Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
uitspraak van 22 oktober 2024
[X] te [Z] ( [buitenland] ), belanghebbende,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het geschil
.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag over de WOZ-waarde van een woning. De Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland had de waarde van de woning vastgesteld op € 932.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting van het Hof op 10 september 2024 zijn beide partijen verschenen. De belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en voerde aan dat de Heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de kwaliteit en voorzieningen van de woning, alsook met de afnemende meeropbrengst. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de toegepaste correcties adequaat waren. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.