ECLI:NL:GHDHA:2024:2193

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
BK-23/790
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en waardevermindering door schade en US-specificaties

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) die is opgelegd aan belanghebbende, een eigenaar van een Landrover Discovery Sport SE 2.0 SUV, geproduceerd voor de Amerikaanse markt. De naheffingsaanslag bedraagt € 11.636 en is gebaseerd op een taxatie van de auto door de Inspecteur, die de historische nieuwprijs op € 99.466 heeft vastgesteld. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar dit is afgewezen. Vervolgens heeft hij beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

De kern van het geschil in hoger beroep betreft de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of er rekening gehouden moet worden met een waardevermindering van de auto door schade en afwijkende specificaties voor de Amerikaanse markt. Belanghebbende stelt dat de auto meer schade heeft dan door de Inspecteur is vastgesteld en dat de US-specificaties een negatieve invloed hebben op de handelsinkoopwaarde. Het Hof oordeelt dat de bewijslast voor de waardevermindering bij belanghebbende ligt, maar dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. Het Hof concludeert dat de historische nieuwprijs van de auto moet worden vastgesteld op € 99.466, maar dat er geen reden is voor een verdere vermindering van de naheffingsaanslag op basis van schade of US-specificaties.

Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar, en vermindert de naheffingsaanslag tot € 5.223. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 4.748, en moet hij de griffierechten van € 458 vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/790

Uitspraak van 24 oktober 2024

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: S.M. Bothof)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 19 juli 2023, nummer SGR 22/5483.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 11.636 (de naheffingsaanslag).
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht geheven van € 184. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht geheven van € 274. Van de zijde van de Inspecteur is op 12 oktober 2023 een als nader stuk aangemerkt verweerschrift in hoger beroep ingekomen.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 12 september 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 29 september 2020 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een gebruikte Landrover Discovery Sport SE 2.0 SUV (de auto). De auto is geproduceerd op de Amerikaanse markt, heeft een CO2-uitstoot van 251 gr/km en beschikt niet over een typegoedkeuring. De volgens de aangifte verschuldigde bpm bedraagt € 2.811 en is door belanghebbende voldaan. De datum van eerste toelating van de auto is 1 januari 2017.
2.2.
De auto is door de RDW op 16 september 2020 gekeurd. De RDW heeft daarbij de CO2-uitstoot vastgesteld op 251 gr/km.
2.3.1.
In de aangifte is de te betalen belasting berekend op basis van een taxatierapport van [naam taxateur] (het taxatierapport). In het taxatierapport van 28 september 2020 is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 99.466 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 14.852 (op basis van de koerslijst Xray minus een correctie wegens schadeverleden van 25% op de uit de koerslijst volgende inkoopwaarde van € 19.802). Hierop heeft de taxateur vervolgens in het rapport € 9.296 (100% van de schadecalculatie van (afgerond) € 10.146 minus een correctie van € 850 wegens acceptabele gebruikssporen) in mindering gebracht in verband met schade aan de auto. In het rapport is de handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat uiteindelijk bepaald op (afgerond)€ 5.600.
2.3.2.
Bij de aangifte is een uitdraai van koerslijst Xray overgelegd, waarin de historische nieuwprijs van een “Land Rover Discovery Sport 2.0 Si4 4WD SE Automaat SUV” is bepaald op € 99.466 en de inkoopwaarde op € 19.802 is getaxeerd. Die koerslijst X vermeldt een CO2-uitstoot van 251 gr/km. Op deze uitdraai is de volgende toelichting vermeld:

“Toelichting:

Het onderhavige object betreft een Land Rover Discovery Sport welke van origine gebouwd is voor de Amerikaanse markt, het voertuig wijkt af ten opzichte van Europees geleverde exemplaren. Het voertuig betreft een voormalige schadeauto welke in de Verenigde Staten een Salvage title heeft verkregen, dit gegeven zorgt voor een permanente
incourante marktpositie.
Gelet op de bovenstaande feiten en de gedocumenteerde schade werd de afgebeelde handelswaarde gecorrigeerd met 25%. Bij totaal verlies of diefstal zal door schade-experts een lagere dagwaarde worden vastgesteld.
Wij stellen derhalve de handelswaarde onbeschadigd vast op een bedrag van 14.852 euro incl. BPM (margevoertuig).”
Als bijlage bij deze uitdraai is door de taxateur een verzamelafdruk van een aantal foto’s overgelegd afkomstig van het internet (“gedocumenteerd schadeverleden Verenigde Staten”).
2.4.
Naar aanleiding van de aangifte heeft de dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in opdracht van de Inspecteur belanghebbende verzocht de auto te tonen voor een hertaxatie. Belanghebbende heeft de auto op 2 oktober 2020 aan DRZ getoond. De bevindingen van DRZ zijn neergelegd in een rapport (rapport onderzoek waardebepaling DRZ) van 15 oktober 2020. DRZ heeft de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 74.467, de netto catalogusprijs op € 41.385 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 29.986 (koerslijst Eurotax XchangeNet). De aftrek wegens schade is vastgesteld op € 3.098 (72% van € 4.303), zodat de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat € 26.888 bedraagt. Het rapport onderzoek waardebepaling DRZ vermeldt een CO2-uitstoot van de auto van 251 gr/km.
2.5.
Vervolgens heeft de Inspecteur op basis van het onder 2.4 bedoelde onderzoek waardebepaling van DRZ een naheffingsaanslag bpm opgelegd naar een bedrag van
€ 11.636.
2.6.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.
2.7.
In de beroepsfase heeft de Inspecteur een uitdraai van koerslijst Xray overgelegd, waarin de historische nieuwprijs van een “Land Rover Discovery Sport 2.0 Si4 4WD SE Automaat SUV” is bepaald op € 71.140 en de inkoopwaarde op € 18.454 is getaxeerd. Die koerslijst Xray vermeldt een CO2-uitstoot van 191 gr/km.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
“9. Eiser heeft gesteld dat voor het berekenen van de procentuele afschrijving moet worden uitgegaan van een hogere historische nieuwprijs en een lagere handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat. Daarbij gaat hij uit van een de netto catalogusprijs van een referentieauto en een bedrag aan bruto Bpm van € 49.935, ofwel de bruto Bpm van de auto. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Om het juiste afschrijvingspercentage te berekenen dienen catalogusprijs (historische nieuwprijs) en handelsinkoopwaarde betrekking te hebben op hetzelfde referentievoertuig.[1] De systematiek van eiser, waarbij de catalogusprijs van het ene voertuig vermeerderd wordt met de bruto Bpm van een ander voertuig strookt daar niet mee. Dat de Xray koerslijst in het verleden voorzag in de mogelijkheid om een afwijkende CO2-uitstoot in te voeren, doet hier niet aan af.
10. De bewijslast van de stelling dat verweerder te weinig rekening heeft gehouden waardevermindering wegens schade, rust op eiser. Eiser heeft daartoe verwezen naar het taxatierapport dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de auto ten tijde van het doen van aangifte meer schade had dan door DRZ is geconstateerd. Met het rapport en de daarbij gevoegde foto’s wordt onvoldoende uitsluitsel gegeven over aard en omvang van de gestelde schade. Evenmin is door eiser onderbouwd dat waardevermindering moet worden verbonden aan het feit dat de auto voor de Amerikaanse markt is geproduceerd. Eiser heeft geen gegevens aangedragen, waaruit volgt dat bepaalde specificaties van de auto afkeurpunten vormen voor de APK. Door de RDW noch DRZ zijn dergelijke gebreken geconstateerd. Ook de stellingen dat binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto, kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder noch DRZ is gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. Afgezien daarvan heeft eiser niet geconcretiseerd welke schade volgens haar dan ten onrechte als normale gebruikssporen is aangemerkt.
11. Er zijn omstandigheden denkbaar waaronder het schadeverleden van een auto een schadecorrectie rechtvaardigt. De bewijslast dat dergelijke omstandigheden zich in onderhavige zaak voordoen, rust op eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daar niet in geslaagd. De omvang van schade zoals opgenomen in het rapport van de taxateur van eiser, geeft geen uitsluitsel op de vraag of de schade zonder blijvende waardevermindering kan worden hersteld. In het geval verweerder betwist dat sprake is van een waardevermindering wegens een schadeverleden van de auto en eiser niet, althans onvoldoende, inzichtelijk maakt waaruit het schadeverleden bestaat en welke waardevermindering het gevolg is van dat schadeverleden, gelijk hier het geval is, is geen plaats voor een waardevermindering in goede justitie.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
[1] Zie Hoge Raad 20 mei 2022, ECLI:NLHR:2022:640.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of:
  • belanghebbende een beroep toekomt op de koerslijst Xray;
  • het rapport onderzoek waardebepaling DRZ strijdig is met de eisen die het recht stelt;
  • een hoger bedrag wegens schade in aanmerking genomen dient te worden;
  • rekening dient te worden gehouden met een correctie wegens het schadeverleden van de auto;
  • een waardevermindering dient te worden doorgevoerd in verband met afwijkende USA-specificaties.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend; de Inspecteur beantwoordt deze vragen ontkennend.
4.2.
De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de historische nieuwprijs van de auto moet worden vastgesteld op € 99.466.
4.3.
Belanghebbende concludeert:
  • tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank;
  • tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar;
  • primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag;
  • subsidiair tot vaststelling van de bruto bpm op € 49.935 (op basis van NEDC 251 gr/km), de inkoopwaarde op een bedrag van € 11.754 (koerslijst Xray € 19.802 minus door DRZ vastgestelde schade € 3.098 minus correctie wegens schadeverleden € 4.950), tot bepaling van de historische nieuwprijs op € 99.466, tot vaststelling van de verschuldigde bpm op € 5.653 en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 2.842;
  • meer subsidiair tot vaststelling van de inkoopwaarde op een bedrag van € 16.704 (koerslijst Xray € 19.802 minus door DRZ vastgestelde schade € 3.098), tot bepaling van de historische nieuwprijs op € 99.466, tot vaststelling van de verschuldigde bpm op € 8.034 en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 5.223;
  • meest subsidiair tot vaststelling van de inkoopwaarde op een bedrag van € 22.494 (door DRZ gehanteerde inkoopwaarde), tot bepaling van de historische nieuwprijs op
€ 100.010, tot vaststelling van de verschuldigde bpm op € 10.760 en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 7.949.
Verder verzoekt belanghebbende het Hof een proceskostenvergoeding toe te kennen.
4.4.
De Inspecteur concludeert, na wijziging van zijn standpunt ter zitting (zie 4.2), tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot bepaling van de historische nieuwprijs op € 99.466, tot dienovereenkomstige aanpassing van de handelsinkoopwaarde, tot handhaving van de door DRZ vastgestelde schade op € 3.098 en tot dienovereenkomstige vermindering van de naheffingsaanslag.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1.
Vaststaat dat de auto is gefabriceerd voor de Amerikaanse markt en van een type is dat nooit op de Europese markt in de handel is gebracht.
5.2.
Ter zitting heeft de Inspecteur het Hof verzocht met toepassing van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) belanghebbende op te dragen de inkoop- en verkoopfacturen en de reparatienota’s van de auto te overleggen. Het Hof gaat aan dit verzoek voorbij, omdat het Hof dit niet noodzakelijk acht om tot een oordeel te komen. Het Hof brengt in herinnering dat de inkoopprijs die een belastingplichtige betaalt, niet de grondslag vormt voor de heffing van bpm.
Historische nieuwprijs
5.3.
De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de historische nieuwprijs conform het standpunt van belanghebbende dient te worden bepaald op € 99.466 (zie 4.2). Het gelijk is op dit punt aan belanghebbende.
Koerslijst Xray en handelsinkoopwaarde in onbeschadigde toestand
5.4.
De Inspecteur heeft gesteld dat de koerslijst Xray niet kan dienen, nu de historische nieuwprijs die daaruit volgt, dermate grote verschillen vertoont met de historische nieuwprijs die uit twee andere koerslijsten volgt, dat deze niet juist kan zijn. De Inspecteur heeft in dit verband aangevoerd dat verhoging van de historische nieuwprijs naar € 99.466 gevolgen heeft voor de handelsinkoopwaarde van de auto, al is niet duidelijk welke dit zijn. Het Hof verwerpt dit standpunt van de Inspecteur. Aan de Inspecteur moet worden toegegeven dat belanghebbende de bewijslast draagt voor de handelsinkoopwaarde. Belanghebbende heeft hiertoe een koerslijst ingebracht van een erkende leverancier. Het Hof kan daarvan in beginsel uitgaan, mits de koerslijst geschikt is ter onderbouwing van de handelsinkoopwaarde van de auto. Dat opties mogelijk onjuist zouden zijn verwerkt in de door belanghebbende aangeleverde koerslijst Xray, heeft de Inspecteur wel gesteld, maar niet verder onderbouwd. Hij heeft ook niet aangegeven welke gevolgen dit concreet heeft gehad. Evenmin heeft de Inspecteur geconcretiseerd welke verandering in handelsinkoopwaarde zou kunnen optreden. Het Hof ziet geen reden om de koerslijst Xray buiten toepassing te laten of om de daarin opgenomen handelsinkoopwaarde in onbeschadigde toestand aan te passen. Het Hof merkt daarbij op dat de Inspecteur de koerslijst Xray twee jaar later ook zelf heeft uitgedraaid (zie 2.7) en dat deze op vrijwel eenzelfde handelsinkoopwaarde uit kwam als de koerslijst die belanghebbende bij het taxatierapport heeft gevoegd. De Inspecteur heeft in dit verband weliswaar gesteld dat een waardedaling van € 1.000 in twee jaar tijd niet aannemelijk is, maar belanghebbende heeft dit betwist en gesteld dat niet de ouderdom van een voertuig, maar de kilometrage de belangrijkste factor is voor het bepalen van de handelsinkoopwaarde. Dit komt het Hof niet heel onwaarschijnlijk voor, mede gelet op de progressieve afschrijving van voertuigen. Vooral in de eerste jaren pleegt fors op een voertuig te worden afgeschreven. Hoewel een waardedaling van € 1.000 in twee jaar tijd weinig lijkt, is het ook niet onwaarschijnlijk of onmogelijk. Het Hof accepteert de door belanghebbende ingebrachte koerslijst.
Waardevermindering wegens schade(verleden)
5.5.
Belanghebbende stelt dat de handelsinkoopwaarde moet worden verminderd met een bedrag aan schade, met een bedrag wegens het schadeverleden van de auto en met een bedrag wegens afwijkende US-specificaties op de auto. De Inspecteur stelt dat dermate gebreken aan het taxatierapport van belanghebbende kleven, dat dit taxatierapport niet kan dienen.
5.6.
Naar vaste rechtspraak rust de bewijslast voor een waardevermindering als gevolg van (ex-)schade op belanghebbende (HR 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:63, BNB 2020/45). Daargelaten of het taxatierapport kan dienen ter onderbouwing van de door belanghebbende vastgestelde waarde, is het Hof van oordeel dat belanghebbende met het taxatierapport niet erin is geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is van enige waardevermindering in verband met schade dan wel een schadeverleden. Het enkele opsommen van gebreken onder opgave van de daaraan verbonden reparatiekosten in een taxatierapport is, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet voldoende om schade aannemelijk te maken. De foto’s in het taxatierapport ondersteunen deze gebreken en kosten niet. Belanghebbende heeft ten bewijze van de gebreken slechts verwezen naar het onder 2.3.1 bedoelde taxatierapport en de daarbij behorende bijlagen (zie onder meer 2.3.2) en heeft in het hogerberoepschrift een schermafdruk van [naam] opgenomen waar een zijkant en de voorkant van de auto op is te zien
.
5.7.
De Inspecteur heeft de in het taxatierapport opgevoerde schade gemotiveerd betwist en heeft de door DRZ aangetroffen schade tot een bedrag van € 3.098 (72%) in aanmerking genomen. In het DRZ-rapport staat niets waaraan de conclusie kan worden verbonden dat de auto blijvende schade of een blijvende waardedaling heeft. De foto’s in dat rapport tonen alleen cosmetische schade, die kan worden hersteld of laten in elk geval niet zien dat sprake is van carrosserieschade. Voor zover belanghebbende in hoger beroep nog heeft bedoeld te stellen dat sprake zou zijn van een ondeugdelijk rapport van de zijde van de Inspecteur geldt dat het de Inspecteur vrij staat om een deskundige van zijn keuze in te schakelen. De taxateur/beoordelaar van DRZ is te beschouwen als een partijdeskundige, omdat hij door de Inspecteur is verzocht een oordeel te geven over de waarde van de auto. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de deskundigheid of onafhankelijkheid van de taxateur/beoordelaar.
5.8.
Dat de auto meer dan normale gebruiksschade heeft staat weliswaar in het taxatierapport, maar uit deze enkele mededeling volgt niet dat deze schade van dien aard is dat hieraan – ook na schadeherstel – een blijvende waardevermindering moet worden verbonden. Welke blijvende gebreken of schade er precies aan de auto zijn of is geconstateerd, staat niet omschreven. De enkele verwijzing naar het taxatierapport en de daarbij behorende foto’s, alsmede het feit dat belanghebbende ook in hoger beroep buiten die ene foto in het hogerberoepschrift (zie 5.6) geen aanvullend fotomateriaal heeft ingebracht die de door hem als “heftige schade” benoemde schade tonen, zijn onvoldoende bewijs. Uit de tot het taxatierapport behorende foto’s en de in het hogerberoepschrift opgenomen foto blijkt geenszins van de door belanghebbende gestelde (omvangrijke) schade die meer zou inhouden dan de door de Inspecteur in aanmerking genomen schade. Daarbij geldt ook nog eens dat belanghebbende niet heeft gespecificeerd hoe de door de taxateur in het taxatierapport in aanmerking genomen aftrek van € 4.950 (verschil tussen de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat volgens de koerslijst Xray van € 19.802 en de door de taxateur gehanteerde handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 14.852), die niet alleen voor het schadeverleden, maar ook voor de afwijkende specificaties (zie 5.10) zou gelden, is opgebouwd. Belanghebbende voldoet dan ook niet aan de op hem rustende bewijslast. In het geval de Inspecteur betwist dat sprake is van een waardevermindering wegens een schadeverleden van de auto, zoals hier het geval, en belanghebbende niet, althans onvoldoende, inzichtelijk maakt waaruit het schadeverleden bestaat en welke waardevermindering het gevolg is van dat schadeverleden, is geen plaats voor een waardevermindering in goede justitie zoals belanghebbende verzoekt. Dit kan anders zijn in het geval partijen het er over eens zijn dat het schadeverleden van de auto aanleiding geeft tot een waardevermindering, maar het niet eens zijn over de hoogte daarvan en belanghebbende niet slaagt in de precieze onderbouwing daarvan. Dit laatste is hier niet het geval.
5.9.
Op dit punt is het hoger beroep dus ongegrond. Er bestaat dan ook geen reden voor een vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslag in verband met (een) schade(verleden).
Afwijkende US-specificaties
5.10.
Belanghebbende voert aan dat de auto US-specificaties heeft, zoals andere koplampen, een niet werkende radio in verband met afwijkende frequenties, afwijkende software en navigatie, een mijlenteller en temperatuurweergave in Fahrenheit. Deels geldt dat deze onderdelen in de EU niet zijn toegestaan en deels geldt dat deze onpraktisch zijn voor de eigenaar van de auto en dus moeten worden hersteld/vervangen. Belanghebbende stelt dat zijn taxateur daar een aftrek voor heeft toegepast en dat deze aftrek begrepen is in het totale bedrag van € 4.950 dat de taxateur in het taxatierapport in mindering heeft gebracht voor het schadeverleden en de afwijkende US-specificaties (verschil tussen de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat volgens de koerslijst Xray van € 19.802 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 14.852 die de taxateur in zijn opstelling in het taxatierapport in aanmerking heeft genomen). De Inspecteur bestrijdt gemotiveerd dat hiervoor een aftrek in aanmerking genomen moet worden en stelt bovendien dat belanghebbende niet inzichtelijk heeft gemaakt tot welk bedrag hiervoor een vermindering zou moeten gelden. Hij heeft immers geen inzage verstrekt in de opbouw van het bedrag van € 4.950 dat voor zowel het schadeverleden als de afwijkende specificaties in aanmerking is genomen.
5.11.
Het Hof overweegt hierover het volgende. Dat de auto US-specificaties heeft, betekent op zich niet dat de handelsinkoopwaarde benedenwaarts moet worden bijgesteld. Op belanghebbende rust de last om aannemelijk te maken dat de specificaties een negatieve invloed hebben op de handelsinkoopwaarde van de auto. De auto is goedgekeurd door de RDW voor gebruik van de openbare weg. Indien de door belanghebbende aangevoerde afwijkingen dermate ernstig waren, dat herstel noodzakelijk was om binnen de EU te mogen rijden, had de RDW de auto niet goedgekeurd. Dat een mijlenteller een onoverkomelijk beletsel is, acht het Hof overdreven. Zoveel standaard snelheidsbegrenzingen heeft Nederland niet. Het is voor de gemiddelde volwassene voldoende om de belangrijkste snelheidsbegrenzingen omgerekend in mijlen uit het hoofd te leren. Anders kan het aantal mijlen worden vermenigvuldigd met 1,6; zo ingewikkeld is dat niet. Over GPS en radio is op internet informatie te vinden die suggereert dat het mogelijk is om een Amerikaanse auto te laten functioneren zonder dure ingrepen, maar met bepaalde software. Indien er al aanpassingen nodig zijn, heeft belanghebbende niet voldoende aannemelijk gemaakt wat precies de omvang is en wat het effect op de handelsinkoopwaarde is. Er ontbreken ook facturen van de inkoop van eventueel vervangen onderdelen. De verklaring van belanghebbende is niet voldoende om de (omvang van) enige waardevermindering te onderbouwen. Dat de genoemde onderdelen moeten worden vervangen, is dus niet aannemelijk gemaakt. Met enkel een op geen enkel concreet gegeven gebaseerde verklaring heeft belanghebbende onvoldoende ingebracht tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur. Belanghebbende is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de handelsinkoopwaarde verder dient te worden verminderd. Ook op dit punt is het hoger beroep ongegrond.
Conclusie naheffingsaanslag
5.12.
Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep in zoverre gegrond dat de historische nieuwprijs moet worden vastgesteld op € 99.466 (zie 5.3). Het Hof is verder tot de conclusie gekomen dat er reden bestaat voor een aanpassing van de handelsinkoopwaarde (zie 5.4). Voor dat geval is op zitting vast komen te staan dat de naheffingsaanslag kan worden vastgesteld conform het meer subsidiaire standpunt van belanghebbende. Het Hof zal dan ook de naheffingsaanslag verminderen conform dit meer subsidiaire standpunt.
Slotsom
5.13.
Het hoger beroep is gegrond.

Proceskosten en griffierecht

6.1.
Er bestaat aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 4.748, berekend als volgt: € 1.248 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar: 2 punten (1 punt bezwaarschrift, 1 punt hoorgesprek) à € 624 x 1 (gewicht van de zaak), € 1.750 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep: 2 punten (1 punt beroepschrift, 1 punt zitting Rechtbank) à € 875 x 1 (gewicht van de zaak) en € 1.750 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep: 2 punten (1 punt hogerberoepschrift, 1 punt zitting) à € 875 x 1 (gewicht van de zaak).
6.2.
Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 458 (€ 184 + € 274) te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de naheffingsaanslag tot € 5.223;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 4.748, en
  • gelast de Inspecteur de griffierechten van € 458 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door H.A.J. Kroon, A. van Dongen en J.B.O. Bijl, in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Nederveen. De beslissing is op 24 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.