ECLI:NL:RBROT:2019:7179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
6 september 2019
Zaaknummer
C/10/553097 / HA ZA 18-607
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aandelenoverdracht en vernietiging van overeenkomsten op grond van bedrog en dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de aandelenoverdracht van CGG Capital. Eiseres, een besloten vennootschap, vorderde onder andere de terugbetaling van de koopsom voor aandelen en schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen door de gedaagden. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomsten van 1 oktober 2014, 31 oktober 2014 en 26 november 2015 niet vernietigd konden worden op grond van bedrog of dwaling. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat de gedaagden opzettelijk onjuiste informatie hadden verstrekt of dat er sprake was van dwaling. De rechtbank concludeerde dat eiseres bekend had moeten zijn met de risico's van de investering en dat de gedaagden niet verplicht waren om eerdere mislukte samenwerkingen te melden. In reconventie werd verklaard dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 op 27 februari 2018 door CGG Capital was opgezegd. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/553097 / HA ZA 18-607
Vonnis van 4 september 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.A. Poelman te Amsterdam,
tegen

1.[naam gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CMP BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CMP HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CGG CAPITAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.S. van Dijk te Rotterdam,
en tegen
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Eiseres in conventie zal hierna [naam eiseres] genoemd worden. Gedaagden sub 1 tot en met 4 in conventie zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden. Voor zover [gedaagden] afzonderlijk worden bedoeld, zullen zij worden aangeduid als [naam gedaagde 1] , CMP Beheer, CMP Holding en CGG Capital. Gedaagde sub 5 in conventie zal als [naam gedaagde 2] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juni 2018, met producties 1 tot en met 32;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van [gedaagden] , met producties 1 tot en met 43;
  • het tussenvonnis (de oproepingsbrief) van de rechtbank van 10 oktober 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de brief van mr. Poelman (namens [naam eiseres] ) van 18 januari 2019, met bijgevoegd de conclusie van antwoord in reconventie met producties 33 tot en met 42 en beslagstukken;
  • de brief van mr. Van Dijk (namens [gedaagden] ) van 29 januari 2019, met twee producties;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 5 februari 2019;
  • de ter zitting door mr. Poelman overgelegde notitie;
  • de ter zitting door mr. Van Dijk overgelegde spreekaantekeningen;
  • de brief van mr. Van Dijk van 28 februari 2019, waarin opmerkingen zijn gemaakt over het proces-verbaal;
  • het faxbericht van mr. Poelman van 1 maart 2019, waarin opmerkingen zijn gemaakt over het proces-verbaal en waarin is gereageerd op de brief van mr. Van Dijk van 28 februari 2019.
1.2.
Tegen [naam gedaagde 2] is verstek verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
2.1.
Op 14 april 2014 is CGG Capital opgericht. De statutaire naam van CGG Capital was tot 8 mei 2015 Capital Partner Beheer B.V. Aandeelhouders van CGG Capital waren aanvankelijk CMP Beheer, CMP Holding en [naam gedaagde 2] . Met ingang van 31 oktober 2014 is ook [naam eiseres] aandeelhouder van CGG Capital (zie hierna onder 2.7 e.v.). Bestuurder van CGG Capital is (sinds 23 november 2017) CGG Management B.V. (verder: CGG Management). In het handelsregister zijn, voor zover relevant, de volgende voormalige bestuurders van CGG Capital geregistreerd:
  • CMP Holding (van 14 april 2014 tot 31 december 2015);
  • [naam gedaagde 2] (van 14 april 2014 tot 15 februari 2016);
  • [naam eiseres] (van 4 mei 2015 tot 1 februari 2016);
  • CGG Management (van 31 december 2015 tot 15 april 2016);
  • CGG Ventures B.V. (verder: CGG Ventures, van 15 april 2016 tot 23 november 2017).
2.2.
Enig bestuurder en aandeelhouder van [naam eiseres] is de heer [naam 1] .
2.3.
[naam gedaagde 1] is bestuurder en aandeelhouder van CMP Beheer en CMP Holding.
2.4.
Enig bestuurder en aandeelhouder van [naam gedaagde 2] is de heer [naam 2] .
2.5.
CGG Management is opgericht op 30 juni 2015. Haar bestuurders zijn (sinds 31 december 2015) [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] Als voormalig bestuurders van CGG Management zijn in het handelsregister geregistreerd:
  • CGG Capital (van 30 juni 2015 tot 20 april 2016);
  • [naam eiseres] (van 20 april 2016 tot 24 oktober 2017);
  • [naam gedaagde 2] (van 20 april 2016 tot 1 mei 2016).
2.6.
CGG Ventures is opgericht op 1 december 2015 door CMP Holding, [naam gedaagde 2] en [naam eiseres] . Zij houden ieder een derde van de aandelen. Als bestuurder van CGG Ventures is bij oprichting benoemd CGG Management. In het handelsregister is vermeld dat op 20 april 2016 [naam gedaagde 2] en [naam eiseres] zijn toegetreden als bestuurder van CGG Ventures en dat per diezelfde datum CGG Management is uitgetreden als bestuurder.
In een uittreksel uit het handelsregister d.d. 10 oktober 2017 (productie 16 bij de conclusie van antwoord in conventie/conclusie van eis in reconventie) is [naam eiseres] als enig bestuurder van CGG Ventures vermeld (met ingang van 20 april 2016). In een uittreksel d.d. 29 juni 2018 (productie 37 bij de conclusie van antwoord in reconventie) is vermeld dat CGG Management bestuurder van CGG Ventures is sinds 1 december 2015 en zijn als voormalig bestuurders van CGG Ventures vermeld:
  • [naam eiseres] (van 20 april 2016 tot 20 april 2016);
  • [naam gedaagde 2] (van 20 april 2016 tot 1 mei 2016).
2.7.
Op 1 oktober 2014 is tussen CGG Capital en [naam eiseres] een partner- en aandeelhoudersovereenkomst gesloten. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“(…) nemen het volgende in aanmerking:
  • Ondergetekenden wensen te komen tot een nauwe samenwerking gebruikmakend van de door CMP Holding BV (hierna in deze hoedanigheid te noemen ‘founder’) ontwikkelde en aan Capital Partner Beheer[rechtbank: CGG Capital]
    ter exploitatie in licentie uitgegeven verkregen ‘Capital Partner Concept’.
  • Deze strategie is gericht op het nemen van belangen in beloftevolle ondernemingen en deze ondernemingen te voorzien van management, aandeelhouders en andere vormen van strategische samenwerking zoals onder andere ‘investment management’ en ‘Management Buy In’, met als doel waarde toe te voegen aan de bedrijfsprojecten.
  • Het zogeheten Capital Partner Concept houdt in: het bundelen van management buy in met investeringsmanagement en opportunities gericht op het verkrijgen en het geheel of gedeeltelijk verkopen van belangen. Ten behoeve van het Capital Partner Concept als omschreven in deze overeenkomst is veel tijd en geld geïnvesteerd in de ontwikkeling van voornoemde werkmethodiek, met als resultaat dat het mogelijk is geworden op basis van ondernemen en participatie, vanuit een juridische en economisch zelfstandige entiteit een profijtelijke praktijk op te bouwen.
  • Capital Partner Beheer stelt zich ten doel haar capaciteit met betrekking tot voornoemde activiteiten en de uitvoering van het Capital Partner Concept uit te breiden met het oog op een stijgend aanbod van ondernemingen met onder andere opvolgingsproblematiek, alsmede participaties te nemen in beloftevolle bedrijfsinitiatieven en deze te delen met een klein exclusief team van Partners, die tevens aandeelhouders in Capital Partner Beheer zijn.
komen overeen:

1.Vennootschappelijk:

Samenwerking door toetreding in Capital Partner Beheer: Ondergetekenden besluiten hierbij tot een nauwe samenwerking in Capital Partner Beheer, waarbij Partner[rechtbank: [naam eiseres] ]
tevens toetreedt als aandeelhouder van Capital Partner Beheer.

2.Aandelenstructuur:

Capital Partner Beheer kent conform haar Statuten gestorte en geplaatst 2.000 gewone (letter)aandelen en 1.100 cumulatief preferente aandelen, in totaal 3.100 aandelen; elk van de aandelen is nominaal Euro 1,- (één Euro).

3.Beschermingsstructuur:

De meerderheid d.m.v. de cumulatieve preferente aandelen gecombineerd met 1000 gewone letteraandelen A, hebben tot doel te dienen als bescherming tegen een door de aandeelhouders ongewenste overname van Capital Partner Beheer en/of wijziging van de statutaire directie en/of wijziging van het beoogde beleid en strategie van Capital Partner Beheer. De cumulatieve en preferente aandelen worden gehouden door CMP Holding B.V. en hebben nagenoeg geen invloed op de economische verdeling van het resultaat.

4.Aandeel van Partner:

Ondergetekenden komen hierbij overeen dat Partner toetreedt tot Capital Partner Beheer en de samenwerking door koop door en levering aan de Partner van 500 gewone aandelen (letter C) nominaal Euro 1,- (één Euro) tegen een prijs van Euro 1.000,- (duizend Euro) per aandeel. Van deze koopsom voldoet Partner bij overdracht Euro 150.000,- en blijft Euro 350.000,- schuldig, hierna te noemen schuld. De aflossing van deze schuld is uitsluitend gekoppeld aan gerealiseerde winst toekomend aan de Partner, welke in het bijgaande en door partijen ondertekende supplement ‘Lening’ is omschreven.

(…)7. Directie van de vennootschap:
Overeenkomstig de statuten van de vennootschap zijn tot de Statutaire Directie/bestuurders van Capital Partner Beheer benoemd CMP Holding B.V. (algemeen en financieel directeur, vertegenwoordigd door de heer [naam gedaagde 1] ) en [naam gedaagde 2] (operationeel directeur, vertegenwoordigd door [naam 2] ). De Partner zal toetreden tot de Statutaire directie, eerst gezamenlijk bevoegd later in overleg volledig bevoegd.

8.Strategie:

Capital Partner Beheer heeft een gebruiksrecht verkregen voor uitvoering van de Capital Partner Beheer concept. Dit houdt mede in het gebruik van de naam Capital Partner.

9.Samenwerking:

Capital Partner Beheer wenst te komen tot het vormen van een ondernemingstructuur (het Capital Partner Concept) bestaande uit Partners, tevens met elkaar verbonden als aandeelhouders van de vennootschap, die elkaar begeleiden en ondersteunen bij het werven en selecteren van de bedrijfsprojecten, het financieren en ontwikkelen hiervan en de eventuele gehele of gedeeltelijke verkoop van deze bedrijfsprojecten, conform de Capital Partner Private Beheer concept.

10.Partnership(recht):

(…) Onder Partnership en/of Partner wordt verstaan een actief meewerkende Partner die tevens medeaandeelhouder is. (…)

11.Doelstelling:

Capital Partner Beheer en de Partner stellen zich ten doel om zich zo maximaal in te spannen als redelijkerwijs van hen verlangd mag worden om de Capital Partner strategie uit te voeren en bij te dragen aan een optimaal rendement van de vennootschap. Capital Partner Beheer en de Partner zien het beperken van kosten, het bevorderen van een korte doorlooptijd van projecten, innovatieve bedrijfsontwikkelingen en werkbesparing door efficiëntie in de bedrijfsvoering als belangrijkste mogelijkheden om het gestelde doel (een optimaal rendement) te bereiken.

12.Werkzaamheden:

Uitgangspunt is een toegewijde inzet door Partner van minimaal 4 dagen per week. (…)

(…)14. Het Capital Partner concept:
De ethiek, cultuur (waarmee de vennootschap haar diensten vermarkt) en het beleid zijn vastgelegd in het Capital Partner strategisch plan en nieuwsbrieven. Capital Partner Beheer behoudt zich te allen tijde het recht voor haar beleid aan te passen indien de marktomstandigheden en/of wettelijke eisen hier om vragen. Uitgangspunt voor het strategisch plan is het ‘Capital Partner Strategisch plan’ (de Capital Partner Presentatie en handout). Dit plan, dat meer gedetailleerde omschrijvingen van werkmethodieken en bedrijfsprocessen inzake het Capital Partner Concept bevat, is in continue ontwikkeling.
(…)16. Inkomsten van de vennootschap:
Capital Partner Beheer geniet haar inkomsten vanuit winstdelingen uit de bedrijfsprojecten c.q. deelnemingen, alsmede uit de verkoop(resultaten) van gehele of gedeeltelijke deelnemingen in rechtspersonen. (…) In het supplement ‘Exploitatie’ (…) staan de kengetallen met betrekking tot de inkomsten van Capital Partner Beheer vermeld.
(…)18. Winst/rendement:
Uitgangspunt van de samenwerking is, naast continuïteit, een maximaal rendement voor de vennootschap en haar aandeelhouders.

19.Voorschotten:

De directie zal voorschotten vaststellen per partner. Deze voorschotten worden verrekend met hetgeen aan de desbetreffende Partner als aandeelhouder wordt uitgekeerd. Het voorschot aan de Partner zal in beginsel vastgesteld zijn op Euro 7.500,- (…) per maand. Op basis van cash flow en resultaten heeft de statutaire directie het recht deze voorschotten te verhogen of te verlagen, per kwartaal vast te stellen. Voorschotten en winstuitkeringen zullen in beginsel voor alle partners naar rato van de verhouding aan gewone aandelen staan.

20.Pilotfase:

Capital Partner Beheer is gestart met de ontwikkeling van bedrijfsprojecten op basis van het Capital Partner Concept. De ontwikkeling van deze projecten bevinden zich in de zogenaamde ‘pilotprojecten’, aangezien Capital Partner Beheer een startende onderneming is. (…)

(…)22. Deze overeenkomst eindigt:
(…) door opzegging c.q. ontbinding daarvan door de vennootschap op voorstel van de directie, die (hetzij op grond van toerekenbare tekortkoming of een onrechtmatige daad van Partner, hetzij op grond dat van de overige Partners voortzetting van de samenwerking met de Partner redelijkerwijs niet langer gevergd kon worden) bij meerderheid van stemmen besloten heeft dat voorstel te doen (…).

23.Gevolgen beëindiging:

(…) De uittredende Partner zal zodra sprake is van beëindiging van deze overeenkomst alle aan de uitvoering daarvan verbonden gegevens en bescheiden overdragen aan de statutaire directie van de vennootschap en onverwijld alle inlichtingen verschaffen die noodzakelijk zijn voor een directe overdracht van de projecten waarvan de Partner projectleider was. (…)

24.Aanvullende aanbiedingsverplichtingen:

In aanvulling op de aanbiedingsregeling als opgenomen in de statuten komen partijen hierbij overeen dat de Partner verplicht is de door hem of haar gehouden aandelen conform de statutaire aanbiedingsregeling aan de andere aandeelhouders aan te bieden op het moment dat: (…) deze overeenkomst wordt ontbonden c.q. eindigt op basis van het bepaalde in artikel 22 van deze overeenkomst.

(…)27. Geheimhouding:
Tenzij enige wet of regelgeving zich daartegen verzet of zulks geboden is in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst, verbinden Partijen zich over en weer zowel gedurende het bestaan van deze overeenkomst, als ook nadat deze overeenkomst om welke reden dan ook is geëindigd, op geen enkele wijze aan wie dan ook, behoudens aan de adviseurs van Partijen, enige vertrouwelijke kennis of gegevens van vertrouwelijke aard (daaronder worden onder andere begrepen: interne nieuwsbrieven of correspondentie, richtlijnen, data en databases, overeenkomsten en andere schriftelijke, mondelinge of digitale of op andere wijze overgedragen informatie) te openbaren met betrekking tot deze overeenkomst of de organisatie van de andere partij(en) en de vennootschap, welke hem of haar bekend zijn geworden tijdens of ten gevolge van deze overeenkomst. (…) Partijen zullen, met inachtneming van het voorgaande, de communicatie intern en naar de buitenwereld verrichten in de geest van het bovenstaande. Bij overtreding van de geheimhoudingsverplichting verbeurt de overtredende partij, zonder dat hiervoor enige nadere ingebrekestelling of aanmaning noodzakelijk is, een direct opeisbare en niet voor matiging vatbare boete van Euro 10.000,- per overtreding en Euro 1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de partij die schade heeft geleden om van de nalatige partij vergoeding te vorderen van schade die dit boetebeding, te boven gaat. (…)”
2.8.
Bij de overeenkomst van 1 oktober 2014 horen twee supplementen van dezelfde datum: het supplement ‘Lening’ en het supplement ‘Exploitatie’. In laatstgenoemd supplement is onder meer het volgende bepaald:
“(…) 1. Ondergetekenden zijn overeengekomen dat winsten naar rato van de verhouding van gewone aandelen jaarlijks wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders/Partners, partijen genoegzaam bekend.
(…) 4. Gerealiseerde winsten kunnen alleen uitgekeerd worden mits deze liquide zijn (…).
5. Enkele kengetallen die betrekking hebben op de exploitatie zijn: CPI ontvangt 25% van de goodwill gerealiseerd in de MBI fase van een deal, CPI ontvangt 10% van de goodwill waarde van het restaandeel dat geleverd wordt aan een venture fund of informal investor, CPF ontvangt 10% van de goodwill waarde van het restaandeel dat geleverd wordt aan een venture fund of informal investor en CPf ontvangt 25% van de goodwill gerealiseerd in de exit fase van een deal, Pro-Ondernemer ontvangt courtage voor gerealiseerde deals m.b.t. geleverde MBI-er(s) en projecten. Het restant van de bovengenoemde delingen vormen het bruto rendement van Capital Partner Beheer. Hier gaan kosten vanaf m.b.t. salarissen, huren, marketing, etc. van Capital Partner of andere vennootschappen behorend tot de Capital Partner organisatie. (…)”
2.9.
Bij notariële akte van 31 oktober 2014 zijn 400 aandelen C, genummerd C1 tot en met C400, in het kapitaal van CGG Capital door CMP Beheer verkocht en geleverd aan [naam eiseres] voor een koopprijs van € 125.000,00. Tevens zijn 100 aandelen C, genummerd C401 tot en met C500, in het kapitaal van CGG Capital door [naam gedaagde 2] verkocht en geleverd aan [naam eiseres] voor een koopprijs van € 25.000,00. In de notariële akte is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…)Artikel 1.
Garanties ten aanzien van de Vennootschap[rechtbank: CGG Capital]
en de Aandelen.
Verkoper 1[rechtbank: CMP Beheer]
en Verkoper 2[rechtbank: [naam gedaagde 2] ]
garanderen jegens Koper[rechtbank: [naam eiseres] ]
dat het navolgende op heden juist is:
(…) d. het geplaatste kapitaal van de Vennootschap bestaat uit eenduizend (1) aandelen A, genummerd A1 tot en met A1.000, vijfhonderd (500) aandelen B, genummerd B1 tot en met B500 en vijfhonderd (500) aandelen C, genummerd C1 tot en met C500, met een nominale waarde van een euro (€ 1,00) elk; (…)
Artikel 2.
Garanties ten aanzien van het vermogen van de Vennootschap.
De Verkoper garandeert jegens de Koper dat het navolgende ten aanzien van het vermogen van de Vennootschap op heden juist is:
(…) b. de Vennootschap is niet betrokken bij procedures en aan de Verkoper en de Vennootschap zijn geen feiten of omstandigheden bekend, die tot een procedure zouden kunnen leiden;
(…) g. ten laste van de Vennootschap bestaan geen verplichtingen en zijn de Verkoper 1, de Verkoper 2 en de Vennootschap geen feiten of omstandigheden bekend, waarvan de Verkoper 1 en Verkoper 2 in redelijkheid kunnen aannemen dat zij voor de Koper van belang kunnen zijn, noch zijn dergelijke verplichtingen, feiten of omstandigheden, voor zover de Verkoper 1, de Verkoper 2 en de Vennootschap bekend, te verwachten; (…)”
2.10.
Op 26 november 2015 is een supplement ‘Finale Kwijting’ overeengekomen tussen CGG Capital, [naam gedaagde 2] , CMP Holding en [naam eiseres] . Daarin is, voor zover thans relevant, het volgende bepaald:
“(…) Partijen hebben met elkaar een overeenkomst d.d. 1 oktober 2014 waarbij GSH[rechtbank: [naam eiseres] ]
een belang heeft genomen in CGG[rechtbank: CGG Capital]
(…).
Partijen komen overeen dat de totale koopsom wordt terug gebracht van Euro 500.000,- naar Euro 236.666,67. Van de koopsom is in totaal Euro 150.000,- voldaan (waarvan Euro 25.000,- aan GHH[rechtbank: [naam gedaagde 2] ]
en Euro 125.000,- aan CMP[rechtbank: CMP Holding].
GSH zal per heden Euro 43.333,33 voldoen aan GHH en Euro 43.333,33 voldoen aan CMP. Tegen betaling van deze restant koopsommen verlenen partijen elkaar finale kwijting waarbij partijen verklaren over en weer niets meer uit hoofde van deze overeenkomst, het aandeel en/of de koopsom te vorderen te hebben.
Tevens verklaren partijen elk Euro 43.333,33 vanuit hun persoonlijke holding, te weten GSH, GHH en CMP te investeren als eigen vermogen in een nieuw op te richten holding met de naam CGG Ventures (…), zodat GSH, GHH en CMP elk voor exact 1/3 (één derde) belang heeft in deze nieuwe holding (…).
2.11.
In een brief van [naam gedaagde 1] aan [naam eiseres] van 17 augustus 2017 staat onder meer het volgende:
“(…) Je bent nu door een onrechtmatige benoeming en manipulatie enig bestuurder CGG Ventures BV. Jij hebt directiewijzigingen, zonder de vereiste AVA’s en mijn instemming als aandeelhouder, doorgevoerd en/of aan meegewerkt en/of niet voor herstel zorg gedragen. Vervolgens heb je deze en andere statutaire directieposities misbruikt. Er is hierdoor mijnerzijds een ernstige vertrouwensbreuk. Ik erken je niet als rechtmatig bestuurder en zal hiertoe indien nodig gerechtelijke stappen ondernemen. Voordien zal ik oproepen tot AVA’s met een te nemen besluit over schorsing en/of direct ontslag op staande voet van jou als onrechtmatige statutaire directie van CGG Ventures BV. Alsmede zal ik een AVA van CGG Capital BV oproepen met op de agenda het besluit tot ontslag op staande voet van [naam eiseres] als direct of indirect statutair directeur van CGG Captial BV. Hierbij wordt je tevens ontslagen uit diverse statutaire directies van dochterondernemingen en ben je hierbij geschorst in de functie van statutair directeur van CGG Capital BV, Partnerfonds Beheer BV, vennootschappen behorend tot de FPBC Nederland/Pro-Ondernemer Groep.
(…) Ik heb geconstateerd dat jij zonder uitdrukkelijk en voorafgaand akkoord het project Dayclocks hebt onttrokken aan de Pro-Ondernemer / Capital Partner / CGG Capital / Partnerfonds Beheer / USP organisatie en hebt toegevoegd aan CGG Ventures BV. (…)
Tegen alle afspraken in heb jij ook de projecten BizzPlace en BodySwitch toegevoegd aan CGG Ventures BV. (…) Uit intern onderzoek is nu bovendien gebleken dat jij alle projectovereenkomsten vanuit de organisatie hebt onttrokken uit de organisatie en hebt afgesloten met CGG Ventures BV. (…)”
2.12.
Op 14 november 2017 heeft de heer [naam 1] een e-mail verzonden aan [naam gedaagde 1] . Deze e-mail is in kopie verzonden aan meerdere geadresseerden. In de e-mail staat onder meer het volgende:
“(…) Met jouw gedrag, heb jij heel veel schade veroorzaakt en ik zal proberen in de komende periode jou te ontmaskeren. (…)
Als ik het goed heb is er, door partners en ex-partners, meer dan Euro 3 miljoen geïnvesteerd in de volgende ondernemingen: (…)
Jouw tactiek is een zogenaamd fantastisch concept (zonder inhoud) in de markt te promoten.
Jouw loopjongens [naam 3] en [naam 4] zoeken investeerders die in jouw mooie praatjes geloven en wanneer de investeerders geld overgemaakt hebben verdwijnt de investering als sneeuw voor de zon (…).
Jij moet je diep schamen om op deze manier eerlijk verdiend geld van investeerders af te troggelen en te leven van dit geld.
Jij hebt vele investeerders berooid achter gelaten die veel pijn en leed hebben gekregen door jouw praktijken.
Zelfs je eigen vrienden worden door jou gedupeerd: [naam 5] voor Euro 250k en ik voor Euro 280k. Ik had dit nooit van jou verwacht. (…)”
2.13.
In een brief van CGG Capital aan [naam eiseres] van 27 februari 2018 staat onder meer het volgende:
“(…) De directie van CGG Capital BV (voorheen Capital Partner Beheer BV) heeft unaniem besloten de met u gesloten Partner- en aandeelhoudersovereenkomst d.d. 1 oktober 2014 hierbij op te zeggen met onmiddellijke ingang op grond van toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad met als gevolg dat de voortzetting van de samenwerking met de partner redelijkerwijs niet langer gevergd kan worden, een en ander conform art. 22.
Conform de overeenkomst dient u binnen 5 dagen alle door u bekrachtigde overeenkomsten, correspondentie, gegevens en bescheiden over te dragen aan de statutaire directie. (…)
Wij wensen uitvoering te geven aan art. 24. (…)”
2.14.
De heer [naam 1] heeft de hiervoor onder 2.12 bedoelde e-mail op 5 maart 2018 doorgestuurd aan [naam gedaagde 1] en in kopie aan zes anderen. In de e-mail staat onder meer het volgende:
“(…) Beste Feyenoord vrienden en ex-vriend,
Ik heb geprobeerd deze discussie uit de Feyenoord club te houden maar door de opmerking hieronder van mijn ex-vriend heb ik besloten om jullie toch mijn verhaal te vertellen zodat iedereen weet wat er werkelijk aan de hand is. (…)”
Deze e-mail is een reactie op een e-mail van [naam gedaagde 1] van 14 februari 2018, waarin onder meer is vermeld:
“(…) Ik begrijp uit de mail van [naam 6] dat jullie blijkbaar op de hoogte zijn dat [naam 1][rechtbank: de heer [naam 1] ]
aansprakelijk gesteld wordt door de gezamenlijke Partner-organisatie.
Ik ga hier niet in op details.
[naam 1] heeft ongetwijfeld zijn eigen verhaal. (…)”
2.15.
Op 8 juni 2018 heeft [naam eiseres] de overeenkomst van 1 oktober 2014 en de twee supplementen van gelijke datum, de notariële akte van 31 oktober 2014 en de overeenkomst van 26 november 2015 (zie onder 2.7 tot en met 2.10 hiervoor) buitengerechtelijk vernietigd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[naam eiseres] heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat de overeenkomsten van 1 oktober 2014, 31 oktober 2014 en 26 november 2015 zijn vernietigd op grond van bedrog en/of dwaling, althans deze overeenkomsten te vernietigen op grond van bedrog en/of dwaling;
primairCMP Beheer en CMP Holding hoofdelijk te veroordelen om aan [naam eiseres] terug te betalen de koopsom voor de aandelen ad € 168.333,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 125.000,00 vanaf 31 oktober 2014 en over € 43.333,33 vanaf 27 november 2015, in beide gevallen tot aan de dag van algehele voldoening;
althans,
subsidiair, CMP Beheer te veroordelen om aan [naam eiseres] terug te betalen de koopsom voor de aandelen ad € 125.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 oktober 2014 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede CMP Holding te veroordelen om aan [naam eiseres] terug te betalen de koopsom voor de aandelen ad € 43.333,33, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 november 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
3. [naam gedaagde 1] , CMP Beheer en CMP Holding te veroordelen om aan [naam eiseres] schadevergoeding te betalen ex artikel 6:162 BW wegens onrechtmatig handelen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2014, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
4. CGG Capital te veroordelen om aan [naam eiseres] een vergoeding als bedoeld in artikel 6:210 lid 2 BW te betalen ter hoogte van € 277.000,00, althans, subsidiair, € 124.750,00, in beide gevallen te vermeerderen met de hierover verschuldigde btw alsmede met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
5. [gedaagden] en [naam gedaagde 2] te veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris van de advocaat van [naam eiseres] , de buitengerechtelijke kosten en nakosten daarin begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het te wijzen vonnis.
3.2.
[gedaagden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [naam eiseres] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van het te wijzen vonnis.
in reconventie
3.3.
[eisers] hebben gevorderd om:
voor recht te verklaren dat CGG Capital op 27 februari 2018 de partner- en aandeelhoudersovereenkomst van 1 oktober 2014 met de daarbij behorende supplementen met [verweerster] op grond van toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad heeft opgezegd, dan wel dat deze door opzegging is beëindigd;
[verweerster] te veroordelen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
binnen een week na het te wijzen vonnis, dan wel een door de rechtbank te bepalen redelijke termijn, alle uit deze partner- en aandeelhoudersovereenkomst voortvloeiende gegevens en daaraan verbonden bescheiden over te dragen aan CGG Capital (waaronder, maar niet beperkt tot: (samenwerkings)overeenkomsten, notariële stukken, archief, CRM-data), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [verweerster] hiertoe niet overgaat, dan wel een bedrag dat de rechtbank redelijk acht;
binnen dertig dagen na het te wijzen vonnis, dan wel een door de rechtbank te bepalen redelijke termijn, de door haar gehouden aandelen in CGG Capital conform de statutaire aanbiedingsregeling aan de andere aandeelhouders, zijnde CMP Holding en [naam gedaagde 2] aan te bieden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [verweerster] hiertoe niet overgaat, dan wel een bedrag dat de rechtbank redelijk acht;
binnen een week na het te wijzen vonnis aan CGG Capital te voldoen de verbeurde boete van € 10.000,00 wegens het schenden van de in artikel 27 opgenomen geheimhouding;
3) [verweerster] te veroordelen in de kosten van de procedure, alsmede de nakosten.
3.4.
[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen in reconventie en geconcludeerd tot afwijzing ervan, althans tot matiging van de gevorderde dwangsommen tot nihil, met veroordeling van [eisers] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure, het salaris van de advocaat, de buitengerechtelijke kosten en nakosten daarin begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het te wijzen vonnis.
in conventie en in reconventie
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
In de zaak tegen [gedaagden]
4.1.
In conventie moet de vraag worden beantwoord of de overeenkomst van 1 oktober 2014 (met twee supplementen), de notariële akte van 31 oktober 2014 en het supplement van 26 november 2015 zijn (of kunnen worden) vernietigd op grond van bedrog en/of dwaling. Blijkens artikel 3:44 lid 3 BW is bedrog aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op. Ingevolge artikel 6:228 lid 1 BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar, indien (voor zover thans relevant) (a) de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten of (b) de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven (artikel 6:228 lid 2 BW).
4.2.
[naam eiseres] heeft het beroep op (primair) bedrog en (subsidiair) dwaling op de volgende drie gronden gebaseerd, die in haar visie dat beroep ieder voor zich zelfstandig, maar ook in samenhang, rechtvaardigen:
de (andere) partijen bij de overeenkomsten hadden [naam eiseres] moeten informeren over het zakelijke verleden van [naam gedaagde 1] , waarmee [naam eiseres] niet bekend was, maar de andere partijen wel;
in de overeenkomst van 1 oktober 2014 is onjuiste en misleidende informatie opgenomen die kwalificeert als “mededeling” in de zin van artikel 3:44 lid 3 BW en als “inlichting” in de zin van artikel 6:228 lid 1 onder a BW door de andere partijen bij deze overeenkomst;
in de notariële akte van aandelenoverdracht d.d. 31 oktober 2014 is onjuiste en misleidende informatie opgenomen die kwalificeert als “mededeling” in de zin van artikel 3:44 lid 3 BW en als “inlichting” in de zin van artikel 6:228 lid 1 onder a BW van de andere partijen bij deze overeenkomst.
[naam eiseres] heeft aangevoerd dat, indien het bovenstaande haar bekend zou zijn geweest, zij de overeenkomsten niet zou hebben gesloten. Zij heeft voorts aangevoerd dat de kennis, informatie en gedragingen van [naam gedaagde 1] kunnen worden toegerekend aan CGG Capital, CMP Beheer en CMP Holding, omdat [naam gedaagde 1] bestuurder van deze vennootschappen is (geweest).
4.3.
[gedaagden] hebben primair een beroep gedaan op verjaring. Subsidiair hebben zij zich op het standpunt gesteld dat er van bedrog en/of dwaling geen sprake is.
4.4.
Ingevolge artikel 3:52 lid 1 sub c BW verjaart een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling ingeval van bedrog of dwaling drie jaren nadat het bedrog of de dwaling is ontdekt. Na de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van de rechtshandeling kan deze niet meer op dezelfde vernietigingsgrond door een buitengerechtelijke verklaring worden vernietigd (artikel 3:52 lid 2 BW).
4.5.
Ter onderbouwing van hun beroep op verjaring hebben [gedaagden] aangevoerd dat [naam eiseres] , nadat zij als partner en aandeelhouder was toegetreden tot CGG Capital, sinds 1 oktober 2014 toegang had tot alle gegevens van de organisatie. Zeven maanden later, op 4 mei 2015, werd [naam eiseres] naast partner/aandeelhouder ook statutair bestuurder, zodat alle gegevens in ieder geval per deze datum voor haar beschikbaar waren (voor zover deze haar nog niet waren verstrekt). Alle informatie waarop [naam eiseres] zich in deze procedure beroept was dus in ieder geval per 4 mei 2015 voor haar beschikbaar. Die informatie moet haar in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 4 mei 2015 bekend zijn geworden, of zij had daarmee op grond van haar onderzoeksplicht bekend kunnen zijn, aldus [gedaagden] Zij hebben in dit kader verder nog aangevoerd dat [naam eiseres] met ingang van 1 oktober 2014 het dagelijks bestuur voerde en onder meer betrokken was bij de statutenwijziging van CGG Capital per 8 mei 2015, bij de goedkeuring van de jaarrekening van CGG Capital over 2014 en bij het op 18 december 2014 genomen besluit om de voorschotten aan de partners stop te zetten. Een en ander brengt in de visie van [gedaagden] mee dat de buitengerechtelijke vernietiging van 8 juni 2018, althans de vordering tot vernietiging van dezelfde datum, te laat is ingeroepen c.q. ingesteld.
4.6.
[naam eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat van verjaring geen sprake is. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij pas zeer recentelijk (bij de voorbereiding van de dagvaarding) tot de bevindingen is gekomen die ten grondslag liggen aan haar vorderingen in conventie. Eerder was zij niet bekend met de relevante feiten en omstandigheden. [naam eiseres] heeft betwist dat zij vanaf 1 oktober 2014 betrokken was bij de dagelijkse leiding van CGG Capital. Zij heeft verder aangevoerd dat de door [gedaagden] bedoelde statutenwijziging uitsluitend zag op een naamswijziging, dat de jaarrekening over 2014 (en 2015) pas in 2016 is gedeponeerd (en dat [naam eiseres] deze niet heeft goedgekeurd of vastgesteld) en dat de bedoelde e-mail van 18 december 2014 niet van haar afkomstig is, maar van [naam gedaagde 1] zelf.
4.7.
Met [naam eiseres] is de rechtbank van oordeel dat, voor een geslaagd beroep op verjaring, daadwerkelijke (subjectieve) bekendheid van [naam eiseres] met de feiten en omstandigheden waarop het beroep op bedrog/dwaling is gegrond vereist is, zij het dat een absolute zekerheid omtrent die feiten niet vereist is, maar een redelijke mate van zekerheid daaromtrent volstaat. Dat daarvan in dit geval sprake is, kan - gelet op de gemotiveerde betwisting door [naam eiseres] - niet uit de stellingen van [gedaagden] worden afgeleid. Integendeel, [gedaagden] hebben aangevoerd dat [naam eiseres] per 26 november 2015 (toen het derde supplement werd aangegaan) op geen enkele wijze meende dat er sprake was van dwaling of bedrog met betrekking tot de geleverde aandelen, de organisatie, de activiteiten van de organisatie, de aandelenstructuur en de aandeelhoudersvergadering. Of [naam eiseres] de bedoelde relevante feiten en omstandigheden eerder had kúnnen ontdekken is niet relevant, het gaat er om of deze feiten en omstandigheden daadwerkelijk eerder door haar zijn ontdekt. Nu dat, op basis van hetgeen door [gedaagden] is aangevoerd, in rechte niet kan worden vastgesteld, kan het beroep van [gedaagden] op verjaring niet slagen.
4.8.
De onder 4.2 bedoelde gronden zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
Ad 1): het zakelijke verleden van [naam gedaagde 1]
4.9.
[naam eiseres] heeft aangevoerd dat uit door haar ingesteld onderzoek recentelijk is gebleken dat [naam gedaagde 1] al vele jaren lang, volgens een brochure uit 2011 op dat moment zelfs al ruim 25 jaren, via tal van vennootschappen actief is met een organisatie, die steeds dezelfde formule lijkt te hanteren. Volgens deze formule worden investeerders gelokt die bedragen van € 50.000,00 tot € 500.000,00 investeren althans betalen, doorgaans in ruil voor het toetreden tot de organisatie of het verkrijgen van aandelen in een bepaalde vennootschap die tot de organisatie behoort of gaat behoren. Als doelstelling van de organisatie wordt genoemd “het nemen van belangen in beloftevolle ondernemingen en deze ondernemingen voorzien van management, aandeelhouders en andere vormen van strategische samenwerking”. Men wordt vervolgens partner c.q. aandeelhouder van een vennootschap die behoort tot de organisatie, waarvan wordt aangegeven althans gesuggereerd dat die winstgevend is of zal zijn. Er is doorgaans ook sprake van een “partnerraad” en/of van een “fonds” of “partnerfonds”. Veel partners en/of aandeelhouders verlaten teleurgesteld en/of uit onvrede over de organisatie en het door [naam gedaagde 1] gevoerde beleid de door hem geleide organisatie. Volgens [naam eiseres] is in de afgelopen circa 30 jaar in totaal voor vele miljoenen geïnvesteerd in de organisatie. Alleen al in de periode 2010-2018 is er voor meer dan € 5 miljoen geïnvesteerd in de organisatie door meer dan 40 personen, die zich voor het overgrote deel bedrogen voelen althans tenminste zwaar teleurgesteld zijn. Succesvol en winstgevend zijn de vennootschappen zelden tot nooit, aldus [naam eiseres] . Integendeel, er bleken steeds de nodige problemen te ontstaan, waarna er weer nieuwe vennootschappen werden opgericht of ingezet en andere vennootschappen werden ontbonden of “on hold” gezet. De organisatie en werkwijze veranderden in essentie niet.
Volgens [naam eiseres] ziet het zakelijke verleden van [naam gedaagde 1] er meer concreet als volgt uit:
  • vanaf omstreeks 1985 tot 2010 was [naam gedaagde 1] actief onder de naam Pro-Partner (Pro-Partner Nederland B.V. en Pro-Partner Presidium B.V.);
  • vanaf omstreeks 2011-2013 was [naam gedaagde 1] actief met Pro-Partner Equity B.V. (verder: PPE);
  • op 19 september 2013 zijn twee nieuwe vennootschappen opgericht door CMP Holding ( [naam gedaagde 1] ): Capital Partner Holding B.V. (verder: CPH) en Capital Partner Equity B.V. (verder: CPE);
  • op 7 maart 2014 zijn Capital Partner Investment B.V. (verder: CPI) en Capital Partner Finance B.V. (verder: CPF) opgericht, van welke vennootschappen, blijkens het handelsregister, CMP Holding enig aandeelhouder en enig bestuurder was;
  • op 14 april 2014 is CGG Capital opgericht.
4.10.
[gedaagden] hebben aangevoerd dat er niets mis is met het zakelijke verleden van [naam gedaagde 1] en dat dat verleden ook niet relevant is voor de koop van de aandelen in CGG Capital door [naam eiseres] . [naam gedaagde 1] heeft zich vanaf 1985 tot 2008 vanuit Pro-Partner beziggehouden met participaties en bedrijfsovernames in het MKB, aan welke succesvolle activiteiten door de bankencrisis van 2008 een einde is gekomen. De Capital Partner-organisatie is actief sinds 2011 en CGG Capital heeft een centrale en coördinerende rol in het samenwerkingsverband van de diverse vennootschappen behorend tot deze organisatie. Onder verwijzing naar (de bijlage bij) de overeenkomst van 1 oktober 2014 stellen [gedaagden] zich op het standpunt dat, naast CGG Capital, (uitsluitend) CPI, CPF en de Pro-Ondernemer-vennootschappen tot deze organisatie behoren. De organisatie richt zich op “venture capital” en kenmerkt zich door risicodragend te investeren in de ontwikkeling van start-ups en beloftevolle businessplannen met als doel waarde te ontwikkelen in een aantal van deze start-ups/projecten. Uiteraard zijn niet alle projecten succesvol geweest, maar er zijn, anders dan [naam eiseres] heeft gesteld, wel degelijk ook succesverhalen, aldus [gedaagden]
4.11.
De rechtbank stelt in dit kader voorop dat het enkele feit dat [naam gedaagde 1] voorafgaand aan de oprichting van CGG Capital al langer actief was met al dan niet vergelijkbare, al dan niet succesvolle, vennootschappen, en daar geen mededeling van zou hebben gedaan, op zichzelf geen beroep op bedrog en/of dwaling rechtvaardigt. Blijkens de hierna onder 4.15 e.v. te bespreken stellingen van [naam eiseres] ging zij ervan uit dat zij toetrad tot een succesvolle organisatie, zodat zij op zichzelf bekend moet worden verondersteld met het bestaan van de (voormalige) zakelijke activiteiten van [naam gedaagde 1] . Beoordeeld dient te worden of, zoals [naam eiseres] heeft gesteld en [gedaagden] hebben betwist, in het verleden sprake is geweest van dusdanige ernstige problemen met andere investeerders, dat daarvan voorgaand aan het sluiten van de overeenkomst van 1 oktober 2014 melding had moeten worden gemaakt aan [naam eiseres] .
4.12.
Ter onderbouwing van haar stellingen op dit punt heeft [naam eiseres] het volgende aangevoerd:
  • Bij PPE waren drie externe investeerders betrokken: (de vennootschappen van) [naam investeerder 1] , [naam investeerder 2] en [naam investeerder 3] . [naam investeerder 1] en [naam investeerder 2] zijn uit onvrede over de organisatie binnen twee maanden opgestapt en [naam investeerder 2] heeft een procedure gevoerd tegen [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] . [naam investeerder 3] klaagde in een e-mail van 25 oktober 2013 bij [naam gedaagde 1] over het feit dat er tot dat moment geen enkel financieel overzicht was en gaf aan “een heel slecht onderbuikgevoel” te hebben en ermee te willen stoppen.
  • Bij CPH waren als externe investeerders betrokken (de vennootschappen van) [naam investeerder 4] , [naam investeerder 5] , [naam investeerder 6] , [naam investeerder 7] en [naam investeerder 8] . [naam investeerder 5] en [naam investeerder 8] hebben op 14 mei 2014 respectievelijk 2 juni 2014 hun overeenkomst met CPH buitengerechtelijk vernietigd wegens dwaling. Omdat de op die vernietiging gebaseerde vorderingen tot terugbetaling van de inleg niet werden voldaan, is CPH op verzoek van [naam investeerder 5] en [naam investeerder 8] failliet verklaard bij vonnis van 2 december 2014 (welk vonnis in hoger beroep is vernietigd). Blijkens een e-mailwisseling tussen [naam gedaagde 1] en [naam investeerder 4] op 28 mei 2014 ontstonden er ook met deze investeerder problemen die hoog opliepen. Ook [naam investeerder 6] en [naam investeerder 7] verbraken in de eerste helft van 2014 hun banden met CPH uit onvrede en/of teleurstelling, in welk kader [naam eiseres] een e-mail van [naam investeerder 7] d.d. 25 februari 2014 in het geding heeft gebracht.
  • Bij CPI waren (de vennootschappen van) [naam investeerder 9] en [naam investeerder 10] als externe investeerders betrokken. Ook zij raakten teleurgesteld en haakten af als investeerder, aldus [naam eiseres] .
4.13.
[gedaagden] hebben in dit kader de volgende verweren gevoerd:
  • ten aanzien van [naam investeerder 2] : deze aandeelhouder/partner besloot een baan te aanvaarden en wilde uitstappen. Zijn vorderingen zijn in rechte afgewezen.
  • ten aanzien van [naam investeerder 3] : na de e-mail van 25 oktober 2013 is de lucht geklaard. [naam investeerder 3] is nog geruime tijd actief geweest met een project en nog altijd participant in het Partnerfonds.
  • ten aanzien van [naam investeerder 5] , [naam investeerder 8] , [naam investeerder 4] en [naam investeerder 7] : [naam investeerder 7] heeft zijn collegae benaderd om samen een nieuwe, concurrerende organisatie te vormen. Die organisatie is ook daadwerkelijk opgericht. De opzeggingen en de door [naam eiseres] bedoelde correspondentie hielden daarmee verband, aldus [gedaagden]
4.14.
De rechtbank stelt in dit kader voorop dat in het algemeen kan niet worden aangenomen dat er een verplichting bestaat om bij het aangaan van een overeenkomst als de onderhavige melding te maken van eerdere mislukte of problematische samenwerkingen met andere investeerders/aandeelhouders in al dan niet gelieerde vennootschappen. Specifieke omstandigheden kunnen dat anders maken, maar dergelijke omstandigheden zijn in dit geval, mede gelet op hetgeen [gedaagden] ten aanzien van de eerder ontstane problemen hebben aangevoerd, niet (voldoende) gesteld en evenmin gebleken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, naar niet in geschil is, steeds sprake is geweest van risicovolle investeringen en dat, gelet op de betwisting van [gedaagden] , in deze procedure niet vast staat dat de in het verleden ontstane problemen (volledig) aan hen te wijten zijn. Bovendien kan ook niet worden aangenomen dat alle eerdere samenwerkingen problematisch zijn verlopen ( [naam eiseres] heeft gesteld dat vele investeerders haar zijn voorgegaan en noemt daarbij meer dan 40 investeerders in een periode van acht jaar). Het enkele feit dat er eerder problemen zijn ontstaan met andere investeerders, welke problemen door [gedaagden] niet zijn gemeld, kan in de gegeven omstandigheden dan ook niet worden aangemerkt als het opzettelijk verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen. Evenmin is sprake van een onjuiste of onvolledige inlichting als bedoeld in artikel 6:228 BW. De eerste door [naam eiseres] aangevoerde grond kan dan ook niet slagen.
Ad 2): onjuiste en misleidende informatie in de overeenkomst van 1 oktober 2014
4.15.
Volgens [naam eiseres] is sprake van de volgende onjuiste en misleidende informatie in de overeenkomst van 1 oktober 2014:
  • in de considerans (derde bullet point) wordt vermeld dat veel tijd en geld is geïnvesteerd in het concept, met als resultaat dat het mogelijk is geworden “een
  • uit artikel 4 volgt een koopsom voor de aandelen van
  • artikel 16 bepaalt dat CGG Capital inkomen geniet “vanuit
  • artikel 18 vermeldt dat “een
  • artikel 19 vermeldt dat [naam eiseres] als partner een
Deze informatie is volgens [naam eiseres] onjuist, omdat er geen winst werd gemaakt, er geen rendement was, de organisatie niet profijtelijk was, er geen sprake was van winstdelingen en/of verkoop(resultaten) en er, achteraf bezien, geen redelijke grondslag was om een maandelijks voorschot van € 7.500,00 uit te keren.
4.16.
[gedaagden] hebben betwist dat sprake is van onjuiste en misleidende informatie in de overeenkomst van 1 oktober 2014. Daartoe hebben zij aangevoerd dat:
  • het derde bullet point in de considerans de mogelijkheden van het concept aangeeft en geen garantie is;
  • de koopsom (artikel 4) deels een earn out-regeling betreft en de uiteindelijke koopsom aanzienlijk lager was;
  • artikel 16 niet meer en niet minder is dan een verklaring waar de inkomsten van CGG Capital vandaan moeten komen;
  • artikel 18 een intentie is die thuishoort in een samenwerking met commerciële doelen;
  • het doel was om bij uitzicht op winst te gaan werken met voorschotten en het vanzelfsprekend is dat dit reeds is meegenomen in de overeenkomst van 1 oktober 2014.
Volgens [gedaagden] werd er uiteraard winst beoogd met CGG Capital, maar is dit nimmer aan [naam eiseres] gegarandeerd of beloofd. Zij hebben erop gewezen dat [naam eiseres] kort na de feitelijke start van CGG Capital toetrad en er op dat moment geen sprake was van bloeiende winstgevende activiteiten. CGG Capital en haar activiteiten moesten worden opgestart en op gang komen en juist het toetreden van [naam eiseres] zou (volgens [naam eiseres] zelf) hierin de benodigde versnelling moeten brengen, aldus [gedaagden]
4.17.
De rechtbank overweegt als volgt.
  • Dat de opgebouwde praktijk in de considerans van de overeenkomst is aangeduid als profijtelijk, rechtvaardigt geen beroep op bedrog en/of dwaling. Sprake is van een aanprijzing in algemene bewoordingen, die ingevolge artikel 3:44 lid 3 BW, ook al zou deze aanprijzing onwaar zijn, op zichzelf geen bedrog oplevert. Evenmin kan deze aanprijzing worden aangemerkt als een onjuiste inlichting in de zin van artikel 6:228 BW.
  • De hoogte van de koopsom rechtvaardigt evenmin een beroep op bedrog en/of dwaling. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat partijen in beginsel vrij zijn om zelf een prijs overeen te komen, waarbij in dit geval tevens relevant is dat een deel van de koopsom (€ 350.000,00) is gekoppeld aan de te realiseren winst (in de vorm een earn-out regeling). Dat bij de vaststelling van de koopprijs is uitgegaan van misleidende of onjuiste inlichtingen is onvoldoende gesteld en evenmin gebleken. [naam eiseres] heeft weliswaar onbetwist aangevoerd dat er bij het aangaan van de overeenkomst nog geen cijfers van CGG Capital beschikbaar waren, maar dat laat onverlet dat [naam eiseres] cijfers van andere (in haar visie) tot de organisatie behorende vennootschappen had kunnen controleren om zich aldus te vergewissen van de winstpotentie van de organisatie waarin zij wilde toetreden.
  • De rechtbank heeft ook geen aanleiding om aan te nemen dat het in de overeenkomst vermelde verdienmodel van CGG Capital en de ambitie winst te realiseren bij voorbaat kansloos waren. Gelet op de betwisting daarvan door [gedaagden] kan de stelling van [naam eiseres] dat in de periode 2010-2014 geen enkel project winstgevend of succesvol is geweest niet als juist worden aangenomen. De rechtbank neemt ook in dit kader in aanmerking dat dergelijke investeringen naar hun aard risicovol zijn en dat CGG Capital slechts enkele maanden voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst van 1 oktober 2014 was opgericht. Mede gelet op hetgeen is bepaald in artikel 20 van voornoemde overeenkomst (zie hiervoor onder 2.7) moet het [naam eiseres] duidelijk zijn geweest dat zij een belang nam in een startende onderneming (die deel uitmaakte van een al langer bestaande organisatie). Met [gedaagden] is de rechtbank van oordeel dat in de overeenkomst geen garantie op winst kan worden gelezen. Ook de artikelen 16 en 18 kunnen dus niet als misleidend of onjuist worden aangemerkt.
  • Dat maandelijkse voorschotten op de winst werden beoogd en aanvankelijk ook zijn betaald, rechtvaardigt, gelet op het voorgaande, evenmin de conclusie dat sprake is van bedrog en/of dwaling. Datzelfde geldt voor het feit dat de betaling van de voorschotten is stopgezet. Die mogelijkheid is voorzien in artikel 19 van de overeenkomst en is bovendien een toekomstige omstandigheid, als bedoeld in artikel 6:228 lid 2 BW.
  • Voor zover [naam eiseres] nog heeft aangevoerd dat haar bestuurder destijds goed bevriend was met [naam gedaagde 1] , dat [naam gedaagde 1] de interesse van [naam eiseres] heeft gewekt door te wijzen op zijn grote ervaring in het bedrijfsleven en zijn grote successen met de organisatie en dat [naam eiseres] zelf onervaren was op het terrein waarop de organisatie zich begeeft, kan dat - wat er ook zij van de juistheid van die stellingen - aan het voorgaande niet afdoen.
Conclusie is aldus dat ook de tweede door [naam eiseres] aangevoerde grond voor bedrog en/of dwaling niet slaagt.
Ad 3): onjuiste en misleidende informatie (garanties) in de notariële akte van 31 oktober 2014
Artikel 1 onder d
4.18.
Wat betreft de notariële akte van 31 oktober 2014 heeft [naam eiseres] zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat in artikel 1 onder d van de notariële akte ten onrechte niet is vermeld dat er, naast de 1.000 aandelen A (gehouden door CMP Beheer), 500 aandelen B (gehouden door [naam gedaagde 2] ) en 500 aandelen C (gehouden door [naam eiseres] ) nog 1.100 cumulatief preferente aandelen zijn (die worden gehouden door CMP Holding). Een en ander brengt volgens [naam eiseres] mee dat zij niet het beloofde belang van 25% in CGG Capital (500/2.000) heeft verworven, maar een belang van slechts 16,129% (500/3.100).
4.19.
[gedaagden] hebben erkend dat de 1.100 cumulatief preferente aandelen ten onrechte niet zijn vermeld in (artikel 1 onder d van) de notariële akte. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vergissing van de notaris, welke vergissing, gelet op de overeenkomst van 1 oktober 2014 (artikel 2 en 3) kenbaar had kunnen en moeten zijn voor [naam eiseres] . Het economische belang van [naam eiseres] is volgens [gedaagden] nog altijd 25%, omdat de invloed van de preferente aandelen op de winst slechts € 77,00 per jaar bedraagt (7% van het nominale kapitaal van € 1.100,00) en [naam gedaagde 1] daarvan bovendien afstand heeft gedaan. Van bedrog en/of dwaling is in elk geval geen sprake, aldus [gedaagden]
4.20.
Naar het oordeel van de rechtbank is van een opzettelijke onjuiste mededeling als bedoeld in artikel 3:44 lid 3 BW of een onjuiste inlichting als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 sub a BW in zoverre geen sprake. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de cumulatief preferente aandelen bewust zijn weggelaten in de notariële akte, temeer daar deze aandelen (en de bedoeling daarvan) wel duidelijk zijn beschreven in de overeenkomst van 1 oktober 2014. Ter comparitie is namens [naam eiseres] verklaard dat haar bekend was dat in de overeenkomst van 1 oktober 2014 preferente aandelen waren vermeld, maar dat zij in de veronderstelling was dat deze aandelen waren ingetrokken. Voor die veronderstelling is echter geen gegronde reden gebleken. De enkele omstandigheid dat sprake is van een garantie in een notariële akte, die van latere datum is dan de overeenkomst van 1 oktober 2014, is daartoe niet voldoende. Namens [naam eiseres] is ter zitting verklaard dat zij niet aan [naam gedaagde 1] heeft gevraagd wat er in de conceptversie van de notariële akte was gebeurd met de cumulatief preferente aandelen en dat zij daarover ook geen vragen heeft gesteld aan de notaris. Dat, zoals [naam eiseres] heeft aangevoerd (en [gedaagden] hebben betwist) in de periode tussen 1 oktober 2014 en 31 oktober 2014 meerdere gesprekken zouden zijn gevoerd waarin is besproken dat [naam eiseres] 25% van de aandelen zou krijgen maakt een en ander niet anders, gelet op de onbetwiste toelichting van [gedaagden] dat [naam eiseres] in economische zin feitelijk ook een belang van 25% heeft verworven. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat in artikel 3 van de overeenkomst van 1 oktober 2014 is vermeld dat de cumulatief preferente aandelen nagenoeg geen invloed hebben op de economische verdeling van het resultaat. Een en ander rechtvaardigt in ieder geval niet de conclusie dat sprake is van bedrog en/of dwaling.
Artikel 2 onder b en g
4.21.
Ten aanzien van de notariële akte heeft [naam eiseres] in de tweede plaats aangevoerd dat daarin ten onrechte is gegarandeerd:
  • dat CGG Capital niet betrokken is bij procedures en dat aan de verkopers van de aandelen (CMP Beheer en [naam gedaagde 2] ) geen feiten of omstandigheden bekend zijn die tot een procedure zouden kunnen leiden; en
  • dat ten laste van CGG Capital geen verplichtingen bestaan en CMP Beheer, [naam gedaagde 2] en CGG Capital geen feiten of omstandigheden bekend zijn, waarvan CMP Beheer en [naam gedaagde 2] in redelijkheid kunnen aannemen dat zij voor [naam eiseres] van belang kunnen zijn, noch dat dergelijke verplichtingen, feiten of omstandigheden, voor zover CMP Beheer, [naam gedaagde 2] en CGG Capital bekend, te verwachten zijn.
Daartoe heeft [naam eiseres] het volgende aangevoerd:
  • Sprake was van een faillissementsprocedure tegen CPH, die is ingeleid bij een verzoekschrift dat blijkens het faillissementsvonnis op 28 oktober 2014 - en dus vóór de overdracht van de aandelen op 31 oktober 2014 - door de rechtbank is ontvangen.
  • Ten tijde van het tot stand komen van de notariële akte waren er, ter zake van het geschil tussen (de vennootschap van) [naam investeerder 2] en PPE, feiten en omstandigheden bekend die tot een procedure zouden kunnen leiden.
Volgens [naam eiseres] behoren CPH en PPE tot de organisatie die door CGG Capital wordt aangestuurd. Vast staat dat er serieuze problemen waren, zodat de garanties misleidend en onjuist zijn, aldus [naam eiseres] .
4.22.
[gedaagden] hebben betwist dat CPH en PPE worden aangestuurd door CGG Capital. Volgens hen zijn de garanties uitsluitend van toepassing op CGG Capital en niet op andere vennootschappen.
4.23.
Beoordeeld dient te worden wat de reikwijdte is van de in de notariële akte opgenomen garanties. Vraag is of deze uitsluitend betrekking hebben op CGG Capital (standpunt [gedaagden] ), of ook op andere (gelieerde) vennootschappen (standpunt [naam eiseres] ). Nu partijen de garanties verschillend interpreteren, dient de rechtbank de notariële akte op dit punt uit te leggen. Daarbij komt het, nu sprake is van contractuele bepalingen, aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zulks in het licht van alle omstandigheden van het geval.
4.24.
Met de notariële akte heeft [naam eiseres] aandelen verkregen in CGG Capital en in dat kader is aan haar gegarandeerd dat, kort gezegd, CGG Capital niet betrokken is bij (mogelijke toekomstige) procedures, dat ten laste van CGG Capital geen verplichtingen bestaan en dat geen verplichtingen, feiten en omstandigheden bestaan of te verwachten zijn die voor [naam eiseres] van belang kunnen zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat partijen bedoeld hebben die garanties op te rekken tot procedures, verplichtingen en relevante feiten en omstandigheden ten aanzien van CPH en PPE. Het ligt in de rede dat, als partijen een ruimere uitleg van de garanties zouden hebben beoogd, zij daarover specifieke afspraken zouden hebben gemaakt. De stelling van [naam eiseres] (onder verwijzing naar artikel 5 van het supplement “Exploitatie”, als hiervoor onder 2.8 weergegeven) dat de kosten van de organisatie in elk geval deels ten laste komen van CGG Capital is onvoldoende om het voorgaande anders te maken, temeer daar CPH en PPE niet zijn genoemd in dat artikel en, nu partijen daarover twisten, ook niet vast staat of deze vennootschappen tot de “Capital Partner organisatie” behoren. (Alleen) deze bepaling kan daarom niet als grondslag dienen voor de door [naam eiseres] beoogde ruime uitleg van de garanties. Ook in zoverre kan dus niet worden geoordeeld dat sprake is van misleidende of onjuiste informatie als bedoeld in artikel 3:44 lid 3 BW en artikel 6:228 BW, nog los van de vraag of de garanties daadwerkelijk zijn geschonden (hetgeen [gedaagden] hebben betwist).
Conclusie
4.25.
Conclusie van het voorgaande is dat in rechte niet kan worden vastgesteld dat sprake is van bedrog en/of dwaling en dat de vorderingen tegen [gedaagden] bij gebreke van een grondslag moeten worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [naam eiseres] worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden vastgesteld op:
- griffierecht € 3.946,00
- salaris advocaat €
6.198,00(2,0 punten × tarief € 3.099,00)
Totaal € 10.144,00
4.26.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
In de zaak tegen [naam gedaagde 2]
4.27.
Tegen [naam gedaagde 2] is verstek verleend. Ingevolge artikel 140 lid 3 Rv wordt tussen alle partijen één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. De door [gedaagden] aangevoerde verweren werken niet in het voordeel van [naam gedaagde 2] , tenzij sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen die verplicht tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing.
4.28.
De vordering tegen [naam gedaagde 2] betreft uitsluitend de verklaring voor recht dat de overeenkomsten van 1 oktober 2014, 31 oktober 2014 en 26 november 2015 zijn vernietigd op grond van bedrog en/of dwaling, althans vernietiging van deze overeenkomsten op grond van bedrog en/of dwaling (zie hiervoor onder 3.1 sub 1). [naam eiseres] heeft aangevoerd dat zij [naam gedaagde 2] formeel in de procedure heeft moeten betrekken, maar tegen deze partij (vooralsnog) bewust geen specifieke vorderingen heeft ingesteld.
4.29.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de hiervoor bedoelde vordering tegen [naam gedaagde 2] niet worden toegewezen. Bij de overeenkomst van 1 oktober 2014 is [naam gedaagde 2] geen partij, zodat in zoverre een belang bij toewijzing van de vordering ontbreekt. De overeenkomsten waar [naam gedaagde 2] wel partij bij is (de notariële akte van 31 oktober 2015 en het supplement van 26 november 2015) betreffen meerpartijenovereenkomsten. De vordering met betrekking tot de (buitengerechtelijke) vernietiging van deze overeenkomsten betreft een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen in dezelfde zin luidt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat artikel 3:51 lid 2 BW bepaalt dat een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling wordt ingesteld tegen hen die partij bij de rechtshandeling zijn. Nu de hiervoor onder 3.1 sub 1 bedoelde vordering wordt afgewezen tegen [gedaagden] , zal deze vordering ook tegen [naam gedaagde 2] worden afgewezen.
4.30.
Ook in de zaak tegen [naam gedaagde 2] zal [naam eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu [naam gedaagde 2] niet in de procedure is verschenen, worden de proceskosten aan haar zijde vastgesteld op nihil.
in reconventie
4.31.
De vorderingen in reconventie zijn ingesteld door (alleen) CMP Holding en CGG Capital. In reconventie moet in de eerste plaats worden beoordeeld of de onder 3.3 sub 1 weergegeven verklaring voor recht - dat CGG Capital op 27 februari 2018 de overeenkomst van 1 oktober 2014 met de daarbij behorende supplementen op grond van toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad heeft opgezegd, dan wel dat deze door opzegging is beëindigd - voor toewijzing in aanmerking komt. Ter onderbouwing van deze vordering hebben CMP Holding en CGG Capital aangevoerd dat [verweerster] zich vanaf 15 april 2016, en gedurende bijna anderhalf jaar daarna, jegens de organisatie schuldig heeft gemaakt aan en/of heeft geprofiteerd van valsheid in geschrifte, onrechtmatig handelen, toerekenbare tekortkoming en smaad en laster, als gevolg waarvan CGG Capital de overeenkomst van 1 oktober 2014 bij brief van 27 februari 2018 (zie hiervoor onder 2.13) heeft opgezegd. CMP Holding en CGG Capital hebben toegelicht dat [verweerster] het ertoe heeft geleid dat zij, door het opmaken van valse notulen van niet gehouden aandeelhoudersvergaderingen van CGG Capital en CGG Management (d.d. 15 april 2016) en van CGG Ventures (d.d. 20 april 2016), vanaf 1 mei 2016 als enig bestuurder van CGG Ventures en daarmee van CGG Capital stond ingeschreven in de registers van de Kamer van Koophandel. Deze inschrijvingen zijn onrechtmatig; [verweerster] heeft daarmee de rechtmatige bestuurders van CGG Ventures en CGG Capital buitenspel gezet en een management-/bestuurderscoup gepleegd, aldus CMP Holding en CGG Capital. Vervolgens heeft [verweerster] als bestuurder van CGG Ventures en CGG Capital in anderhalf jaar tijd tal van onrechtmatige handelingen gepleegd, waaronder (maar niet uitsluitend) het verbinden van projecten van CGG Capital aan CGG Ventures, om daarmee zichzelf te verrijken. [verweerster] is meerdere malen verzocht de onrechtmatige situatie te herstellen, maar weigerde dit en heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders van CGG Ventures van 2 november 2017 zelfs tegen herstel van de onrechtmatige benoemingen gestemd. In samenwerking met de Kamer van Koophandel konden de onrechtmatige benoemingen van [verweerster] uiteindelijk per 23 november 2017 werden gecorrigeerd en is het onrechtmatig tot stand gekomen aftreden van CGG Management als bestuurder van CGG Ventures en CGG Capital hersteld, aldus CMP Holding en CGG Capital.
4.32.
[verweerster] heeft gemotiveerd betwist dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen of onrechtmatig heeft gehandeld. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de aan de bedoelde bestuurswisselingen ten grondslag liggende formulieren niet door [verweerster] zijn opgesteld en evenmin door haar bij de Kamer van Koophandel zijn ingediend. Voor zover [verweerster] formulieren of notulen heeft ondertekend, heeft zij dat gedaan omdat deze aan haar zijn voorgelegd door [naam gedaagde 2] en zij ervan uitging dat deze in overeenstemming waren met hetgeen besloten was. Onder verwijzing naar een verklaring van [naam gedaagde 2] heeft [verweerster] aangevoerd dat ten aanzien van de bewuste notulen mogelijk sprake is geweest van een (niet aan [verweerster] toe te rekenen) vergissing. [verweerster] is altijd bereid geweest deze vergissing te herstellen en uiteindelijk is dat ook gebeurd: blijkens het hiervoor onder 2.6 bedoelde uittreksel uit het handelsregister van 29 juni 2018 is CGG Management onafgebroken bestuurder van CGG Ventures geweest. [verweerster] (en [naam gedaagde 2] ) zag(en) zich genoodzaakt om tijdens de aandeelhoudersvergadering van 2 november 2017 tegen het voorgestelde besluit te stemmen, omdat [gedaagden] ten onrechte bleven stellen dat sprake was van onrechtmatige handelingen van [verweerster] . Ten slotte heeft [verweerster] in dit kader aangevoerd dat zij zich in de bedoelde periode feitelijk ook niet als enig bestuurder van CGG Ventures en CGG Capital heeft gedragen.
4.33.
Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [verweerster] , kan in rechte niet worden uitgegaan van de juistheid van de hiervoor onder 4.31 weergegeven stellingen van CMP Holding en CGG Capital. Daarom kan niet worden geoordeeld dat sprake is van toerekenbaar tekortschieten of onrechtmatig handelen door [verweerster] . De rechtbank komt op dit punt niet aan bewijslevering toe. Niet alleen ontbreekt een concreet en toegespitst bewijsaanbod in dit kader, maar CMP Holding en CGG Capital hebben het belang van een dergelijk bewijs ook niet geconcretiseerd. Daarbij merkt de rechtbank het volgende op. [verweerster] heeft de rechtsgeldigheid van de opzegging van 27 februari 2018 weliswaar betwist, maar zij heeft niet betwist dát de overeenkomst van 1 oktober 2014 is opgezegd. In deze procedure heeft zij zich op het standpunt gesteld dat zij de overeenkomst als beëindigd wil beschouwen met ingang van 27 februari 2018, echter zonder daarmee enige stelling van [eisers] te erkennen of afbreuk te doen aan haar eigen stellingen. [verweerster] heeft toegelicht dat zij iedere band met de organisatie wenst te verbreken. Partijen zijn het er dus over eens dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 als beëindigd kan worden beschouwd. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de vordering van CMP Holding en CGG Capital aldus toe te wijzen, dat voor recht zal worden verklaard dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 op 27 februari 2018 door CGG Capital is opgezegd. Voor toewijzing van het meerdere is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen plaats. Nu in de brief van 27 oktober 2018 alleen de overeenkomst van 1 oktober 2014 is genoemd, kan de toe te wijzen verklaring voor recht ook uitsluitend betrekking hebben op deze overeenkomst.
4.34.
De tweede vordering in reconventie (als hiervoor onder 3.3 sub 2 a weergegeven) betreft het overdragen van de uit de overeenkomst van 1 oktober 2014 voortvloeiende gegevens en de aan deze overeenkomst verbonden bescheiden door [verweerster] aan CGG Capital, als bedoeld in artikel 23 van de overeenkomst. [verweerster] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij aan deze verplichting reeds heeft voldaan. Daartoe heeft [verweerster] aangevoerd dat zij alle fysieke gegevens en bescheiden waarover zij destijds beschikte heeft achtergelaten op het kantoor van CGG Capital en dat alle overige gegevens en bescheiden steeds zijn gedeeld met CGG Capital en/of zijn opgeslagen in de systemen waarmee de organisatie werkte. Gelet op dit verweer had het op de weg van CMP Holding en CGG Capital gelegen om nader en concreet aan te geven op welke gegevens en bescheiden haar vordering betrekking heeft. Zij heeft dat niet (voldoende) gedaan. Integendeel, ter comparitie is namens CGG Capital verklaard dat de enige bescheiden waarover zij beschikt de bescheiden zijn die zijn gevonden op het bureau van de heer [naam 1] toen hij vertrok en dat aangenomen wordt dat dit alles was wat hij had. Een en ander brengt mee dat deze vordering als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.
4.35.
Ten derde is in reconventie aanbieding van de door [verweerster] gehouden aandelen in CGG Capital aan de andere aandeelhouders gevorderd (zie onder 3.3 sub 2 b), als bedoeld in artikel 24 van de overeenkomst van 1 oktober 2014. [verweerster] heeft in deze procedure te kennen gegeven dat zij haar aandelen op vrijwillige basis aanbiedt, echter zonder daarmee enige stelling van [eisers] te erkennen en zonder afbreuk te doen aan haar eigen stellingen. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om deze vordering aldus toe te wijzen, dat [verweerster] zal worden veroordeeld om, voor zover aan het in deze procedure gedane aanbod nog geen gevolg is gegeven, haar aandelen (opnieuw) aan te bieden aan de andere aandeelhouders van CGG Capital. Daarbij zal geen dwangsom worden opgelegd, nu [verweerster] haar aandelen vrijwillig aanbiedt en er geen aanleiding bestaat om te betwijfelen dat [verweerster] in dit kader medewerking zal verlenen.
4.36.
Ten slotte is in reconventie betaling van een boete van € 10.000,00 gevorderd wegens schending van het geheimhoudingsbeding als bedoeld in artikel 27 van de overeenkomst van 1 oktober 2014 (zie onder 3.3 sub 2 c). Ter onderbouwing van deze vordering hebben CMP Holding en CGG Capital aangevoerd dat [verweerster] in ieder geval met de e-mail van 14 november 2017 (zie hiervoor onder 2.12) aan achttien geadresseerden het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. Op 5 maart 2018 is deze e-mail vervolgens doorgestuurd in de privésfeer (aan een groep “Feijenoord-vrienden”, zie hiervoor onder 2.14). Volgens [verweerster] is van schending van het geheimhoudingsbeding geen sprake. Ten aanzien van de e-mail van 14 november 2017 heeft [verweerster] aangevoerd dat sprake was van een discussie binnen de groep van direct bij CGG Capital betrokken personen. Ten aanzien van de e-mail van 5 maart 2018 is volgens [verweerster] sprake van uitlatingen in de privésfeer, die niet aan [verweerster] zijn toe te rekenen, en is de e-mail een weerwoord op de eerdere e-mail van [naam gedaagde 1] . Conclusie moet volgens [verweerster] zijn dat de gevorderde boete niet is verbeurd. Subsidiair heeft zij een beroep op matiging gedaan.
4.37.
Het geheimhoudingsbeding is blijkens de tekst van artikel 27 van de overeenkomst van 1 oktober 2014 niet van toepassing ten aanzien van de “adviseurs van partijen”. [verweerster] heeft aangevoerd dat de geadresseerden van de e-mail van 14 november 2017 leden van de stuurgroep (een interne groep die de betalingen fiatteert) zijn. Volgens [verweerster] is het logisch dat deze stuurgroep kennisneemt van een discussie over de financiën. Dat de geheimhoudingsplicht niet geldt ten aanzien van de geadresseerden van de e-mail van 14 november 2017 is onvoldoende door CMP Holding en CGG Capital betwist. Zij hadden nader dienen toe te lichten dat en waarom de geadresseerden van de e-mail niet tot de (adviseurs van de) organisatie behoren. Nu zij dat niet hebben gedaan, kan een schending van de geheimhoudingsplicht in zoverre niet worden aangenomen.
4.38.
Met de e-mail van 5 maart 2018 is het geheimhoudingsbeding wel geschonden. De in de e-mail van 14 november 2017 vermelde vertrouwelijke informatie is met deze e-mail toegezonden aan personen die niet bij CGG Capital betrokken zijn. Dat dit in de privésfeer is gebeurd, doet daaraan niet af. De rechtbank volgt [verweerster] ook niet in haar stelling dat de e-mail niet aan haar kan worden toegerekend. De e-mail is verzonden door haar bestuurder en betreft informatie die [verweerster] als bestuurder/aandeelhouder/partner van CGG Capital bekend is geworden. Nu overtreding van het geheimhoudingsbeding vast is komen te staan, komt het beroep van [verweerster] op matiging van de boete aan de orde. Weliswaar is in artikel 27 van de overeenkomst van 1 oktober 2014 vermeld dat de boete niet voor matiging vatbaar is, maar dit beding is nietig op grond van het bepaalde in artikel 6:94 lid 3 BW.
4.39.
Ingevolge artikel 6:94 lid 1 BW kan de rechter op verlangen van de schuldenaar een bedongen boete matigen, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Daarvan is in dit geval sprake. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de e-mail van 5 maart 2018 een reactie is op eerdere e-mails, waaronder de e-mail van [naam gedaagde 1] , waarin de discussie tussen partijen aan de orde is gesteld. De rechtbank acht het niet onbegrijpelijk dat [verweerster] daarop vervolgens een (inhoudelijke) reactie heeft willen gegeven. Bovendien is door CGG Capital in het geheel niet gesteld dat zij schade heeft geleden door overtreding van het geheimhoudingsbeding. Van het bestaan van enige (relevante) schade kan dan ook niet worden uitgegaan. In de gegeven omstandigheden leidt toepassing van het boetebeding tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat. De rechtbank ziet, het voorgaande in aanmerking nemend, aanleiding de boete te matigen tot nihil. Dit brengt mee dat ook de vordering als weergegeven onder 3.3 sub 2 c zal worden afgewezen.
4.40.
Nu partijen in reconventie over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de kosten van de procedure in reconventie te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden vastgesteld op € 10.144,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en aan de zijde van [naam gedaagde 2] tot op heden vastgesteld op nihil,
5.3.
veroordeelt [naam eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
verklaart voor recht dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 op 27 februari 2018 door CGG Capital is opgezegd,
5.6.
veroordeelt [verweerster] om, voor zover aan haar eerder gedane aanbod nog geen gevolg is gegeven, binnen dertig dagen na de datum van dit vonnis de door haar gehouden aandelen in CGG Capital conform de statutaire aanbiedingsregeling (opnieuw) aan te bieden aan de andere aandeelhouders, zijnde CMP Holding en [naam gedaagde 2] ,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de onder 5.6 genoemde beslissing
uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Volker en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2019.
1977/2221