ECLI:NL:GHDHA:2024:2001

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
22-000416-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben vuurwapen en veroordeling voor patroonhouder met kogelpatronen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en een patroonhouder met kogelpatronen. Het hof sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van het vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid ervan en dat hij erover kon beschikken. Het vuurwapen was aangetroffen op een afstand van drie meter van de auto waarin de verdachte zich bevond, en er was geen DNA of ander bewijs dat de verdachte aan het wapen kon linken. De verdachte had wel foto's van vuurwapens op zijn telefoon, maar het hof kon niet vaststellen dat het aangetroffen wapen identiek was aan het wapen op de foto.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een patroonhouder met daarin zestien kogelpatronen, die in het dashboardkastje van de auto was aangetroffen. De verdachte bevond zich in de onmiddellijke nabijheid van de patroonhouder en had een foto van een identieke patroonhouder op zijn telefoon. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de patroonhouder en dat hij beschikkingsmacht had over de munitie. De verdachte kreeg een geldboete van €350 opgelegd. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, gezien de duur van de voorlopige hechtenis die de verdachte had ondergaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000416-23
Parketnummers: 10-226200-22 en 02-020890-21 (tul)
Datum uitspraak: 14 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 februari 2023 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaat] ([geboorteland]) op 24 oktober 1997,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de vordering tenuitvoerlegging toegewezen en is de gevangenneming van de verdachte bevolen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten - een pistool, van het merk [pistoolmerk], model/type [model/code], kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- acht, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het merk [kogel/patronenmerk], kaliber 9mm en/of
- een patroonmagazijn van het merk [patroonmagazijn] met daarin zestien, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het merk [[merk kogel/patronen], kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep integraal zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de patroonhouder. Dit omdat ze niet van hem zijn, hij ze nimmer in bezit heeft gehad, zich niet bewust was van de aanwezigheid ervan en dat hij er ook geen beschikkingsmacht over had.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden veroordeeld voor het tenlastegelegde omdat zich foto’s van identieke voorwerpen op zijn telefoon bevonden en het pistool en de patroonhouder in de zeer dichte nabijheid van de verdachte zijn aangetroffen.
Vrijspraak voorhanden hebben vuurwapen
Op 5 september 2022 is de verdachte samen met de medeverdachte aangehouden in een auto waarbij op 3 meter afstand van die auto in een sok een doorgeladen vuurwapen is aangetroffen. De vraag die het hof dient te beantwoorden is of het de verdachte – al dan niet tezamen met de medeverdachte – is geweest die het wapen voorhanden heeft gehad. De Hoge Raad heeft voor de beantwoording van deze vraag het volgende beoordelingskader geformuleerd.
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden (zie HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504).
Het hof overweegt als volgt.
Op korte afstand van de auto waarin de verdachte is aangetroffen, is een vuurwapen gevonden. Door de verbalisanten is niet gezien dat het vuurwapen door verdachte of zijn medeverdachte is weggegooid. Hoe het wapen op de plek van aantreffen is terechtgekomen, is op basis van het dossier niet vast te stellen. Op het vuurwapen is geen DNA of enige ander spoor afkomstig van de verdachte aangetroffen.
In de telefoon van de verdachte bevinden zich meerdere foto’s van vuurwapens. Tevens bevindt zich daarop een foto van een vuurwapen, gelijkend op het wapen dat bij de auto is aangetroffen. Echter constateert het hof met de verdediging dat het niet gaat om twee identieke vuurwapens. Met name voor wat betreft (het uiteinde van) de loop van het aangetroffen wapen en het wapen op de foto is sprake van een zichtbaar verschil. Het hof kan derhalve niet zonder meer vaststellen dat de verdachte een foto van een wapen in zijn telefoon had staan dat identiek is aan het aangetroffen wapen.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden kan het hof niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat hij daarover heeft kunnen beschikken. De verdachte is niet aan het wapen te linken, anders dan door zijn fysieke nabijheid bij het wapen. Daar komt nog bij dat het wapen is gevonden in een openbare buitenruimte die voor iedereen toegankelijk is, namelijk bij een tankstation. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het vuurwapen.
Veroordeling voorhanden hebben patroonhouder
In de auto waarin de verdachte zich bevond op 5 september 2022 te Rotterdam is in het dashboardkastje een patroonhouder aangetroffen met munitie erin. [1] Het gaat om een zwarte patroonhouder van het merk [patroonmagazijn] (zie voor een foto daarvan p. 23 van het dossier). In de patroonhouder bevonden zich 16 stuks kogelpatronen van het kaliber 9mm van het merk/type [merk kogel/patronen]. Dit betreft munitie in de zin van artikel l onder 4 Wet wapens en munitie. Het gaat om munitie van categorie III als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet. [2]
De verdachte bevond zich kort voor het aantreffen daarvan in de onmiddellijke nabijheid van de patroonhouder. Hij zat namelijk op de bijrijdersstoel met het dashboardkasje pal voor hem. [3]
Op de telefoon van de verdachte is een foto aangetroffen van een identieke patroonhouder. [4] Op diezelfde foto staat de verdachte ook als gesprekspartner van degene die de patroonhouder vasthoudt (p. 99 van het dossier). De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat hij met zijn gezicht op die foto staat. [5] De verdachte heeft geen aannemelijke hem ontlastende verklaring gegeven voor (de combinatie van) het aantreffen van de patroonhouder en van de foto met daarop zo’n zelfde patroonhouder op zijn telefoon. Het hof gaat er dan ook van uit dat de gevonden patroonhouder en de patroonhouder waarmee de verdachte op de foto staat dezelfde patroonhouder betreft. Het hof gaat gelet op het voorgaande voorbij aan de door medeverdachte [medeverdachte] bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring en stelt die als ongeloofwaardig terzijde voor zover [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte van niets wist en - mede gelet op de verklaring van de verdachte zelf over met wie hij in de auto zat - in het bijzonder ook voor zover [medeverdachte] heeft verklaard dat er nog een derde persoon in de auto zat kort voordat de patroonhouder daarin werd aangetroffen.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte is aangetroffen in een auto in de onmiddellijke nabijheid van de patroonhouder waarvan hij een foto op zijn telefoon had staan, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de patroonhouder en munitie in het dashboardkastje. Het hof concludeert voorts dat de verdachte beschikkingsmacht had over de patroonhouder en munitie.
Het hof acht het voorhanden hebben van de patroonhouder met daarin de zestien kogelpatronen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Op basis van het dossier is niet vast te stellen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte bij het voorhanden hebben van de patroonhouder en de kogels. Derhalve dient de verdachte vrijgesproken te worden van het tenlastegelegde medeplegen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks5 september 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten - een pistool, van het merk [pistoolmerk] model/type [model/type], kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/ofmunitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- acht, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het merk [merk kogel/patronen], kaliber 9mm en/of
- een patroonmagazijn van het merk [patroonmagazijn] met daarin zestien,
althans een hoeveelheid,kogelpatronen van het merk [merk kogel/patronen], kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten 1 tot en met 5 vermelde bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een patroonhouder met daarin zestien kogelpatronen. Ongecontroleerd bezit van dergelijke voorwerpen is gevaarzettend en roept gevoelens van onveiligheid op.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof zal bij de strafoplegging aansluiten bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Hierbij is het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van 1 tot 50 stuks kogelpatronen een geldboete van € 150 tot € 350. Gelet op het aantal aangetroffen patronen en de omstandigheid dat deze zich in een patroonhouder bevonden (en daardoor geschikter voor min of meer direct gebruik) is het hof - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van € 350 een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 april 2021 onder parketnummer 02-020890-21 is de verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf 30 dagen, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof zijn er echter, gelet op de duur van de in deze zaak ondergane voorlopige hechtenis van de verdachte en de in onderhavige strafzaak opgelegde straf, termen aanwezig voor afwijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Rotterdam van 29 december 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 april 2021, parketnummer 02-020890-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf 30 dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, als voorzitter, mr. J.W. van den Hurk en mr. F.W. van Lottum, leden, in bijzijn van de griffier mr. H.E.M. Lucas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 oktober 2024.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1700-2022275855-5 (p. 6 t/m 8).
2.Proces-verbaal onderzoek vuurwapen met nummer PL1700-2022275855-2 (p. 18 t/m 20).
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1700-2022275855-5 (p. 6 t/m 8).
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1700-2022275855-33 (p. 39 t/m 42) in samenhang met de eigen waarneming van het hof gedaan ter terechtzitting in hoger beroep.
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.