In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en een patroonhouder met kogelpatronen. Het hof sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van het vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid ervan en dat hij erover kon beschikken. Het vuurwapen was aangetroffen op een afstand van drie meter van de auto waarin de verdachte zich bevond, en er was geen DNA of ander bewijs dat de verdachte aan het wapen kon linken. De verdachte had wel foto's van vuurwapens op zijn telefoon, maar het hof kon niet vaststellen dat het aangetroffen wapen identiek was aan het wapen op de foto.
Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een patroonhouder met daarin zestien kogelpatronen, die in het dashboardkastje van de auto was aangetroffen. De verdachte bevond zich in de onmiddellijke nabijheid van de patroonhouder en had een foto van een identieke patroonhouder op zijn telefoon. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de patroonhouder en dat hij beschikkingsmacht had over de munitie. De verdachte kreeg een geldboete van €350 opgelegd. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, gezien de duur van de voorlopige hechtenis die de verdachte had ondergaan.