verweer voerde zonder advocaat) door overlegging van en verwijzing naar een verklaring van [naam 2].
6.4
Voor zover [geopposeerde] met zijn stelling in zijn memorie van grieven (punten 2 en 25) dat [opposant 3] c.s. niet betwist heeft dat een schadeauto is verkocht, bedoelt te stellen dat [opposant 3] c.s. de gestelde gebreken op de gebrekenlijst niet heeft betwist, is dat dus onjuist. [opposant 3] c.s. heeft gesteld dat de Porsche vóór de koop een (gerepareerde) kleine schade linksvoor had gehad en dat sprake was van olielekkage, maar dat [geopposeerde] daarvan vóór de koop op de hoogte was. Dat laatste heeft [geopposeerde] betwist. Over de schade linksvoor is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niets terug te vinden op de gebrekenlijst, zodat deze schade en de vraag of [geopposeerde] daarvan vóór de koop op de hoogte was niet van belang zijn voor de vraag of sprake was van non-conformiteit.
6.5
In het licht van de omstandigheid dat [geopposeerde] op 1 juni 2021 een aankoopkeuring heeft laten verrichten, waarbij, aldus [geopposeerde], behoudens wat “cosmetische onhebbelijkheden” en scheurtjes in de achterlichten, niet van gebreken is gebleken, acht het hof het enkele handgeschreven velletje onvoldoende om het bestaan van de gebreken op de gebrekenlijst in september 2021 en op 1 juni 2021 aan te nemen. Overigens zijn op de gebrekenlijst allerlei onderdelen van (de motor van) de Porsche genoemd zonder dat daarbij is aangegeven wat daaraan gebrekkig zou zijn. Ook in zoverre schiet de onderbouwing van de gestelde non-conformiteit tekort. De gestelde herstelkosten zijn in het geheel niet onderbouwd.
6.6
Het had op de weg gelegen van [geopposeerde] om de gestelde gebreken (en herstelkosten) nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door een degelijk rapport. In hoger beroep heeft [geopposeerde] op dit punt (ook tijdens de mondelinge behandeling) geen bewijsaanbod gedaan. Voor een deskundigenbericht ziet het hof geen aanleiding, niet alleen vanwege de ontoereikende onderbouwing van wat er aan de Porsche zou hebben geschort, maar ook omdat [geopposeerde] na de koop duizenden kilometers met de auto heeft gereden (zie hierna) en de auto zich (dus) niet meer in dezelfde staat bevindt als in juni en september 2021.
6.7
Het bovenstaande geldt te meer nu
  • de Porsche in mei 2022 na een APK is goedgekeurd, met twee kleine gerepareerde afkeurpunten (een beschadigd achterlicht en de ruitenwissers), hetgeen er op wijst dat geen sprake was van zo ernstige gebreken dat deze een beroep op non-conformiteit rechtvaardigen en
  • het hof ervan uitgaat dat in de periode van september 2021 tot 22 maart 2023 ongeveer 8000 km met de Porsche is gereden, terwijl [geopposeerde] heeft gesteld dat met de Porsche vanwege de gebreken niet kon worden gereden. De onderbouwde stelling van [opposant 3] c.s. dat in die periode ongeveer 8000 km gereden is met de Porsche heeft [geopposeerde] niet gemotiveerd betwist.
6.8
[geopposeerde] heeft in een mail van 23 december 2022 aan [opposant 3] c.s. (productie 9 van [opposant 3] c.s in hoger beroep) en tijdens de mondelinge behandeling ter verklaring van de APK-goedkeuring en het feit dat nog met de Porsche is gereden, gesteld dat hij de Porsche heeft laten repareren. Dat heeft [opposant 3] c.s. betwist. Bovendien is dit in strijd met, althans onbegrijpelijk in het licht van, de door hem in september 2021 ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding en zijn stelling in de memorie van grieven (punt 15) dat hij geen kosten meer in verband met de Porsche wilde maken. Hoewel [opposant 3] c.s. al in de verzetdagvaarding heeft aangegeven dat [geopposeerde] duidelijkheid over de gestelde reparatie en de kosten daarvan dient te verschaffen, heeft [geopposeerde] dit nagelaten. Facturen of ander bewijs daarvan heeft hij niet overgelegd. Het hof gaat aan deze stelling van [geopposeerde] dan ook als onvoldoende onderbouwd voorbij.
6.9
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat [geopposeerde] de door hem gestelde gebreken (en herstelkosten) onvoldoende heeft onderbouwd om aan te nemen dat daarvan in september 2021 en ten tijde van koop en aflevering van de Porsche op 1 juni 2021 sprake was. Het beroep van [geopposeerde] op non-conformiteit van de Porsche en op de daarop gebaseerde buitengerechtelijke ontbinding faalt dan ook. De daarop gebaseerde vorderingen moeten worden afgewezen.
6.1
Aan dit oordeel kan de omstandigheid dat [opposant 3] c.s. heeft erkend dat sprake was van olielekkage niet afdoen al om de volgende reden. In de gebrekenlijst is als één van de (aanzienlijke hoeveelheid) vermeende gebreken vermeld “olielekkage (carterpakking)”. Hieruit kan hooguit worden afgeleid dat de carterpakking vervangen moet worden om dit gebrek te herstellen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan op grond daarvan niet worden aangenomen dat een meer dan 12 jaar oude auto non-conform is, laat staan dat dit gebrek ontbinding rechtvaardigt. Niet gesteld is of valt aan te nemen dat vervanging van een carterpakking zodanig kostbaar is dat daarover anders geoordeeld zou moeten worden.
6.11
Op grond van de gestelde non-conformiteit wegens gebreken kan het gevorderde dus niet worden toegewezen.
De eisvermeerdering
6.12
Bij voormelde akte d.d. 4 juni 2023 heeft [geopposeerde] zijn eis vermeerderd. Hij vordert daarbij, boven het reeds gevorderde bedrag, bedragen van € 1.695,52 aan extra (executie)kosten en van € 21.524,80 wegens geleden schade omdat de Porsche ouder was dan waarvan [geopposeerde] ten tijde van de koop uitging. Dit verwijt heeft hij bij de eiswijziging ook als extra grondslag voor de ontbinding en de vordering tot (terug)betaling van de koopsom toegevoegd. [opposant 3] c.s. heeft bezwaar tegen deze eisvermeerdering gemaakt.
6.13
Het gevorderde bedrag van € 1.695,52 wegens (executie)kosten komt al niet voor toewijzing in aanmerking op grond van hetgeen hiervoor ten aanzien van de gestelde gebreken en de ontbinding is overwogen.
6.14
Het hof laat deze eiswijziging buiten beschouwing wegens strijd met twee-conclusie-regel, althans strijd met de goede procesorde voor zover het de vordering van € 21.542,80 en de extra grondslag voor de ontbinding en het gevorderde betreft. [geopposeerde] stelt ter onderbouwing van deze vordering dat hij er ten tijde van de koop van uitging dat het bouwjaar van de Porsche 2008 was, terwijl deze als “Productiedatum 16 november 2006” heeft. Deze eisvermeerdering had [geopposeerde] uiterlijk bij de memorie van grieven moeten doen. Uit het door [geopposeerde] zelf bij de inleidende dagvaarding als productie 2 overgelegde kentekenbewijs blijkt dat [geopposeerde] al in juni 2021, dus al voor de inleidende dagvaarding ervan op de hoogte was dat het bouwjaar van de Porsche niet 2008 was. Op dit aan hem op 1 juni 2021 afgegeven kentekenbewijs is immers 2007 als jaar van eerste toelating van de Porsche vermeld. Ook in de memorie van grieven spreekt hij over een door hem (op 1 juni 2021) gekochte 14 jaar oude Porsche Carrera. Dat hij pas na het nemen van de memorie van grieven van de productiedatum op de hoogte is gekomen is niet gesteld. Al om processuele redenen kan deze vordering dus niet voor toewijzing in aanmerking komen.
6.15
Bovendien zou deze vordering ook op materiele gronden dienen te worden afgewezen. Tussen partijen staat vast dat de Porsche niet als bouwjaar 2008 had. [opposant 3] c.s. stelt dat het bouwjaar 2007 was en dat de omstandigheid dat de productiedatum 16 november 2006 was daaraan niet afdoet, omdat het normaal en gebruikelijk is dat een auto ongeveer een half jaar voor het bouwjaar dat daaraan wordt toegekend wordt geproduceerd en de productiedatum dus vaak ligt in het jaar voor het bouwjaar. Dit heeft [geopposeerde] niet betwist, zodat het hof ervan uitgaat dat het bouwjaar van de Porsche 2007 was. [opposant 3] c.s. heeft betwist dat er sprake is van schade door een verschil in bouwjaar 2007 of 2008. Dit wordt bevestigd door de stelling van [geopposeerde] in punt 2 van zijn memorie van grieven dat de koopprijs in 2021 voor een reguliere 14 jaar oude Porsche Carerra (dus een Porsche uit 2007) elders ook rond de € 40.000,-- bedroeg. In het licht daarvan heeft hij de door hem gestelde schade onvoldoende onderbouwd.
Conclusie en proceskosten
6.16
De conclusie is dat de vorderingen van [geopposeerde] dienen te worden afgewezen en het verzet van [opposant 3] c.s. gegrond is. Bij deze stand van zaken hoeft het hof niet in te gaan op de vraag of [naam 2] dan wel [opposant 3] c.s. de wederpartij van [geopposeerde] was en evenmin op het verweer van [opposant 3] c.s. dat de koop van deze auto geen consumentenkoop is. Het hof zal het verstekarrest vernietigen en het vonnis, zij het op andere gronden, bekrachtigen. Het hof zal [geopposeerde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.17
De proceskosten in hoger beroep worden begroot op:
griffierecht € 2.135,--
salaris advocaat € 4.426,-- (2 punten × tarief IV)
nakosten € 173,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.734,--
De kosten van de verzetdagvaarding laat het hof hierbij buiten beschouwing, omdat die kosten zijn veroorzaakt doordat [opposant 3] c.s. aanvankelijk niet verschenen is in het hoger beroep.
6.18
De rente over de proceskosten zal worden toegewezen als gevorderd.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen op 13 december 2022 bij verstek gewezen arrest van het gerechtshof Den Haag,
en opnieuw rechtdoende,
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 21 januari 2022;
  • veroordeelt [geopposeerde] in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van [opposant 3] c.s. begroot op € 6.734,--, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [geopposeerde] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als [geopposeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [geopposeerde] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 90,--, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [geopposeerde] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D. Kiers-Becking, S.A. Boele en R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Thans opgenomen in artikel 7:18a, lid 2 BW.