Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
200.270.474/02van
1.Urban Startup Project International N.V.,
Urban Startup Project International B.V.,
CGG Capital B.V.,
Entrepreneur B.V.,
[appellant 5],
[appellant 6],
[appellant 7],
1.Indaca Beheer B.V.,
E-Vest Holding B.V.,
[verweerder 3] Beheer B.V.,
200.278.966/01van
1.Indaca Beheer B.V.,
E-Vest Holding B.V.,
[verweerder 3] Beheer B.V.,
1.CGG Capital B.V.,
[appellant 7],
1.De zaken in het kort
- wat grondslag (1) betreft USP c.s. in de gelegenheid gesteld om haar lezing nader te onderbouwen dat de koopsommen conform afspraak zijn uitgegeven; en
- wat grondslag (2) betreft geoordeeld dat de procuratieregeling op het moment van die uitgaven nog niet van kracht was.
2.Het verdere verloop van de hoger beroepen
- de akte van USP c.s. van 30 mei 2023, met bijlagen;
- de akte van Indaca c.s. van 11 juli 2023, met bijlagen.
- de akte na comparitie van USP c.s. van 6 februari 2024, met bijlagen;
- de antwoordakte van Indaca c.s. van 20 februari 2024, met bijlagen.
3.Verdere beoordeling in hoger beroep
Stand van zaken na het tussenarrest
- de noodzaak, voor het aantrekken van verse investeringen, van het opzetten van het nieuwe USP-ecosysteem naast het goed functionerende CGG-ecosysteem;
- de reden waarom in het stuk “Urban Startup Project – The Big Deal” staat dat het “[o]m meerdere redenen [goed] is (…) dat CMP als persoon zoveel mogelijk en zo lang mogelijk (bij voorkeur voor altijd) op de achtergrond blijft”;
- de economische rechtvaardiging, binnen USP EF, dat Partnerfonds als beheerder van dat fonds grote delen van de gelden die zij van USP B.V. (via CGG Capital) heeft gekregen in ruil voor Urban Coins heeft uitgekeerd aan mentorgelden.
centersgering of nihil is (zie r.o. 3.7 van het tussenarrest). Tussen partijen staat vast dat daarbij met “CMP” op [appellant 7] wordt gedoeld. Volgens Indaca c.s. duiden de woorden “om meerdere redenen” op het feit dat [appellant 7] een dubieus verleden heeft, met name als het gaat om het opzetten van opeenvolgende ecosystemen waarin derden investeren en vervolgens berooid achterblijven.
(i) [appellant 7] niet graag op de voorgrond treedt;
(ii) hij op dat moment 59 jaar oud was en zijn activiteiten wilde afbouwen en in dat kader twee à drie weken per maand in Spanje wilde verblijven;
(iii) USP een initiatief was van [C] , [appellant 5] en [appellant 6] ; en
(iv) [appellant 7] op grond van een interview van een andere [naam] in
Quoteten onrechte wordt gehouden voor een vermogende Nederlander en daarom onder andere is afgeperst.
- Indaca c.s. voert aan dat [appellant 7] destijds nog bestuurder was van CMP en van CMP Beheer B.V. (hierna: CMP Beheer), die beide aandelen hielden in CGG Capital, en dat in het stuk “
The Big Deal” ook staat dat [appellant 7] actief wil blijven als bewaker van het USP-concept en het financieel management van USP. USP c.s. voert daartegen terecht aan dat de bestuurder van een houdstervennootschap, anders dan de bestuurders van de door die houdstervennootschap gehouden werkmaatschappijen, niet actief hoeft te zijn in die werkmaatschappijen en heel goed op de achtergrond kan blijven. USP c.s. heeft ook toegelicht dat in het stuk stond dat [appellant 7] actief wilde blijven als bewaker van het USP-concept en het financieel management van USP omdat er bij het opstellen van dat stuk nog van werd uitgegaan dat [appellant 7] zijn meerderheidsbelang in CGG Capital zou inruilen voor een minderheidsbelang in de USP-groep, waardoor [appellant 7] belang had bij dat bewaken.
- Verder heeft Indaca c.s. niet weersproken dat de [naam] die in
Quoteals een van de 500 rijkste Nederlanders is opgevoerd niet [appellant 7] is, maar een naamgenoot.
- Indaca c.s. heeft ook verwezen naar de standpunten die [C] Holding ten aanzien van [appellant 7] heeft ingenomen in een tegen [appellant 7] , CMP, CMP Beheer en CGG Capital ingeleide bodemprocedure voor de rechtbank Rotterdam waarin [C] Holding schadevergoeding heeft gevorderd wegens de mislukte samenwerking in het CGG-ecosysteem. Daarin heeft [C] Holding het dubieuze zakenverleden van [appellant 7] beschreven. Aan deze standpunten komt in deze procedure geen gewicht toe, omdat die zijn ingenomen in een andere procedure en de rechtbank Rotterdam de daarop gestoelde vorderingen van [C] Holding in die andere procedure heeft afgewezen. [1]
accelerator centersin het land.
(i) Indaca c.s. niet heeft verduidelijkt welk rechtsgevolg het hof aan die gestelde onbevoegdheid zou moeten verbinden, nu Indaca c.s. geen partij is bij de betrokken stukken;
(ii) USP c.s. onweersproken aanvoert dat alle partijen er destijds vanuit gingen dat [appellant 6] en [appellant 5] ieder zelfstandig bevoegd waren om USP N.V. te vertegenwoordigen; en
(iii) USP c.s. onweersproken aanvoert dat de betrokken vennootschappen altijd hebben gehandeld alsof zij door de inschrijfformulieren en de USP QVF-voorwaarden waren gebonden en die handelingen ook hebben bekrachtigd, bijvoorbeeld in hun jaarrekeningen.
(i) USP c.s. heeft deze inschrijfformulieren en de USP QVF-voorwaarden pas bij memorie van grieven overgelegd, terwijl Indaca c.s. eerder herhaaldelijk naar dergelijke stukken had gevraagd en achteraf blijkt dat die stukken vóór die verzoeken zijn gedateerd;
(ii) [appellant 6] heeft op 11 juli 2017 aan [B] gevraagd of deze had nagedacht over een “USP Investment fund voor startups”, waarop [B] dezelfde dag heeft geantwoord dat hij een voorbeeld van een informatiememorandum heeft dat kan worden gebruikt als inspiratie voor het opzetten van een eigen fonds (r.o. 3.37 tussenarrest) [2] ;
(iii) op 8 september 2017 heeft [appellant 6] aan [A] c.s. bericht dat CGG Capital in de oprichtingsfase de rol van ecosysteem had overgenomen, en dat daarom gelden zijn overgemaakt aan CGG Capital en vanuit daar naar Partnerfonds, maar geen uitleg gegeven over de fondsvoorwaarden of de inschrijfformulieren, die toen al moeten hebben bestaan;
(iv) op 11 september 2017 heeft [appellant 6] aan [A] geschreven dat de “juridische structuur nog in wording is”, maar dat “alles [is] vastgelegd maar binnen CGG als tijdelijk ecosysteem” (r.o. 3.42 tussenarrest); en
(v) de inschrijfformulieren verwijzen onder andere naar de “Voorwaarden voor Beheer en Bewaring USP QVF”, terwijl de betrokken voorwaarden zijn neergelegd in een stuk met als opschrift “Overeenkomst van Beheer en Bewaring USP QVF”.
In combinatie met het feit dat die stukken niet bevoegd zijn ondertekend trekt Indaca c.s. daaruit de conclusie dat die stukken waarschijnlijk zijn geantedateerd ten behoeve van de onderhavige zaak.
- Het in de vorige alinea onder (ii) bedoelde bericht van 11 juli 2017 heeft betrekking op een informatiememorandum voor een nieuw USP investment fund voor startups en niet op de fondsvoorwaarden van USP QVF of USP EF.
- Als het gaat om het in de vorige alinea onder (iv) bedoelde bericht van 11 september 2017 heeft USP c.s. toegelicht dat de daar door [appellant 6] bedoelde juridische structuur niet die is van de USP-fondsen, maar van de nog op te zetten vennootschapsstructuur van het USP-ecosysteem, ter vervanging van het CGG-ecosysteem.
- Met betrekking tot punt (v) geldt dat geen betekenis kan toekomen aan het feit dat het stuk waarin de fondsvoorwaarden zijn neergelegd het opschrift “Overeenkomst” draagt: het is immers de overeenkomst tussen de beheerder en de bewaarder van het fonds waarin de (fonds)voorwaarden zijn afgesproken, zoals ook volgt uit de in deze overeenkomst opgenomen definitie van “(Fonds)voorwaarden”. Daarmee is voldoende duidelijk dat in de inschrijfformulieren wordt gedoeld op de voorwaarden voor beheer en bewaring zoals in deze overeenkomst opgenomen.
- Ook volgt uit de e-mails van [B] van 29 augustus 2017 aan [appellant 5] en [appellant 6] (zie r.o. 3.39 van het tussenarrest) en van [B] van 18 september 2017 aan onder anderen zijn mede-investeerders [verweerder 3] en [A] (zie hierna onder 3.33) dat Indaca c.s. zich er in de betrokken periode van bewust was dat USP N.V. (middellijk) had geïnvesteerd in startupsdie op dat moment eigendom waren van de “gelieerde onderneming” (e-mail van 29 augustus 2017) CGG Capital en nog moesten worden overgedragen aan Partnerfonds, om vervolgens overgedragen te kunnen worden aan het USP-ecosysteem. De tijdelijke rol van CGG Capital is ook door [appellant 6] aan [A] c.s. toegelicht in zijn bericht aan hen van 8 september 2017 (r.o. 3.40 van het tussenarrest).
- Uit deze berichten blijkt ook dat Indaca c.s. op dat moment bekend was met Partnerfonds en CGG Capital als voor het functioneren van het CGG-ecosysteem relevante entiteiten.
- Indaca c.s. klaagt dat USP c.s. haar de USP QVF-stukken voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomsten had moeten geven, maar licht niet toe op grond waarvan USP c.s. daartoe verplicht zou zijn geweest als niet blijkt dat een van de drie betrokken investeerders daarom heeft gevraagd.
The Urban Way” verwondert ten slotte evenmin, omdat USP c.s. terecht uitlegt dat dat laatste stuk een businessplan op hoofdlijnen is en dus een andere functie vervult dan fondsvoorwaarden en andere fondsdocumentatie.
cashflow-overzicht volgt dat USP N.V. al haar liquide middelen in 2017 heeft aangewend om die Urban Shares te kopen. Dit is in overeenstemming met datgene wat USP c.s. over een en ander aanvoert.
cashflow-overzicht volgt dat USP QVF het door USP N.V. voor Urban Shares betaalde bedrag van € 345.689,99 heeft ontvangen en dat zij na aftrek van diverse posten, waaronder een betaling van € 10.000 aan [verweerder 3] , al haar liquide middelen in 2017 heeft aangewend om de hiervoor bedoelde Urban Coins te kopen. Ook dit is in overeenstemming met datgene wat USP c.s. over een en ander aanvoert.
(i) nadat een
startupwas geworven en geselecteerd werd met haar in eerste instantie een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarna zij door CGG Capital werd begeleid;
(ii) als bleek dat de
startuptot een succesvolle onderneming zou kunnen uitgroeien, werd vervolgens een vennootschappelijke structuur opgetuigd bestaande uit:
[a] een managementvennootschap;
[b] een investeringsvennootschap namens CGG Capital;
[c] een tussenholding; en
[d] een werkmaatschappij;
waarbij CGG Capital steeds minstens de helft van het aandelenkapitaal in handen kreeg.
- De overeenkomsten met Nexus MagNutz en Linkpay zijn aan de ecosysteemzijde gesloten door CGG Ventures en zijn ondertekend door [C] . USP c.s. heeft toegelicht dat de reden dat die overeenkomsten niet zijn aangegaan door CGG Capital is de hiervoor onder 3.10 beschreven fraude door [C] . Dat [C] die overeenkomsten heeft ondertekend terwijl hij, zoals Indaca c.s. aanvoert, daar niet toe bevoegd was, kan ook aan die reden worden toegeschreven.
- De overeenkomst met HiHaHo is aangegaan door CGG Capital en ondertekend door [appellant 6] . Dat deze, zoals Indaca c.s. stelt, niet alleen vertegenwoordigingsbevoegd was, is hier niet van belang (zie hiervoor onder 3.18).
- Dat partijen in deze overeenkomsten niet naar het CGG-ecosysteem verwijzen en dat geen uitvoering is gegeven aan de daarin opgenomen afspraken is evenmin van belang: waar het om gaat is dat destijds sprake was van een samenwerkingsovereenkomst zoals USP c.s. die heeft beschreven.
- Dat een deel van de overeenkomsten nog niet was gesloten toen het USP concept in januari 2017 werd opgestart (die met MagNutz en Linkpay dateren van na 7 februari 2017 en 19 mei 2017), zoals Indaca c.s. stelt, is op zich juist, maar hoeft niet te verwonderen, aangezien USP c.s. aanvoert dat het CGG-ecosysteem in de opstartfase van het USP-ecosysteem de functie van ecosysteem heeft vervuld.
- één met Appsmen, Dayclocks, Bodyswitch en Bizzplace, aangeduid als “actieve werkmaatschappijen / vennootschappen” en telkens gevolgd door “Investment BV”, en
- één met Linkpay, Magnutz, Kibon, Marketding, Fundig en HIHAHO, aangeduid als “projecten (nog op te richten)”.
[B] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij onderscheid wilde maken tussen ondernemingen die al waren opgericht en ondernemingen die dat nog niet waren. Deze lijst stemt overeen met de lijst in de bevestigingsovereenkomst. Uit het concept blijkt verder dat [B] bekend was met het feit dat sommige startupsal waren opgericht en sommige niet.
cashflow-overzicht volgt dat USP EF voor de door hem uitgegeven Urban Coins het aankoopbedrag van € 308.571,71 heeft ontvangen en dat het dat bedrag voor de volgende betalingen heeft aangewend:
- € 64.520,78 aan salarissen van werknemers;
- € 72.578,00 aan mentorgelden;
- € 78.529,73 aan diverse kosten; en
- € 92.943,20 als aanbetaling voor tien startups.
- ten aanzien van USP N.V. en USP B.V. wegens bedrog;
- ten aanzien van [appellant 6] , [appellant 5] en Entrepreneur wegens bedrog en externe bestuurdersaansprakelijkheid; en
- ten aanzien van CGG Capital en [appellant 7] als derden die hebben bijgedragen aan en geprofiteerd van de tekortkoming door USP N.V. en/of USP B.V. dan wel het bedrog van allen overige gedaagden.
griffierecht € 3.946,-
(i) kosten aan de zijde van USP c.s. in zaak 200.270.474/02:
griffierecht € 5.517,-
(ii) kosten aan de zijde van [appellant 7] en CGG Capital in zaak 200.278.966/01:
griffierecht € 5.517,-
salaris advocaat € 8.856,- (2 punten × tarief VI)
nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)Totaal € 14.551,-.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.
4.Beslissing
- veroordeelt Indaca c.s. hoofdelijk in de proceskosten van het principaal en incidenteel hoger beroep in de zaak 200.270.464/02, aan de zijde van USP c.s. tot vandaag vastgesteld op € 18.979,‑;
- veroordeelt Indaca c.s. hoofdelijk in de proceskosten van het hoger beroep in de zaak 200.278.966/01, aan de zijde van [appellant 7] en CGG Capital tot vandaag vastgesteld op € 14.551,-;
- bepaalt dat de voorgaande proceskostenveroordelingen worden vermeerderd met de wettelijke rente over de betrokken bedragen als Indaca c.s. deze niet binnen veertien dagen na vandaag heeft voldaan;
- bepaalt dat als Indaca c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Indaca c.s. hoofdelijk de kosten van die betekeningen moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Indaca c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.