Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 10219424 VZ VERZ 22-14311
Gerechtshof Den Haag
Op 5 februari 2024 heeft de meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoekster, ingediend door haar advocaat mr. M. Shaaban. Het verzoek tot wraking was gedaan naar aanleiding van een zitting op 30 november 2023, waar de raadsheer mr. C.A. Joustra aanwezig was. Verzoekster stelde dat de raadsheer zich ongelukkig had uitgedrukt tijdens de zitting, wat volgens haar de schijn van partijdigheid wekte. De advocaat van de wederpartij, mr. Y.M. van Vliet, had laten weten niet te verschijnen op de zitting over het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer overwoog dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend, aangezien het verzoek op 12 december 2023 was ingediend, terwijl de feiten al op 30 november 2023 bekend waren. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar verzoek. Daarnaast werd opgemerkt dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, dit verzoekster niet zou hebben geholpen. De raadsheer had zich weliswaar ongelukkig uitgedrukt, maar dit was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid of de schijn daarvan. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en een afschrift van de beslissing werd verzonden aan de betrokken partijen.