ECLI:NL:GHDHA:2024:2054

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
BK-24/35
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over naheffingsaanslag parkeerbelasting en de betekenis van maximale aanmeldduur versus maximale parkeerduur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin een naheffingsaanslag voor parkeerbelasting is opgelegd. De belanghebbende, die zijn auto had geparkeerd in een gebied waar parkeerbelasting verschuldigd was, betwist de naheffingsaanslag op basis van de interpretatie van de term 'maximale aanmeldduur'. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de belanghebbende na het verstrijken van de aanmeldduur opnieuw parkeerbelasting had moeten voldoen, wat hij niet had gedaan. De belanghebbende stelde dat de naheffingsaanslag onterecht was, omdat hij dacht dat hij voor de periode van 120 minuten geen verdere aanmelding hoefde te doen. De Heffingsambtenaar daarentegen stelde dat de aanmeldduur en parkeerduur niet hetzelfde zijn en dat de belanghebbende zich na de eerste aanmeldperiode opnieuw had moeten aanmelden. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij werd gesteld dat de belanghebbende op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de onderzoeksplicht van de parkeerder en de noodzaak om zich aan de lokale regelgeving te houden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-24/35

Uitspraak van 30 oktober 2024

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 7 december 2023, nummer SGR 22/7232.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag opgelegd ten bedrage van € 68,50 bestaande uit € 2 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten ter zake van de naheffingsaanslag.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband hiermee is een griffierecht geheven van € 138. De Heffingsambtenaar heeft een nader stuk, met dagtekening 16 augustus 2024, ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 18 september 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Gemeentewet en lokale regelgeving

2.1.
Artikel 225 van de Gemeentewet (Gemeentewet) geeft de bevoegdheid aan gemeenten om in het kader van parkeerregulering parkeerbelasting te heffen. Artikel 225, lid 8, Gemeentewet bepaalt dat het tarief van de parkeerbelasting afhankelijk kan worden gesteld van de parkeerduur, de parkeertijd, de ingenomen oppervlakte en de ligging van de terreinen of weggedeelten.
2.2.
Uit artikel 234, lid 3, Gemeentewet volgt dat een naheffingsaanslag wordt berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan.
2.3.
De raad van de gemeente Den Haag heeft in zijn openbare vergadering van 4 november 2021 de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 (de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op 23 december 2021 gepubliceerd in het Gemeenteblad 2021, nummer 470965 en in werking getreden op 1 januari 2022.
2.4.
De Verordening luidt, voor zover in hoger beroep van belang:

“Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder
:
(…)
-
parkeerapparatuur
parkeermeters, met inbegrip van parkeerautomaten, centrale computers en verder alle apparaten die naar maatschappelijke opvatting onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
-
parkeerapparatuurplaats:
een parkeerplaats waar het parkeren geregeld wordt door parkeerapparatuur;
-
parkeren
het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van - parkeren: personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
(…)

Artikel 5:1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en
wijze
;
(…)

(…)

Artikel 5:4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5:5 Ontstaan van de belastingschuld

1. De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
2. In afwijking van het vorige lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren, indien wordt geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer.
(…)

Artikel 5:6 Wijze van heffing en termijn van betaling

1. De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op
aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Als voldoening op aangifte
wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting, indien het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer, betaald worden binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaats gevonden.

(…)

(…)

Artikel 5:8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit
.
(…)

Artikel 5:10 Kosten

1. De kosten van de naheffingsaanslag voor de belasting bedoeld in € 66,50
artikel 5:1, onderdeel a, bedragen:
(…)
Tarieventabel behorend bij de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting
Den Haag 2022

Hoofdstuk 1 Het tarief voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen

Onderdeel Omschrijving Tarief
1. Het tarief voor het parkeren, als bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, op parkeerapparatuurplaatsen bedraagt per uur:
(…)
1.15
in het overige deel van de gemeente € 2,00
(…)”
2.5.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (B en W) heeft bij besluit van 21 december 2021 de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022 vastgesteld (de Regeling). De Regeling is op 23 december 2021 gepubliceerd in het Gemeenteblad 2021, nummer 471695 en in werking getreden op 1 januari 2022.
2.6.
In de Regeling is, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende opgenomen:

“Hoofdstuk 5 Wijze van betalen

Artikel 5.1 Wijze van betalen en betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel
1. De belastingplichtige stelt voor het betaald parkeren de parkeerapparatuur op straat in werking door het kenteken van het te parkeren motorvoertuig op te geven en voor de gewenste parkeerduur te betalen.
2. De belastingplichtige betaalt uitsluitend langs elektronische weg op de wijze die op de parkeerapparatuur is vermeld of uit parkeerapparatuur blijkt.
3. In afwijking van het eerste lid kan de belastingplichtige de parkeerapparatuur ook in werking stellen door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen. Hiervoor is de belastingplichtige geregistreerd bij een bedrijf dat diensten verleent op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel.
4. De belastingplichtige meldt de aanvang van het parkeren door het opgeven van het kenteken van het te parkeren motorvoertuig en de gebiedscode aan de centrale computer. Hij neemt de overige voorwaarden in acht van het bedrijf waarbij belastingplichtige geregistreerd is. Als niet aan voornoemde voorwaarden is voldaan, dan geldt het eerste lid. (…)”
2.7.
Het college van B en W heeft op 20 april 2022 besloten de Regeling te wijzigen met ingang van 1 juni 2022. De Regeling tot tweede wijziging van de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022 (de Regeling tweede wijziging) is op 26 april 2022 gepubliceerd in het Gemeenteblad, nummer 186378 en luidt, voor zover in hoger beroep van belang, als volgt:

“Toelichting

(…)
Daarnaast wordt de maximale parkeertijd gewijzigd in een maximale aanmeldduur, omdat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 11 maart 2022 heeft bepaald dat bij overschrijding van de maximale parkeertijd geen naheffingsaanslag kan worden opgelegd. Met de wijziging kan en moet de parkeerder na het verstrijken van de maximale aanmeldduur opnieuw aangifte van parkeerbelasting doen om het parkeerrecht te behouden.
(…)”
Bijlage 1 bij de Regeling vermeldt na de wijziging bij de Regeling tweede wijziging:
Straat
Straatdeel
Tijdstip betaalde parkeren
Maximale aanmeldduur
Gebiedscode
parkeervergunning
[straat]
Maandag tot en met zondag van 10.00 tot 24.00 uur
120 minuten

Feiten

3.1.
Op 12 juni 2022 om 20.22 uur stond de auto van belanghebbende met kenteken
[kenteken] (de auto) geparkeerd in de [straat] te [woonplaats] . Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van die gemeente aangewezen als een plaats waar op die datum en dat tijdstip slechts mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting.
3.2.
Tijdens een controle op vorengenoemde datum en tijdstip is geconstateerd dat de auto zonder geldige parkeervergunning geparkeerd stond en dat ook geen parkeerbelasting was voldaan.
3.3.
In Den Haag vindt controle van het GSM-parkeren plaats op basis van het kenteken. De parkeercontroleur heeft op 12 juni 2022 20:22 uur geconstateerd dat de auto van belanghebbende niet voor GSM-parkeren aangemeld stond in de gemeente Den Haag. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag opgelegd.
3.4.
Uit de gegevens van Q-NPR blijkt dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van GSM-parkeren voor de auto die dag en parkeerbelasting heeft betaald voor de parkeerduur van 15:10 uur tot 17:10 uur. Belanghebbende heeft zich aangemeld met de GSM-gebiedscode […] . Het is technisch mogelijk om zich na twee uur parkeren opnieuw aan te melden via GSM-parkeren.

Oordeel van de Rechtbank

4. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“4. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Volgens eiser mocht maximaal 120 minuten worden geparkeerd. De parkeerbelasting voor de 120 minuten is voldaan. Voor het parkeren na ommekomst van de 120 minuten kan dan geen naheffingsaanslag worden opgelegd. Eiser verwijst hiervoor naar het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022 [1].
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Een maximale aanmeldduur is iets anders dan een maximale parkeerduur. De Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 is vóór de datum van de naheffingsaanslag aangepast en daar staat nu maximale aanmeldduur. In onderhavig geval was het ook, anders dan in het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022, technisch mogelijk om na het verstrijken van de maximale aanmeldduur opnieuw parkeerbelasting op aangifte te voldoen. Nu eiser dit niet heeft gedaan, kan de parkeerbelasting worden nageheven. Verweerder wijst in dit kader op de uitspraak van gerechtshof Den Bosch van 5 juni 2015 en het daaropvolgende arrest van de Hoge Raad van 4 december 2015 , waarin het cassatieberoep ongegrond is verklaard met toepassing van artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
6. Artikel 225, aanhef en eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat in het kader van de parkeerregulering een belasting kan worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij of krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
7. In dit geval hebben burgemeester en wethouders van Den Haag krachtens de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 bepaald dat in de [straat] tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd voor een maximale aanmeldduur van twee uur.
8. De rechtbank is van oordeel dat een maximale aanmeldduur iets anders is dan een maximale parkeerduur. Eiser had na ommekomst van de eerste twee uur het kenteken opnieuw moeten aanmelden en opnieuw parkeerbelasting moeten voldoen. Dit was technisch ook mogelijk. Nu eiser dat niet heeft gedaan, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
(…)

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

5.1.
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Heffingsambtenaar bevestigend.
5.2.
Meer in het bijzonder is in geschil of de term maximale aanmeldduur in bijlage 1 bij de Regeling zoals die luidt ná de Regeling tweede wijziging hetzelfde betekent als maximale parkeerduur zoals die voorkwam in bijlage 1 bij de Regeling vóór de wijziging van de Regeling door de Regeling tweede wijziging. Die vraag beantwoordt belanghebbende bevestigend en de Heffingsambtenaar ontkennend.
5.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag. Voorts verzoekt belanghebbende om vergoeding van de proceskosten en de betaalde griffierechten en tot vergoeding van de wettelijke rente over deze bedragen, indien deze niet binnen vier weken na openbaarmaking van de uitspraak zijn betaald.
5.4.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1.
Niet in geschil is dat de auto op het moment van de parkeercontrole stond geparkeerd in een gebied waar, op het moment van parkeren, alleen tegen betaling van parkeerbelasting of met een geldige vergunning mocht worden geparkeerd. Evenmin is in geschil dat belanghebbende van 15:10 uur tot 17:10 uur de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, maar dat ten tijde van de controle om 20:22 uur de auto in hetzelfde gebied nog steeds geparkeerd stond zonder dat op dat moment parkeerbelasting op aangifte was voldaan.
6.2.
Belanghebbende stelt dat zij niet gehouden is voor de periode na ommekomst van de twee uur waarvoor de parkeerbelasting op aangifte is voldaan zich opnieuw aan te melden om op aangifte parkeerbelasting te voldoen. Naheffing van parkeerbelasting voor de periode na twee uur is aldus belanghebbende niet mogelijk omdat artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de mogelijkheid tot naheffing beperkt tot belasting die op aangifte behoort te worden voldaan maar niet is betaald. Belanghebbende verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:346, BNB 2022/78. Verder stelt belanghebbende dat noch op de aanwezige bebording noch in de parkeerapp wordt vermeld dat de parkeerder zich (ongelimiteerd) opnieuw kan of moet aanmelden. De naheffingsaanslag is daarom ten onrechte aan belanghebbende opgelegd.
6.3.
De Heffingsambtenaar heeft gesteld dat op de locatie waar de auto van belanghebbende geparkeerd stond een maximale aanmeldduur geldt van twee uur. Het begrip ‘maximale aanmeldduur’ heeft niet dezelfde betekenis als het begrip ‘maximale parkeerduur’. Met het eerstbedoelde begrip is bedoeld dat slechts voor maximaal twee uur aangifte kan worden gedaan. Indien men langer wil parkeren dient men zich opnieuw aan te melden (voor maximaal twee uur). Dit volgt uit bijlage 1 bij de Regeling en het aanmelden voor een volgende periode van twee uur is technisch mogelijk. Het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022, ECLI:NL:HR: 2022:346, BNB 2022/78 kan daarom volgens de Heffingsambtenaar in het onderhavige geval niet worden toegepast. Het gevolg van het zich niet opnieuw aanmelden door belanghebbende is, aldus de Heffingsambtenaar, dat er om 20:22 uur geen parkeerbelasting is betaald en de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
6.4.1.
Ingevolge artikel 5.1 van de Verordening wordt ter zake van het parkeren parkeerbelasting geheven op de door B en W te bepalen plaats, tijdstip en wijze. Volgens artikel 5.4 van de Verordening in verbinding met de Tarieventabel behorend bij de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 geldt in de straat waar belanghebbende geparkeerd stond als maatstaf van heffing een belastingtarief van € 2 per uur (het belastingtijdvak is telkens een uur) dat wordt geparkeerd.
6.4.2.
De belasting is verschuldigd bij aanvang van het parkeren en bij aanmelding via de centrale computer van de gemeente achteraf na afloop van het parkeren. In dit geval heeft via een app op de GSM aanmelding bij de centrale computer plaatsgevonden.
6.4.3.
Volgens bijlage 1 bij de Regeling, zoals gewijzigd bij de Regeling tweede wijziging, is de [straat] , waar belanghebbende geparkeerd stond, aangewezen als een plaats waar van 10.00 uur ’s morgens tot 24.00 uur ’s avonds alle dagen van de week ter zake van het parkeren parkeerbelasting wordt geheven. In de kolom ernaast is als ‘maximale aanmeldduur’ 120 minuten vermeld. In de toelichting bij de Regeling tweede wijziging (zie 2.7) is vermeld dat als gevolg van de wijziging van de Regeling de parkeerder na het verstrijken van de maximale aanmeldduur opnieuw aangifte van parkeerbelasting kan en moet doen om het parkeerrecht te behouden. De bijlage bij de Regeling, gelezen in samenhang met de toelichting op de Regeling tweede wijziging, kan, anders dan belanghebbende stelt, naar het oordeel van het Hof niet anders worden opgevat dan dat op de plaats waar belanghebbende heeft geparkeerd van 10.00 uur tot 24.00 uur mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting en dat men zich na ommekomst van 120 minuten opnieuw moet aanmelden om te mogen blijven parkeren.
6.4.4.
Belanghebbende stelt, en de Heffingsambtenaar heeft bevestigd, dat op de ter plaatse aanwezige bebording noch in de parkeerapp wordt aangegeven dat men zich (ongelimiteerd) opnieuw kan of moet aanmelden. Voor zover belanghebbende zich daarmee op het standpunt stelt dat voor hem onvoldoende kenbaar is dat zij zich na ommekomst van 120 minuten opnieuw moest aanmelden geldt het volgende. Volgens vaste jurisprudentie rust op een parkeerder een onderzoeksplicht om zich ervan te vergewissen of op een plek waar hij parkeert parkeerbelasting verschuldigd is. Vast staat dat belanghebbende wist dat op de [straat] parkeerbelasting verschuldigd was. Dit blijkt alleen al uit het feit dat belanghebbende op 12 juni 2022 voor de periode 15:10 tot 17:10 uur parkeerbelasting heeft betaald. Belanghebbende stelt echter dat zij na 17:10 uur géén parkeerbelasting meer verschuldigd was. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt met zich mee dat belanghebbende, op wie in deze een onderzoeksplicht rust, feiten en omstandigheden stelt, en bij betwisting aannemelijk maakt, op basis waarvan geoordeeld kan worden dat het aannemelijk is zij op de [straat] op 22 juni 2022 na 17:10 geen parkeerbelasting meer verschuldigd was. Belanghebbende heeft geen feiten en omstandigheden gesteld over de situatie ter plaatse of de parkeerapp, die dit oordeel rechtvaardigen. Het enkele feit dat de ter plaatse aanwezige bebording noch de parkeerapp zouden aangeven dat men zich (ongelimiteerd) opnieuw kan en moet aanmelden is daartoe onvoldoende, omdat daaruit niet kan worden afgeleid dat belanghebbende uit de wél aanwezige informatie heeft kunnen afleiden dat op 22 juni na 17:10 uur op de [straat] door haar geen parkeerbelasting meer verschuldigd was.
Slotsom
6.5.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten en griffierecht

Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door M.J.M. van der Weijden, in tegenwoordigheid van de griffier Y. Postema. De beslissing is op 30 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.