Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Upstream Advertising B.V.,
3. Earth Group Holdings LTD,
beide gevestigd in Edmonton, Alberta, Canada,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop na cassatie en verwijzing
- het exploot tot oproeping na verwijzing van 14 juli 2022 (na het arrest van de Hoge Raad van 11 februari 2022),
- de memorie na verwijzing van Earth Concepts,
- de antwoordmemorie na verwijzing van EWI c.s.,
- productie 9 van Earth Concepts.
3.Feitelijke achtergrond
He will works the coming 3 years for free for us (ends 01 -05-2010)
He will take care for the registrations, will pay the invoices and defends the registrations and will take care of the costs
You are allowed to use the EARTH logo, which Upstream designed, in Canada and US
After 3 years Upstream will receive 35.000 EUR a year all in, as a “license fee” for the use of the brand Earth Water
Upstream Advertising; designed and registered the name, website and logo Earth Water for Europe; in return they offered free Marketing & Office for the first 3 years of the foundation of EWE to help EWE to be competitive in the water-market
Upstream Advertising wants to have License Fee, as agreed when we started, from the date of 1 July 2010; 35.000 Euro a year
[directeur EWE] & [medewerker EWE] can’t pay this fee and EWI, after several request, either so the partnership with Upstream Advertising could stop immediately
de merknamen” in geval van faillissement van Upstream aan Earth Concepts zullen worden overgedragen tegen de vergoeding van de door Upstream Advertising gemaakte registratiekosten.
Je hebt zaken gedaan met mensen die volledig tekeningsbevoegd waren [directeur EWE] en [medewerker EWE] en je hebt hier een overeenkomst mee gesloten
Je bent de ontwerper van het logo en hebt uiteraard deze vastgelegd, met mede weten van [directeur EWE] , [medewerker EWE] en [oprichter EWI] en je hebt daar afspraken over gemaakt
Je bent door tekenings-bevoegden [directeur EWE] gevraagd om het merk EARTH Water vast te leggen en [oprichter EWI] was hiervan op de hoogte
Nooit een mail van [oprichter EWI] hebt gehad dat je iets hebt gedaan wat niet volgens de afspraken waren, heb je ook niet want alles was zoals besproken was
[betrokkene 2] wist dat jij het merk en het logo had vastgelegd.
4.Procedures tot en met cassatie
- De vermeerdering van (grondslag van) eis wordt verworpen, omdat deze niet deugdelijk aan Upstream is betekend.
- De basis van de door Earth Concepts gestelde rechten ligt in de Licentieovereenkomst.
- De Merken zijn bij vaststellingsovereenkomst van 13 juni 2014 aan EWI overgedragen. Daardoor heeft Upstream daarover geen beschikkingsbevoegdheid meer, zodat niet valt in te zien hoe het door Earth Concepts jegens Upstream gevorderde kan worden toegewezen.
- Het feit dat Earth Concepts conservatoir verhaalsbeslag heeft gelegd op de Merken doet daaraan niet af, nu dat beslag op zichzelf aan de geldigheid van de overdracht van de Merken door Upstream aan EWI c.s. niet afdeed.
- Met het op 6 juni 2014 louter aan het BBIE maar niet aan Upstream uitgebrachte exploot is geen rechtsgeldig beslag tot levering gelegd, doch ook indien dit anders is valt daaraan evenmin een argument te ontlenen om de overdracht van de Merken als niet rechtsgeldig te beschouwen.
- Met het voorgaande blijft de vraag naar de rechtmatigheid van de verkrijging van de Merken door EWI c.s., in het licht van de (oudere) aanspraak van Earth Concepts op de overdracht daarvan aan haar en de verdere omstandigheden van het geval, onbeantwoord. Gelet op het feit dat EWI c.s. slechts als gevoegde partijen optreden biedt dit geding geen plaats voor een verder debat en onderzoek op dit punt.
- Het hof heeft in het midden gelaten of Earth Concepts op 6 juni 2014 rechtsgeldig beslag heeft gelegd op de Merken. Er moet dus vanuit worden gegaan dat dit beslag rechtsgeldig is gelegd.
- Op grond van artikel 453a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat via schakelbepalingen van overeenkomstige toepassing is op een conservatoir beslag tot levering, kan een vervreemding van de zaak nadat daarop beslag is gelegd niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen en kan de beslaglegger de overdracht dus negeren.
- Nu in de hoofdzaak de gegrondheid van het door de beslaglegger ingeroepen vorderingsrecht dient te worden beoordeeld, dient de beslaglegger de eis in beginsel in te stellen tegen zijn schuldenaar. Dat geldt ook in een geval waarin het beslag strekt tot levering en de beslaglegger ermee bekend is dat de schuldenaar het beslagen goed in weerwil van het beslag aan een derde heeft vervreemd. De vordering kan in dat geval strekken tot vaststelling dat de beslaglegger jegens zijn schuldenaar een vordering tot levering van het beslagen goed heeft. Zo nodig dient de rechter de vordering aldus te verstaan.
- De beslaglegger kan ervoor kiezen de derde-verkrijger in de procedure in de hoofdzaak te betrekken, al dan niet op de voet van artikel 118 Rv. Bij gebreke daarvan kan de derde-verkrijger zich voegen of tussenkomen. Daarbij kan dan in hetzelfde geding tussen de beslaglegger en de derde-verkrijger worden uitgemaakt wiens recht op levering in hun onderlinge verhouding dient voor te gaan (artikel 3:298 BW) en of de derde-verkrijger zich kan beroepen op het bepaalde in artikel 453a lid 2 Rv. Voorts staat voor de derde-verkrijger de weg van een kort geding open en, indien hij niet in de procedure in de hoofdzaak betrokken is geweest, derdenverzet (artikel 376 Rv).
- Earth Concepts kon haar vordering met betrekking tot de Merken dus instellen tegen Upstream, ook als zij ermee bekend was dat laatstgenoemde de merkrechten in weerwil van het beslag had vervreemd aan EWI c.s. Het andersluidende oordeel van het hof geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Die vordering strekte er immers toe te doen vaststellen of Earth Concepts jegens Upstream een recht op levering van de merkrechten had.
- Het feit dat Upstream tijdens de procedure heeft opgehouden te bestaan staat niet eraan in de weg dat de procedure tegen haar wordt voortgezet.
5.Beoordeling
Beoordelingskader
- Earth Concepts heeft op grond van artikel 4.2 dan wel 4.3 van de Licentieovereenkomst jegens Upstream recht op levering van de Merken;
- het uit de Licentieovereenkomst voortvloeiende recht van Earth Concepts op levering van de Merken gaat ex artikel 3:298 BW voor op dat van EWI c.s., omdat dit recht ouder is dan dat van EWI c.s., die haar recht op levering uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst (zie r.o. 3.37) later heeft verkregen;
- de levering van de Merken aan EWI c.s. kan op grond van artikel 453a lid 1 Rv niet aan Earth Concepts als beslaglegger worden tegengeworpen; en
- EWI c.s. geniet geen derdenbescherming onder artikel 453a lid 2 Rv, omdat EWI c.s. de Merken om niet heeft verkregen dan wel EWI c.s. ten tijde van de levering bekend was met het beslag op de Merken van Earth Concepts en daarmee niet te goeder trouw was.
niet geldigis, heeft Upstream gesteld dat zij op grond van artikel 3:84 BW niet bevoegd was om over de Merken te beschikken, aangezien zij deze te kwader trouw, althans onder invloed van misleiding/bedrog door [directeur EWE] en [medewerker EWE] , heeft gedeponeerd, zodat zij geen rechtsgeldig houdster is geworden. In aanvulling hierop voert EWI c.s. aan, samengevat, dat Upstream (in opdracht van EWE) handelde als agent en de Merken zonder toestemming van de principaal, EWI, onbevoegd heeft gedeponeerd, zodat de Merken op grond van de directe of analoge toepassing van artikel 6 septies Unieverdrag van Parijs (UvP) bij wijze van remedie aan EWI moe(s)ten worden (en dus terecht zijn) overgedragen, althans dat de Merken door Upstream op grond van artikel 2.4 sub f BVIE (oud), artikel 20 Uniemerkenverordening en/of artikel 6:103 BW aan haar moe(s)ten worden (en dus terecht zijn) overgedragen.
niet echtis, heeft Upstream aangevoerd dat Earth Concepts zich wel vaker van onechte, geantedateerde stukken heeft bediend. In dit verband heeft zij verwezen naar de e-mail van [medewerker EWE] van 15 april 2014 (zie r.o. 3.33) en naar het feit dat er meerdere versies van de licentieovereenkomst bestaan.
- dat zij tot het deponeren van de Merken bevoegd was uit hoofde van een overeenkomst met EWE, omdat EWE enerzijds geen middelen had om Upstream voor het ontwerpen van het beeldmerk te betalen en anderzijds het risico bestond dat bij een deconfiture de merkrechten in de boedel zouden achterblijven, en
- dat door EWI is aangestuurd op merkenregistratie door Upstream.
ten tijde van het deponeren van de Merkensprake was van een vooropgezet plan om de Merken toe te eigenen. Weliswaar wordt in de r.o. 3.28 bedoelde e-mail correspondentie gesproken over het ‘geruisloos oversluizen’ van de activiteiten van EWE naar Earth Concepts en over het nog steeds op ‘strategie-koers’ zitten, maar uit de opmerking van [medewerker EWE] “
We hebben afgewacht wat [oprichter EWI] zou doen en ons in feite een jaar rustig gehouden” kan worden afgeleid dat bedoelde strategie pas in 2010 is ingezet. Ook de andere producties waaruit Upstream en EWI c.s. afleiden dat sprake is van antedatering, of falsificatie van stukken door Earth Concepts, zijn allemaal van 2010 en daarna. Dat geldt ook voor de oprichting van Earth Concepts op 1 juli 2010. Uit het feit dat [directeur EWE] en [medewerker EWE] (die ten tijde van de merkdepots nog voor EWE werkten) twee jaar na het depot van het woordmerk en een jaar na het depot van het woord-/beeldmerk hun eigen koers zijn gaan varen met Earth Concepts en op de overdracht van de Merken aan Earth Concepts hebben ingezet, kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat zij daartoe ten tijde van de merkdepots al het voornemen hadden; ook niet in samenhang met de andere gestelde feiten en omstandigheden.
, [betrokkene 4] en ikzelf).
op eigen naamhad geregistreerd, faalt. De e-mail van [betrokkene 1] en de verklaring van [betrokkene 4] moeten worden gelezen in de context van het conflict dat speelde in 2009. In dat conflict trad Upstream, als merkhouder, op als opposant. Er is in die context geen enkele aanwijzing dat, daar waar door [betrokkene 1] en [betrokkene 4] wordt verwezen naar het feit dat Upstream de Merken had geregistreerd, is gedoeld op het op naam van EWE of EWI registreren van de Merken. Ook de slotzin van de verklaring van [betrokkene 4] laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Ten aanzien van de verklaring van [betrokkene 2] geldt dat niet valt in te zien waarom hij volgens [oprichter EWI] met [bestuurder Upstream] zou moeten “dealen”, als Upstream in diens beleving de Merken op naam van EWE of EWI zou hebben geregistreerd. Ook voor de verklaringen van [betrokkene 3] en [adviseur Earth Concepts] geldt dat niet valt in te zien waarom Upstream, ook volgens [oprichter EWI] , een rol zou spelen als zij slechts de administratieve handeling van het registreren (op naam van EWE of EWI) zou hebben verricht.
een (nep-)factuur” vraagt (r.o. 3.20).
die iets later is opgemaakt om jou uit de directe rechtzaak te halen”. Hiermee heeft [medewerker EWE] volgens Upstream en EWI c.s. erkend dat de Licentieovereenkomst geantedateerd is.