Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 26 november 2024
de heer [appellant],
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft de heer [appellant], vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J.S. Spanjersberg, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 september 2024. In dat vonnis was het verzoek van [appellant] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling toegewezen, maar was er geen beslissing genomen over zijn verzoek om een eerdere ingangsdatum van die regeling. Het hof heeft op 26 november 2024 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij [appellant] en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de bewindvoerder mr. P.A. Loeff.
[Appellant] heeft in zijn verzoekschrift aangegeven dat hij aftrek wenst van de maanden die hij in het minnelijk traject heeft doorgebracht. Hij heeft zich in december 2023 tot de Gemeente Gouda gewend voor schuldhulpverlening in verband met een grote schuld aan Rodri B.V., een familiebedrijf dat hij heeft opgericht. [Appellant] betwist de vordering van Rodri en heeft in het voortraject het maximale afgelost volgens zijn afloscapaciteit. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] gedurende 8 maanden zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag heeft afgedragen en dat de sollicitatieplicht niet op hem van toepassing is, gezien zijn leeftijd.
Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] heeft voldaan aan de inspanningsplicht en heeft zijn verzoek om de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling te vervroegen toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 10 maanden, te rekenen vanaf de datum van het arrest, met een einddatum op 26 september 2025. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor de uitvoering van de schuldsaneringsregeling, terwijl het bestreden vonnis voor het overige is bekrachtigd.