ECLI:NL:GHDHA:2024:2315

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
200.300.052/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake schade aan gietvloer met benoeming deskundige en descente

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 december 2024 een tussenarrest gewezen in een hoger beroep betreffende schade aan een gietvloer. De appellante, Janmaat Vloeren B.V., gevestigd in Krimpen aan de Lek, is in principaal hoger beroep tegen twee verweerders, die beiden in een niet nader genoemde woonplaats wonen. De zaak betreft een geschil over de kwaliteit van de aangebrachte gietvloer en de daaruit voortvloeiende schade. Het hof heeft eerder op 18 juni 2024 een tussenarrest gewezen en heeft partijen verzocht om voorstellen te doen voor de benoeming van een deskundige. De verweerders hebben het hof verzocht om zelf een deskundige te benoemen, wat het hof heeft gedaan door mevrouw C. van Driel van Vloerconflict aan te stellen. Het hof heeft de deskundige gevraagd om een onderzoek ter plaatse uit te voeren en heeft daarbij een descente gelast. De deskundige zal vragen beantwoorden over de gebreken in het werk van Janmaat Vloeren, de omvang van de schade en de oorzaken daarvan. Het hof heeft ook een voorschot van € 3.327,50 vastgesteld voor de deskundige en heeft de verdere procedure bepaald, inclusief de roldata voor het indienen van deskundigenrapporten. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 15 april 2025 voor deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.300.052/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/611839 / HA ZA 21-455
Arrest van 10 december 2024
in de zaak van
Janmaat Vloeren B.V.,
gevestigd in Krimpen aan de Lek, gemeente Nederlek,
appellante in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. V.T.E. Kuijpers, kantoorhoudend in Capelle aan den IJssel,
tegen

1.[verweerder 1] ,

2. [verweerder 2] ,
beiden wonend in [woonplaats] ,
verweerders in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R. Vane, kantoorhoudend in Naaldwijk.
Het hof zal partijen hierna noemen respectievelijk: Janmaat Vloeren, [verweerder 1] en [verweerder 2] . [verweerder 1] en [verweerder 2] zullen hierna gezamenlijk [verweerders] (in meervoud) worden genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
In deze zaak heeft het hof een tussenarrest gewezen op 18 juni 2024 (hierna: het tussenarrest). Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst het hof naar het tussenarrest.
1.2
Partijen hebben vervolgens op 16 juli 2024 ieder een akte genomen. Partijen hebben niet gezamenlijk een voorstel gedaan tot benoeming van een bepaalde deskundige. [verweerders] hebben het hof gevraagd niet één van de door Janmaat Vloeren voorgestelde deskundigen te benoemen, maar zelf een deskundige te zoeken en te benoemen.
1.3
Het hof heeft de advocaten van partijen op 22 oktober 2024 per e-mail bericht voornemens te zijn om mevrouw C. van Driel (handelend onder haar bedrijfsnaam ‘Vloerconflict’) als deskundige te benoemen. Haar kostenbegroting is als een bijlage bij deze e-mail aan partijen gezonden. Beide partijen hebben het hof vervolgens laten weten te kunnen instemmen met benoeming van mevrouw Van Driel als deskundige en met haar kostenbegroting. [verweerders] hebben in hun e-mail van 22 oktober 2024 de kanttekening geplaatst dat eventueel destructief onderzoek aan de vloer hun voorafgaande instemming vereist.

2.De verdere beoordeling

Benoeming deskundige

2.1
In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat een deskundigenbericht op de voet van artikel 194 Rv nodig is voor de verdere beoordeling van dit geschil. Het hof zal mevrouw C. van Driel (Vloerconflict) als deskundige benoemen.
Aan de deskundige te stellen vragen
2.2
In het tussenarrest heeft het hof onder 6.40 de voorlopige aan de deskundige te stellen vragen geformuleerd.
2.3
In haar akte van 16 juli 2024 heeft Janmaat Vloeren meegedeeld te kunnen instemmen met de voorgestelde vragen.
2.4
Over de aan de deskundige voor te leggen vragen hebben [verweerders] in hun akte van 16 juli 2024 nog het volgende naar voren gebracht.
2.5
In de eerste plaats wijzen [verweerders] erop dat de deskundige de schadeposten zal dienen te begroten volgens de huidige geldende marktprijzen. Hoewel dit voor zich spreekt, bestaat er ook geen bezwaar dit ook op te nemen in de vraagstelling. Deze zal hierop worden aangepast.
2.6
In de tweede plaats stellen [verweerders] voor de vraag
“(v) Was de ondervloer in voldoende mate hellend aangebracht?” te vervangen door de vraag:
“Kunt u, indachtig het feit dat de gietvloer over de cementdekvloer is gegoten, beoordelen of de oorspronkelijke cementdekvloer op voldoende afschot zal zijn aangebracht? Zo ja, is de oorspronkelijke cementdekvloer op voldoende afschot aangebracht en waaruit blijkt dat? Zo nee, kunt u aangeven of het aannemelijk is dat de cementdekvloer op het juiste afschot is aangebracht?”
2.7
De door [verweerders] voorgestelde vraagstelling betreft een meer uitgewerkte versie van de vraag zoals die door het hof is voorgesteld. [verweerders] wijzen erop dat de ondervloer niet zichtbaar is en de vraag of deze ondervloer (de cementdekvloer) op voldoende afschot is aangebracht slechts zal kunnen worden beoordeeld nadat de gietvloer zal zijn verwijderd, met als gevolg dat aan de deskundige ook dient te worden gevraagd of zij aannemelijk kan achten dat de cementdekvloer op een juist afschot is aangebracht.
2.8
Tegen deze uitwerking van de vraag bestaat geen bezwaar. Dit voorstel tot aanpassing zal worden overgenomen, met beperkte redactionele wijzigingen.
2.9
In de derde plaats verzoeken [verweerders] om de vraag “
(vii) Is de gietvloer bij het aanbrengen over de rand van de goot gelopen en zo ja in hoeverre is dit als oorzaak van de problemen aan te merken?” aan te vullen met de vraag:
“Mag van een aannemer, een gietvloerenexpert, worden verwacht dat zij voorafgaand aan het gieten van de gietvloer een waterpas plaatst om te beoordelen of er voldoende afschot aanwezig is en dat zij nadien beoordeelt of de vloer door het gieten niet is geëgaliseerd met als gevolg dat het water niet meer goed kan weglopen?”
2.1
Dit voorstel zal niet worden overgenomen. De door [verweerders] voorstelde vraag betreft een juridische vraag, over de reikwijdte van de zorgplicht van een aannemer in het maatschappelijk verkeer. Deze vraag dient in dit geval te worden beoordeeld met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:754 BW. Het hof verwijst naar hetgeen is overwogen in 6.12 van het tussenarrest. Uit hetgeen daar is overwogen, volgt dat op Janmaat Vloeren – die naar eigen zeggen wist dat de cementdekvloer met onvoldoende afschot was aangebracht – een zorglicht rustte [verweerders] daarvoor te waarschuwen voorafgaand aan het aanbrengen van de gietvloer – aan welke plicht zij naar eigen zeggen ook heeft voldaan en hetgeen door [verweerders] wordt betwist.
2.11
In de vierde plaats verzoeken [verweerders] om de vragen over de vloer op de begane grond uit te breiden met de vraag:
“Hadden [verweerders] redelijkerwijs van de gietvloer mogen verwachten dat de vloer op de begane grond in 2021 craquelévorming, scheuren en kleurverschillen zou vertonen?”
2.12
Volgens [verweerders] hebben zij ook belang bij beantwoording van deze vraag omdat de deskundige van mening zou kunnen zijn dat men van een gietvloer vijf jaar na het gieten craquelévorming, scheuren en kleurverschillen mag verwachten. Daargelaten dat [verweerders] deze mening alsdan niet zouden delen, hebben zij in dat geval belang erbij dat ook de stand van zaken van de vloer in ogenschouw wordt genomen, een jaar na het gieten van de vloer, zoals die blijkt uit de eerder uitgebrachte rapporten met bijbehorende fotorapportages.
2.13
Het hof stelt vast dat de kern van het verwijt dat [verweerders] Janmaat Vloeren maken over de gietvloer op de begane grond is dat Janmaat Vloeren een gietvloer heeft aangebracht die niet de kwaliteit heeft die zij ervan hebben mogen verwachten. In het tussenarrest is voorgesteld de deskundige te vragen: “
(ii) Zijn deze in sterkere mate aanwezig dan gelet op de ouderdom van de gietvloer door [verweerders] redelijkerwijze verwacht mocht worden?”. Gelet op de aanvulling die [verweerders] wensen zal aan deze vraag worden toegevoegd: “Het staat de deskundige vrij om de eerder uitgebrachte rapporten met bijbehorende fotorapportages in haar oordeel te betrekken.”. Aldus wordt het aan de deskundige overgelaten hetgeen in de eerdere rapportages wordt vermeld in haar oordeel over de kwaliteit van de gietvloer te betrekken.
2.14
In de vijfde plaats verzoeken [verweerders] om aanvulling van de vraag:

B. Omvang schade’(i) Kunt u per gebrek/schadepost aangeven welke kosten gemoeid zijn met het herstel daarvan? Kunt u daarbij ingaan op de vraag in hoeverre plaatselijk herstel mogelijk is, welke nadelen daaraan kleven (evt. bouwkundige risico’s en esthetisch), alsmede in hoeverre plaatselijk herstel goedkoper is dan het geheel opnieuw gieten van de vloer(en)?
2.15
[verweerders] merken op dat in dit verband van belang is dat partijen een
naadlozegietvloer zijn overeengekomen. Plaatselijk herstel zou dus enkel een optie vormen als daarmee kan worden bewerkstelligd dat een naadloos geheel zonder kleur- of tintverschillen zou ontstaan. [verweerders] stellen daarom voor voormelde vraag in die zin aan te passen dat deze komt te luiden:
“(i) Kunt u per gebrek/schadepost aangeven welke kosten gemoeid zijn met het herstel daarvan? Kunt u daarbij ingaan op de vraag in hoeverre plaatselijk herstel, indachtig het feit dat partijen een naadloze gietvloer zijn overeengekomen,mogelijk iszonder dat naden, kleur- of tintverschillen ontstaan, welke nadelen daaraan kleven (evt. bouwkundige risico’s en esthetisch), alsmede in hoeverre plaatselijk herstel goedkoper is dan het geheel opnieuw gieten van de vloer(en)?
2.16
In het verlengde hiervan vragen [verweerders] – in de zesde plaats – om in vergelijkbare zin de vraag aan te passen
“(iii) In hoeverre geeft de derde in het rapport van Technocentrum Vloeren voorgestelde wijze van schadeherstel ook nu nog een - mede gelet op de aard en ernst van de gebreken en de kosten gemoeid met herstel - redelijk alternatief voor schadeherstel?”.
2.17
Deze beide voorstellen van [verweerders] neemt het hof niet over. In vraag B onder (i) ligt reeds besloten de vraagstelling aan de deskundige in te gaan op de nadelen van plaatselijk herstel. De vraag of van [verweerders] eventueel in redelijkheid kan worden gevergd om genoegen te nemen met plaatselijk herstel – mede gelet op alle nog door de deskundige vast te stellen nadelen – is evenwel een juridische vraag die – indien aan de beoordeling van die vraag wordt toegekomen – aan het hof is om te beoordelen.
Voorschot
2.18
Het voorschot van de deskundige zal overeenkomstig haar begroting worden bepaald op € 3.327,50 (inclusief BTW).
2.19
Tot slot vragen [verweerders] in hun akte van 16 juli 2024 het hof om terug te komen van de overweging in het tussenarrest dat het aan [verweerders] is om de kosten van de deskundige voor te schieten. Volgens [verweerders] bestaat daartoe voldoende aanleiding omdat Janmaat Vloeren in hoger beroep is gekomen, [verweerders] reeds twee rapporten in het geding hebben gebracht (waarbij Janmaat Vloeren voor de verrichte onderzoeken was uitgenodigd, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt) en Janmaat Vloeren een zakelijke partij is die wordt aangesproken door twee consumenten. Deze argumenten leggen evenwel onvoldoende gewicht in de schaal om af te wijken van de in artikel 195 Rv neergelegde hoofdregel dat het voorschot voor een uit te voeren deskundigenonderzoek door de eisende partij wordt voldaan.
Descente
2.2
In het tussenarrest heeft het hof overwogen (rov. 6.37) dat het aanwezig wenst te zijn tijdens het door de deskundige te verrichten onderzoek ter plaatste. Daartoe zal een descente worden gelast, op een nader in overleg met partijen en de deskundige vast te stellen tijdstip.

3.Beslissing

Het hof:
- beveelt een onderzoek door een deskundige teneinde aan het hof bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
A. GebrekenKunt u – door middel van een onderzoek ter plaatse en mede aan de hand van de reeds uitgebrachte deskundigenrapporten – aangeven in hoeverre sprake is van gebreken in het door Janmaat Vloeren uitgevoerde werk? Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de volgende vragen:
badkamers(i) Is de situatie in de beide badkamers zó dat douchewater in onvoldoende mate kan wegvloeien? (Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, dan behoeven de overige vragen over de oorsprong van dit probleem geen verdere beantwoording.)
(ii) Wat is de oorzaak hiervan?
(iii) Is gebruikgemaakt van een voor een gietvloer geschikt type goot?
(iv) In hoeverre zijn de goten op een onjuiste wijze aangebracht en in hoeverre heeft dit het gebrek/de gebreken veroorzaakt? Valt een eventueel gebrek nog te herstellen door het plaatsen van een ander type goot? Kunnen randen die zijn beschadigd tijdens het uitslijpen van de badkamergoten nog worden hersteld?
(v) In hoeverre kan worden beoordeeld, gelet op de omstandigheid dat de gietvloer over de cementdekvloer is gegoten, of de oorspronkelijke cementdekvloer op voldoende afschot is aangebracht? Zo ja, is de oorspronkelijke cementdekvloer op voldoende afschot aangebracht en waaruit blijkt dat? Zo nee, is aannemelijk dat de cementdekvloer op het juiste afschot is aangebracht?
(vi) In hoeverre is sprake van te onderscheiden gebreken (type goot en onvoldoende afschot van de ondervloer)? In hoeverre is getracht het gebruik van een onjuist type goot nog te herstellen bij het gieten van de vloer?
(vii) Is de gietvloer bij het aanbrengen over de rand van de goot gelopen en zo ja in hoeverre is dit als oorzaak van de problemen aan te merken?
(viii) Voor zover de ondervloer en/of de goten gebrekkig is/zijn dan wel gebrekkig is/zijn aangelegd, zijn deze gebreken redelijkerwijze kenbaar geweest voor Janmaat Vloeren voor aanvang van haar werkzaamheden en in hoeverre heeft het op de weg van Janmaat Vloeren gelegen deze gebreken voor het gieten van de vloer te signaleren?
vloer begane grond(i) In hoeverre is sprake van craquelévorming, scheuren en kleurverschillen in de op de begane grond aangebrachte gietvloer?
(ii) Zijn deze in sterkere mate aanwezig dan gelet op de ouderdom van de gietvloer door [verweerders] redelijkerwijze verwacht mocht worden? Het staat u vrij om de eerder uitgebrachte rapporten met bijbehorende fotorapportages in uw oordeel te betrekken.
(iii) In hoeverre zijn de eventuele door u geconstateerde gebreken te herleiden tot het op een gebrekkige wijze aanbrengen van de gietvloer door Janmaat Vloeren? In hoeverre zijn andere oorzaken aanwijsbaar?
B. Omvang schade(i) Kunt u per gebrek/schadepost aangeven welke kosten (naar huidige marktprijzen) gemoeid zijn met het herstel daarvan? Kunt u daarbij ingaan op de vraag in hoeverre plaatselijk herstel mogelijk is, welke nadelen daaraan kleven (evt. bouwkundige risico’s en esthetisch), alsmede in hoeverre plaatselijk herstel goedkoper is dan het geheel opnieuw gieten van de vloer(en)?
(ii) In hoeverre heeft de omstandigheid dat de goten in de badkamers weer zijn uitgeslepen en de randen daarbij zijn beschadigd invloed op de omvang van de schade?
(iii) In hoeverre geeft de derde in het rapport van Technocentrum Vloeren voorgestelde wijze van schadeherstel ook nu nog een – mede gelet op de aard en ernst van de gebreken en de kosten gemoeid met herstel – redelijk alternatief voor schadeherstel?
(iv) Kunt u aangeven – eventueel bij de varianten van schadeherstel – of en zo ja hoe lang [verweerders] niet in hun woning kunnen verblijven?
C. Oorzaken(i) Kunt u per gebrek en/of schadepost aangeven in hoeverre het gebrek en/of de schade valt te wijten aan Janmaat Vloeren, en in hoeverre de schade anderszins valt te wijten aan de badkamerinstallateur en/of Villabouw?
(ii) Wilt u bij het antwoord op deze vraag betrekken of Janmaat Vloeren in uw optiek [verweerders] had moeten waarschuwen voor ondeugdelijk materiaal of het niet deugdelijke werk van derden?
D. Overige opmerkingenWelke opmerkingen zijn naar uw oordeel verder van belang ten behoeve van de door het hof te geven beslissing?
- benoemt als deskundige:
C. van Driel (bedrijfsnaam: Vloerconflict))
Baak van Wemeldinge 5
3826 HR Amersfoort
tel. (06) 53719565
e-mail: info@vloerconflict.nl
- benoemt tot raadsheer-commissaris mr. A.J.P. Schild. Bepaalt dat de deskundige haar onderzoek in beginsel zelfstandig zal verrichten, maar indien de raadsheer-commissaris daartoe aanleiding ziet, onder diens leiding;
- bepaalt dat de deskundige bij het verrichten van haar werkzaamheden naast de normen van haar beroepsgroep tevens de leidraad deskundigen in civiele zaken in acht dient te nemen;
- bepaalt dat de deskundige haar werkzaamheden niet zal behoeven aan te vangen voordat door [verweerders] als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek een bedrag van
€ 3.327,50(inclusief btw) zal zijn gestort. Hiertoe ontvangen [verweerders] een factuur van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) met betaalinstructies;
- bepaalt dat dit voorschot uiterlijk vier weken na heden moet zijn voldaan;
- bepaalt dat de deskundige met haar onderzoek zal aanvangen nadat de griffier van het hof haar heeft bevestigd dat dit voorschot door het LDCR is ontvangen;
- bepaalt dat [verweerders] het procesdossier binnen
twee weken na de datum van dit arrestaan de deskundige ter hand zullen stellen;
- indien de deskundige vragen heeft over de inhoud van haar opdracht of over de te volgen procedure, kan zij zich wenden tot de raadsheer-commissaris via de contactpersoon mr. A.R. Vonk, e-mailadres: a.r.vonk@rechtspraak.nl, onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer. De contactpersoon of de raadsheer-commissaris zal de deskundige berichten.
- de onderstaande leden van het hof, vergezeld door een griffier, zullen op een nader te bepalen datum de door Janmaat Vloeren verrichte werkzaamheden in de woning van [verweerders] aan [adres] opnemen en bezichtigen;
- verzoekt partijen, vergezeld van hun advocaten, en de deskundige hierbij aanwezig te zijn;
- verwijst de zaak naar de rol van 15 april 2025 voor deskundigenbericht. Indien de deskundige haar schriftelijk bericht niet vóór die datum kan deponeren, dient de deskundige uiterlijk twee weken voor deze datum aan de raadsheer-commissaris te verzoeken om een nadere datum voor het deponeren van het deskundigenbericht, via de griffie handel van dit hof (Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, P2-236);
- nadat de deskundige het schriftelijk bericht heeft gedeponeerd, zal de zaak naar de rol worden verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [verweerders] , waarna vervolgens ook Janmaat Vloeren de gelegenheid zal worden geboden om een memorie na deskundigenbericht te nemen;
- bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zendt;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.P. Schild, R.J.F. Thiessen en A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024 in aanwezigheid van de griffier.