ECLI:NL:GHDHA:2024:1915

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
BK-23/1177
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kosten taxatierapport en proceskostenvergoeding in WOZ-zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kostenvergoeding voor een taxatierapport in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland had de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 392.000, wat door de belanghebbende werd betwist. De Rechtbank had in eerste aanleg de waarde verlaagd tot € 376.000 en de Heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten, waaronder de kosten voor het taxatierapport. De Heffingsambtenaar ging in hoger beroep tegen deze beslissing, met name tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding voor het taxatierapport, dat volgens hem een automatisch gegenereerd rapport was met weinig deskundige inbreng. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank een te hoge vergoeding had toegekend en stelde de vergoeding voor het taxatierapport vast op € 10,69, rekening houdend met de geringe tijdsbesteding die aan het rapport was besteed. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank voor het overige en vernietigde de uitspraak enkel voor wat betreft de vergoeding van het taxatierapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/1177

Uitspraak van 26 september 2024

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van de Heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 30 oktober 2023, nummer SGR 22/5249.

Procesverloop

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde op 1 januari 2021 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 392.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen en de aanslag watersysteemheffing eigenaren (de aanslagen).
1.2.
De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking en aanslagen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 50 geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt:
“De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de uitspraak op bezwaar;
 wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 376.000;
 vermindert de aanslag OZB tot een berekend naar een waarde van € 376.000;
 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.318;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.”
1.4.
De Heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft geen verweer gevoerd. Bij brief van 21 juni 2024 heeft belanghebbende het Hof geïnformeerd niet geïnteresseerd te zijn in de verdere afhandeling van de procedure. Ook heeft hij het Hof geïnformeerd dat de behandeling van de zaak door “ […] ” (bedoeld is [A] ) kan stoppen.
1.5.
[A] handelde tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure als gemachtigde van belanghebbende. [A] heeft het zaaknummer van het Hof achterhaald via de Rechtbank en heeft zich vervolgens aan de hand van dit zaaknummer in deze procedure aangemeld bij het Hof. Op 17 juli 2024 heeft [A] verzocht om uitstel van de zitting. Het Hof heeft [A] bij bericht van 30 juli 2024 geïnformeerd dat belanghebbende de machtiging aan [A] heeft ingetrokken. In een bericht van 14 augustus 2024 schrijft [A] onder meer:
“Aan onze cliënt is gevraagd of hij de procedure wil voortzetten. Wij zijn van mening dat deze beslissing niet bij onze cliënt kan liggen, aangezien dit hoger beroep is ingesteld door [de Heffingsambtenaar].”
1.6.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 20 augustus 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De Heffingsambtenaar is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen en is geen bericht van verhindering binnengekomen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 20 juni 2024 aan belanghebbende op het adres [postadres] , onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens op de website van PostNL ingewonnen informatie is de vorenbedoelde brief op 22 juni 2024 om 15:30 uur bezorgd op het adres van belanghebbende.

Feiten

2.1.
Belanghebbende was in het onderhavige belastingjaar eigenaar van de woning.
2.2.
Belanghebbende heeft in beroep een “woningwaarderapport” overgelegd, dat is opgemaakt door [naam taxateur] , SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur.
2.3.
De brief van belanghebbende van 21 juni 2024 gericht aan het Hof vermeldt onder meer:
“Nu, na de verhuizing, willen wij afzien van de verdere procedure voor deze zaak. Wij zijn niet meer geïnteresseerd in de verdere afhandeling van de zaak en hebben daar ook geen enkel belang meer bij. Wij hebben geen contact met de nieuwe bewoners. Ook de behandeling van […] [
Hof:[A] ] is voor ons niet meer van belang. Wat ons betreft kan de behandeling door […] [
Hof:[A] ] dus ook stoppen.”

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“1. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de waarde van de woning dient te worden verminderd tot de door eiser voorgestane waarde van € 376.000. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en zal de rechtbank de overige door eiser aangevoerde gronden niet meer beoordelen.
Proceskosten
2. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser voor bezwaar en beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.266 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).
3. Eiser heeft een woningwaarderapport overgelegd op naam van [A] en ondertekend door [naam taxateur] , SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur. Ter zake heeft eiser een verzoek om vergoeding van de kosten voor dat rapport van 2 uur x € 53,00 overgelegd. Dit is in overeenstemming met de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties.[1] (de Richtlijn). Verweerder stelt dat het door eiser overgelegde woningwaarderapport geen deskundigenverslag is. Het rapport is een modelmatig opgesteld rapport dat enkel gegevens bevat die zijn verkregen uit openbare bronnen en het bevat enkel primaire objectkenmerken, die ook niet volledig zijn. Er staat over de woning geen persoonlijke toelichting in het rapport en de persoonlijke deskundige inbreng ontbreekt geheel. Het woningwaarderapport wordt geheel geautomatiseerd uit de database opgesteld met behulp van geraadpleegde openbare bronnen. Indien het adres van de betreffende woning wordt ingevoerd en wordt betaald dan wordt het woningwaarderapport direct ontvangen. De prijs voor een dergelijk rapport bedraagt € 24,95.
4. De rechtbank stelt voorop dat in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit niet wordt gedefinieerd wat onder het begrip ‘deskundige’ moet worden verstaan. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn niet te stellen.[2] De rechtbank is van oordeel dat het door eiser overgelegde rapport voor vergoeding in aanmerking komt. Uit het rapport volgt dat het is aangemaakt door en onder de verantwoordelijkheid van [naam taxateur] , SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur. Uit het rapport volgt ook dat deze persoon het rapport heeft gecontroleerd. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aan de toekenning van een vergoeding van de kosten van het rapport niet in de weg staat dat, naar verweerder stelt, het taxatierapport een modelmatig opgesteld rapport is dat enkel gegevens verkregen uit openbare bronnen bevat en enkel primaire objectkenmerken, die ook niet volledig zijn, en dat er geen taxateur meer aan te pas hoeft te komen.
5. Gelet op hetgeen verweerder onweersproken heeft aangevoerd over de gang van zaken met betrekking tot het overgelegde rapport acht de rechtbank aannemelijk dat [naam taxateur] weinig werk heeft gehad aan het controleren en ondertekenen van het onderhavige rapport. Eiser heeft dit niet betwist en bovendien geen duidelijkheid gegeven over de door [naam taxateur] aan het rapport bestede tijd. Eiser heeft slechts gesteld dat de gevraagde vergoeding conform de Richtlijn is. Een strikte toepassing van de Richtlijn doet in dit geval geen recht aan de vast te stellen vergoeding. De rechtbank acht een tijdsbesteding van 0,5 uur in dit geval redelijk. De rechtbank stelt de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport dan ook vast op € 26,50 (0,5 uur x € 53) + € 24,95 voor het rapport = afgerond € 52.
(…)
[1] Staatscourant 2018, nr. 28796.
[2] Zie het in de uitspraken van verschillende hoven gepubliceerde richtsnoer (proces)kostenvergoeding (de uitspraken van 11 november 2021 van gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2021:2131 en van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2021:10307).”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In hoger beroep is in geschil of de Rechtbank een te hoge proceskostenvergoeding heeft toegekend.
4.2.
De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, maar alleen wat betreft de vergoeding van de (proces)kosten. Met betrekking tot het woningwaarderapport concludeert de Heffingsambtenaar primair dat geen (proces)kosten vergoed worden. Subsidiair concludeert de Heffingsambtenaar dat de proceskostenvergoeding vastgesteld moet worden op een (veel) lager bedrag dan door de Rechtbank is toegekend. Voor de overige proceskosten concludeert de Heffingsambtenaar tot een wegingsfactor van 0,25 dan wel 0,5.
4.3.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Verzoek om uitstel van de zitting
5.1.
Aangezien belanghebbende het Hof in zijn brief van 21 juni 2024 heeft bericht dat hij de machtiging aan [A] intrekt (zie 2.3) en [A] nadien geen nieuwe, recente machtiging van belanghebbende heeft overgelegd, heeft het Hof het verzoek om uitstel van de zitting van [A] afgewezen. [A] is in deze hogerberoepsprocedure geen gemachtigde van belanghebbende.
Kostenvergoeding taxatierapport
5.2.
De Heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat geen (proces)kosten hoeven te worden vergoed voor het woningwaarderapport. Hij voert aan dat het woningwaarderapport geen deskundigenverslag is omdat de desbetreffende WOZ-taxateur [naam taxateur] geen enkele deskundige inbreng heeft toegevoegd.
Subsidiair stelt de Heffingsambtenaar dat een nadere matiging van de vergoeding op zijn plaats is. Het taxatierapport heeft alle kenmerken van een automatisch gegenereerd rapport, dat op diverse plaatsen op internet gratis of tegen geringe kosten in korte tijd gegenereerd kan worden. Via bijvoorbeeld de website van [naam website] is een dergelijk geautomatiseerd rapport voor professionele partijen beschikbaar in de eigen huisstijl, aldus de Heffingsambtenaar.
5.3.
Zoals de Rechtbank terecht tot uitgangspunt heeft genomen wordt het begrip ‘deskundige’ in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht niet gedefinieerd. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een ter zake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat de Rechtbank terecht en op goede gronden het woningwaarderapport heeft aangemerkt als een deskundigenverslag waarvoor een vergoeding kan worden toegekend.
5.4.
Voor een deskundigenrapport in WOZ-zaken gelden de uitgangspunten voor de vergoeding volgens de Richtlijn per 1 juli 2018 (Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Stcrt. 2018, 28796). Is aannemelijk dat de kostenvergoeding volgens die Richtlijn disproportioneel is (hetgeen bijvoorbeeld het geval kan zijn indien het rapport geautomatiseerd tot stand is gebracht), bestaat aanleiding uit te gaan van een geringere tijdsbesteding.
5.5.
Uit voormelde Richtlijn volgt als uitgangspunt voor een niet-inpandige woningtaxatie een tijdsbesteding van 2 uur tegen een tarief van € 53. Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat deze kostenvergoeding disproportioneel is gelet op hetgeen de Heffingsambtenaar – onweersproken – heeft aangevoerd over de geautomatiseerde totstandkoming van het overgelegde woningwaarderapport. Het Hof voegt hieraan nog het volgende toe.
5.6.1.
Het Hof heeft de website van [naam website] bezocht en onderschrijft de conclusie van de Heffingsambtenaar dat het taxatierapport hoogstwaarschijnlijk door deze leverancier is vervaardigd, omdat [A] als een van de gebruikers van de software staat vermeld. In een video wordt uitgelegd hoe de rapportages worden samengesteld en gebruikt, wat de voor- en nadelen zijn en hoeveel tijd het kost om ze te genereren (één rapport 0,2 seconden, terwijl het vervaardigen van een rapport voor een complete vastgoedportefeuille even veel tijd vergt).
5.6.2.
In het beroepschrift wordt een concreet punt benoemd, dat in het taxatierapport niet wordt genoemd, laat staan verdisconteerd in de taxatie van de woning. In het beroepschrift staat dat de het perceel van de woning niet optimaal bruikbaar is omdat een deel in gebruik is als brandgang. Dat dit punt bij de waardering van de woning een rol speelt en hoe hiermee rekening is gehouden, staat niet vermeld in het taxatierapport. Het taxatierapport bevat informatie over drie vergelijkingsobjecten die uit openbare bronnen afkomstig is. Hoe de verkoopprijzen van deze objecten de bepleite WOZ-waarde van de woning onderbouwen, volgt niet uit het taxatierapport. Zo ontbreken factoren zoals ligging, kwaliteit, onderhoud, uitstraling, doelmatigheid en voorzieningen, zodat vergelijking niet mogelijk is, terwijl aan deze factoren wel aandacht wordt besteed in het bezwaar- en beroepschrift. Waarom juist deze objecten geschikt zijn, wordt niet toegelicht, terwijl een dergelijke toelichting door een deskundige een kenmerk is van een deskundigenverslag.
5.6.3.
Gelet op het voorgaande en de grote hoeveelheid soortgelijke taxatierapporten die het kantoor van de voormalige gemachtigde indient bij het Hof, kan aan controle van het taxatierapport niet veel tijd zijn besteed.
5.7.
Een vergoeding van € 52 voor het taxatierapport acht het Hof, gelet op het vermoeden van een geringe tijdsbesteding door een deskundige en de hoeveelheid soortgelijke taxatierapporten die met de software gegenereerd kunnen worden, niet redelijk en staat niet in verhouding tot de daarmee gemoeide kosten.
5.8.
Gelet op het voorgaande heeft de Rechtbank, gelijk het standpunt van de Heffingsambtenaar, in deze zaken een te hoge proceskostenvergoeding toegekend voor het taxatierapport. Het Hof zal de beslissing van de Rechtbank vernietigen en de vergoeding op een lager bedrag vaststellen. De vergoeding wordt, uitgaande van een redelijk te achten tijdsbesteding van tien minuten, vastgesteld op (afgerond) € 10,69 (1/6 uur x € 53 te vermeerderen met 21% btw).
Wegingsfactor
5.9.
De Heffingsambtenaar stelt zich verder op het standpunt dat de Rechtbank bij de toekenning van de proceskostenvergoeding een lagere wegingsfactor tot uitgangspunt had moeten nemen. Hij wijst daarbij onder meer op de door Rechtbank Midden-Nederland gehanteerde wegingsfactor bij WOZ-zaken zoals neergelegd in haar uitspraak van 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4481.
5.10.
Het Hof ziet geen aanleiding om een lagere wegingsfactor toe te kennen dan de Rechtbank heeft gedaan. De beslissing van de Rechtbank om een wegingsfactor 1 toe te kennen, is naar het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk. In de onderhavige zaak is tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure het geschil over de WOZ-waarde behandeld, waarbij belanghebbende op meerdere inhoudelijke punten bezwaar- en beroepsgronden heeft aangevoerd. Pas ter zitting van de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar verklaard dat de waarde van de woning dient te worden verminderd tot de door belanghebbende voorgestane waarde van € 376.000. Verder kan niet gezegd worden dat het geschil in deze zaak in de bezwaar- en beroepsprocedure in essentie om een kwestie van ondergeschikt belang ging.
5.11.
Het ter zitting gedane verzoek van de Heffingsambtenaar om artikel 30a, lid 1 en lid 2, Wet WOZ toe te passen ondanks het geldende overgangsrecht kan het Hof niet volgen. Op grond van dat overgangsrecht blijft deze wettelijke bepaling immers buiten toepassing, voor aanslagen en uitspraken op bezwaar die dateren van vóór 1 januari 2024.
Slotsom
5.12.
Het hoger beroep is gegrond.

Proceskosten en griffierecht

6. Het Hof ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding voor het taxatierapport;
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige;
  • veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten voor het taxatierapport tot een bedrag van € 10,69.
Deze uitspraak is vastgesteld door A. van Dongen, W.M.G. Visser en R.A. Bosman, in tegenwoordigheid van de griffier R. Wijkstra. De beslissing is op 26 september 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.