In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) van € 6.908, opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende heeft een gebruikte Volkswagen Golf 2.0 TSI GTI Performance geregistreerd, waarvoor een bedrag van € 2.490 aan bpm is voldaan. De Inspecteur heeft echter een hogere naheffingsaanslag opgelegd, gebaseerd op een hogere CO2-uitstoot van 211 gr/km, in plaats van de door de belanghebbende opgegeven 150 gr/km. De Rechtbank Den Haag heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
De belanghebbende stelt dat de forfaitaire afschrijvingstabel die door de Inspecteur is gebruikt, vervuild is door de waarden van BTW-auto’s, en dat dit leidt tot een onterecht hoge naheffingsaanslag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belanghebbende haar stelling niet cijfermatig heeft onderbouwd en dat het gebruik van de forfaitaire afschrijvingstabel niet ter discussie kan worden gesteld. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de CO2-uitstoot van de auto, zoals vastgesteld door de RDW, een feit is dat niet kan worden betwist.
In hoger beroep heeft het Hof Den Haag geoordeeld dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat de auto een product van een andere lidstaat is, zoals vereist onder artikel 110 VWEU. De belanghebbende heeft geen bewijs geleverd dat de auto daadwerkelijk in Polen is geregistreerd of dat de CO2-uitstoot daar is vastgesteld. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.