ECLI:NL:GHDHA:2024:1913

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
22-001313-21
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen met taakstraf opgelegd

Op 22 oktober 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van gewoontewitwassen. De zaak was in hoger beroep na een eerdere veroordeling door de rechtbank Rotterdam op 20 april 2021, waar de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met haar medeverdachte, haar echtgenoot, gedurende een lange periode betrokken was bij het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijven. De verdachte heeft in de periode van 1 juni 2011 tot en met 30 januari 2016 in of omstreeks Rotterdam en Dieren, samen met anderen, geldbedragen verborgen en verhuld, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis niet in stand kon blijven en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, in plaats van een gevangenisstraf, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de behandeling van de zaak. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde en heeft haar vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van het witwassen en de impact op de integriteit van het financiële verkeer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001313-21
PROMIS
Parketnummer: 10-996520-16
Datum uitspraak: 22 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[medeverdachte 1],

geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
Zij (telkens) (op tijdstippen) in of omstreeks de periode 1 juni 2011 tot en met 30 januari 2016 te Rotterdam en/of Dieren, gemeente Rheden, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (in elk geval) (een bedrag van)
-(totaal) circa EUR 90.223,82 en/of ANG 1.150,- en/of USD 586,- en/of
-circa EUR 670.000,-, althans EUR 595.860,-,
althans (telkens) van één of meer geldbedrag(en),
(a.)de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) is en/of dit/deze geldbedrag(en) en/of voorwerp (en) voorhanden heeft gehad en/of
(b.)dit/deze voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat dit/ deze voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s) van het plegen van dit/die misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
subsidiair
Zij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode 1 juni 2011 tot en met 30 januari 2016 te Rotterdam en/of Dieren, gemeente Rheden, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (in elk geval) (een bedrag van)
-(totaal) circa EUR 90.223,82 en/of ANG 1.150,- en/of USD 586,- en/of
-circa EUR 670.000,-, althans EUR 595.860,-,
althans (telkens) van één of meer geldbedrag(en),
(a.)de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) is en/of dit/deze voorwerp (en) en/of geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of
(b.)dit/deze voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden dat dit/ deze voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zij (telkens) (op tijdstippen) in of omstreeks de periode 1
junijanuari201
12tot en met 30 januari 2016
te Rotterdam en/of Dieren, gemeente Rheden, en/of eldersin Nederland tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en), althans alleen, (telkens)
van (een)voorwerp(en), te weten
(in elk geval) (een bedrag van)
-
(totaal) circa EUR 90.223,82een geldbedragen/of ANG 1.150,- en/of USD 586,- en/of
-circa EUR 670.000,-, althans EUR 595.860,-,
althans (telkens) van één of meereengeldbedrag
(en),
(a.)de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) is en/of dit/deze geldbedrag(en) en/of voorwerp (en) voorhanden heeft gehad en/of
(b.)dit/deze voorwerp(en) en/of geldbedrag(en)heeft verworven en
/ofvoorhanden
heeftgehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader
(s)wist(en) dat dit
/deze
voorwerp(en) en/ofgeldbedrag
(en)geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was
/warenuit enig misdrijf
en/of zulksterwijl verdachte en
/ofhaar mededader
(s)van het plegen van dit
/diemisdrijf
/misdrijveneen gewoonte
heeft/hebben gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging [1]
Gewoontewitwassen
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het door de verdachte witwassen van het in de tenlastelegging genoemde bedrag van ca. € 670.000,- althans € 595.860,-.
De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
De verdediging heeft met betrekking tot de overige tenlastegelegde bedragen vrijspraak bepleit en zich overeenkomstig de ter terechtzitting overgelegde schriftelijke pleitnota op het standpunt gesteld dat – samengevat weergegeven - alle contante uitgaven verklaarbaar zijn door legaal beschikbaar, contant geld. Dit legaal beschikbare contante geld bestond uit casinowinsten en loterijen, de ‘lottopot’ van het werk van haar man (hierna: [medeverdachte 2]), verkopen via Marktplaats, schenkingen van schoonmoeder [naam schoonmoeder] en cadeaus en schenkingen (met de ‘warme hand’) van schoonvader [vader van medeverdachte 2]. Daarnaast geldt dat in de kasopstelling ten onrechte het beginsaldo op nul is vastgesteld. De genoemde gelden zijn zonder meer dekkend voor het vermogen dat de FIOD als ‘onverklaarbaar’ bestempelt. De verdachte heeft bovendien een concrete en verifieerbare verklaring afgelegd. Tot slot zal steeds ten aanzien van de concrete posten (zoals bijvoorbeeld de kosten voor levensonderhoud) wetenschap van de verdachte dienen te worden vastgesteld.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn schriftelijk requisitoir – kort gezegd - op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de verdachte omtrent de schenkingen door haar schoonvader niet voldoende concreet noch in enige mate verifieerbaar zijn. Gelet daarop is niet aannemelijk geworden dat [medeverdachte 2] tienduizenden euro’s heeft ontvangen van zijn vader. Datzelfde heeft te gelden voor de contante inkomsten uit verkopen via Marktplaats, het casino of loterijen. Wel acht de advocaat-generaal aannemelijk dat bepaalde goederen die in bijlage III bij het vonnis van de rechtbank zijn opgenomen, door de schoonouders van de verdachte zijn gefinancierd nu daarvoor uit het strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) voldoende aanwijzingen zijn gebleken.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als zo'n verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen. (Vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352)
Het hof overweegt als volgt.
Casinowinsten/loterijen/Lottopot/verkopen via Marktplaats
De verklaring van de verdachte dat er casinowinsten zijn gemaakt en loterijen zijn gewonnen is naar het oordeel van het hof zonder nadere duiding onvoldoende concreet en verifieerbaar. Datzelfde heeft te gelden voor de enkele stelling dat verkopen via Marktplaats zijn gedaan. Voor wat betreft de lottopot ten bedrage van zo’n € 1.400,- van het werk van [medeverdachte 2] welke hij thuis zou bewaren heeft te gelden dat deze verklaring weliswaar concreet en verifieerbaar is, maar gelet op de resultaten van het onderzoek in het dossier, hoogst onwaarschijnlijk is. Het openbaar ministerie was niet gehouden naar aanleiding van deze verklaring van de verdachte nader onderzoek te verrichten. Het hof wijst op het feit dat er weliswaar enveloppen met contante bedragen (briefgeld) zijn aangetroffen in de woning van de verdachte, maar geen van deze enveloppen bevat een bedrag wat in de buurt komt van een bedrag van ongeveer € 1.400,- en van de gevonden bedragen is als ze worden samengevoegd geen totaal van ongeveer € 1.400,- te maken. Uit een verklaring van een collega van [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 2] weliswaar de pot beheerde, maar dat hij deze bewaarde in een locker op zijn werk en dat men per week € 2,- betaalde. In de woning van de verdachte is tijdens de doorzoeking geen muntgeld aangetroffen.
Schenkingen vader [vader van medeverdachte 2] en moeder [moeder van medeverdachte 2]
Voor wat betreft de gestelde schenkingen van vader en moeder [medeverdachte 2], overweegt het hof als volgt.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn sinds 1994 samen. Zij zijn vanaf 2001 gehuwd in gemeenschap van goederen en voerden een gezamenlijke huishouding. [medeverdachte 2] was tot zijn aanhouding op 1 maart 2016 werkzaam als ambtenaar bij de Belastingdienst/Douane. In 2015 verdiende hij gemiddeld € 2.000,- netto per maand. [medeverdachte 1] was gedurende de onderzoeksperiode werkzaam bij een bedrijf in Barendrecht en verdiende in 2015 gemiddeld ruim € 2.100,- per maand. Op 15 februari 2016 zijn door de rechter-commissaris machtigingen tot het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek afgegeven ten aanzien van de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Aanleiding voor de aanvraag strafrechtelijk financieel onderzoek was de verdenking ten aanzien van [medeverdachte 2] van het verrichten van handelingen in de geautomatiseerde systemen van de Douane welke de invoer van verdovende middelen mogelijk zouden maken, waarmee hij veel geld zou verdienen. Door de FIOD is onderzoek gedaan naar de contante ontvangsten en uitgaven van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. In dat kader zijn hun bankrekeningen geanalyseerd. Daarnaast zijn contante uitgaven onderzocht in de categorieën levensmiddelen en non-food, vervoermiddelen, vakantie-uitgaven, de schoonmaakster, schenkingen/bezit Curaçao. Ook zijn in het onderzoek uitgaven betrokken die op basis van informatie uit het strafrechtelijk financieel onderzoek naar voren zijn gekomen. Na aftrek van de verklaarbare contante uitgaven, zouden volgens de FIOD in de periode 1 januari 2012 tot en met januari 2016 onverklaarbare contante bedragen resteren ter hoogte van de tenlastegelegde bedragen, te weten € 90.223,82, ANG 1.150 en USD 586. [2]
Bij deze uitkomst van de kasopstelling, waarbij sprake is van een omvangrijke contante geldstroom en zeer ongebruikelijk grote contante uitgaven, mag van de verdachte, die een gezamenlijke huishouding voerde met [medeverdachte 2] en met hem was gehuwd in gemeenschap van goederen - in de context van het strafrechtelijk onderzoek naar [medeverdachte 2] - worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van het contante geld.
De verdachte heeft op 5 februari 2016 bij de FIOD verklaard dat haar schoonvader haar man af en toe wel eens wat toestopte. Zij weet niet om hoeveel geld het ging. In nadere verhoren heeft zij zich beroepen op haar zwijgrecht. Bij de raadsheer-commissaris heeft zij onder andere verklaard dat door haar schoonvader een scooter, een Polo en twee Gazellefietsen zijn geschonken. Voor wat betreft haar verklaring bij de FIOD over de giften van haar schoonmoeder aan [medeverdachte 2] dat het “niet om tienduizenden en soms zelfs niet over duizenden. Het ging om honderden euro’s” heeft zij bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij heeft bedoeld te zeggen dat het soms niet over duizenden ging, maar meestal wel.
Deze verklaring van de verdachte, die er kort gezegd op neer komt dat haar man geld van zijn ouders en met name zijn vader heeft ontvangen, is naar het oordeel van het hof op zich concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Het openbaar ministerie was dus gehouden nader onderzoek te verrichten. Daarbij geldt echter dat de verdachte pas in een laat stadium van het strafproces nadere en concretere verklaringen heeft afgelegd. Er was toen al veel onderzoek gedaan door de FIOD, waaronder het (uitgebreid) horen van (schoon)moeder [naam schoonmoeder] en verhoren van de man van de verdachte. Ook zijn gegevens opgevraagd bij de Belastingdienst. Naar het oordeel van het hof lag het niet op de weg van het openbaar ministerie om – nadat de verdachte uitgebreid had verklaard over de schenkingen van haar schoonouders – hiernaar nog nader onderzoek te doen, nu dit nadere onderzoek niet meer zou kunnen inhouden dan het onderzoek zoals reeds verricht. Dit betekent dat het hof op basis van de in het dossier vervatte onderzoeksresultaten zal beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden, omdat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof is van oordeel dat daarvan sprake is en dat het niet anders kan zijn dan dat een groot deel van het tenlastegelegde bedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het hof overweegt als volgt.
[medeverdachte 2] heeft zich bij de FIOD op zijn zwijgrecht beroepen. Bij de raadsheer-commissaris heeft hij verklaard dat hij in 2015 € 34.000,- van zijn vader heeft ontvangen. € 25.000,- hiervan heeft hij niet opgegeven bij de Belastingdienst omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat dat bedrag onder de schenkingsvrijstelling viel. Het bedrag van € 6.800,- dat is gestort op de rekening van de verdachte en een bedrag van € 8.000,- dat vanuit Nederland in contanten is meegegeven naar Curaçao via de tante van de verdachte waren afkomstig van dat in 2015 geschonken bedrag. In totaal heeft hij tienduizenden euro’s ontvangen van zijn vader.
Op 11 februari 2016 heeft (schoon) moeder [medeverdachte 2] bij de FIOD als getuige verklaard dat zij van haar zoon [medeverdachte 2] had begrepen dat hij regelmatig iets van haar man kreeg. Hij heeft niet verteld om hoeveel geld het ging. Voor de Kerstdagen van (naar het hof begrijpt 2015) heeft zij haar zoon [medeverdachte 2] een kunststof pui geschonken. Dat was in eerste instantie een lening en betrof een bedrag van ongeveer € 6.000,-. Zij heeft op 7 april 2016 verklaard dat zij [medeverdachte 2] wel eens wat toestopte als hij kwam, soms twee keer in de week, soms één keer in de week. Dat ging om bedragen van soms 50 euro, soms wel 100 euro. Zij verklaart voorts dat zij zelf op de pui en een kinderwagen en kinderkamer na geen grote schenkingen heeft gedaan. Van het geld dat zij met schoonmaakwerk heeft verdiend, denkt zij dat [medeverdachte 2] het meeste heeft gekregen.
Uit een door de verdediging ter terechtzitting (in eerste aanleg) overgelegde schriftelijke verklaring gedateerd 12 maart 2020 van [moeder van medeverdachte 2] volgt dat zij haar extra inkomsten vanaf 2001 aan [medeverdachte 2] is gaan schenken. Daarnaast staat in deze verklaring dat haar man voor 2010 cadeaus schonk aan [medeverdachte 2] en zijn gezin en na 2010 geld om cadeaus voor te kopen. Zij noemt in dat kader specifiek een auto.
Bij een zoekslag in het systeem van de Belastingdienst op 18 februari 2016 waarbij gekeken kon worden naar de periode vanaf 2000, is niet gebleken van aangiften schenkbelasting door [medeverdachte 2] en diens vader en/of opa. Bij een zoekslag op 31 maart 2016 bleek evenmin van aangiften van schenking door moeder van medeverdachte 2]. Op 25 april 2016 is de FIOD een aangifte schenkbelasting verstrekt. Het betreft een niet ondertekende aangifte schenkbelasting 2016 van ontvanger [medeverdachte 2] welke op 2 maart 2016 is ontvangen door de Belastingdienst en waarop een schenkingsbedrag van € 9.000,- is vermeld, ontvangen door [medeverdachte 2] van [vader van medeverdachte 2] (vader). Op 14 april 2016 is de aangifte opnieuw ontvangen door de Belastingdienst, ditmaal wel ondertekend en met een ingevulde datum van schenking (juli 2015).
De verklaringen van [medeverdachte 2] dat hij “tienduizenden” euro’s zou hebben ontvangen van zijn vader, vinden naar het oordeel van het hof geen steun in het dossier en zijn daarom naar het oordeel van het hof niet aannemelijk. [medeverdachte 2] is de enige die het over bedragen heeft van “tienduizenden euro’s”. Van de gesteld ontvangen € 34.000,- in 2015 kan bij de Belastingdienst slechts bevestiging worden gevonden voor een bedrag van € 9.000,-. Voor wat betreft de verklaringen van [moeder van medeverdachte 2] over haar schenkingen aan [medeverdachte 2] overweegt het hof dat daar waar zij bij de FIOD verklaart dat zij [medeverdachte 2] “wel eens wat toestopte” en bedragen tussen de € 50,- en € 100,- noemde, zij gaandeweg de strafzaak steeds meer en hogere bedragen is gaan noemen. Met betrekking tot schenkingen door haar echtgenoot kan zij over de hoogte van de bedragen feitelijk niets verklaren. Dat geldt ook voor de verklaringen van [medeverdachte 1]. Daar waar zij eerst verklaart niet te weten om hoeveel geld het ging, verklaart zij pas recent bij de raadsheer-commissaris dat het meestal “over duizenden” ging.
Het hof weegt de verklaringen van [medeverdachte 2] ook tegen de achtergrond van het volgende. De vader van [medeverdachte 2] was ontwerper bij fietsproducent Gazelle en was 37 jaar toen hij werd afgekeurd. Zijn vrouw, [moeder van medeverdachte 2], heeft altijd voor het gezin gezorgd, maar ging schoonmaakwerk doen toen [vader van medeverdachte 2] werd afgekeurd. [moeder van medeverdachte 2] heeft bij de FIOD verklaard dat zij in een huurwoning woont en een inkomen heeft bestaande uit AOW, pensioen en toeslagen van bij elkaar ongeveer € 1.500,- (netto). Toen haar man nog leefde was het gezamenlijk inkomen een bedrag van € 2.000,- (netto). In een afgeluisterd gesprek op 2 oktober 2015 zegt [moeder van medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 2] dat ze moet kijken hoe ze uitkomt en dat het geen vetpot is. De opa van [medeverdachte 2] heeft vroeger gewerkt bij een zadelfabriek. Zijn vrouw was huisvrouw. Zij hadden geen koophuis. De broer van [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zijn opa lege flessen verzamelde en naar lege huizen die gesloopt werden ging, om het koper eruit te halen, dat hij daar een spaarpot van gemaakt heeft en dat hij dit geld heeft gegeven aan vader [vader van medeverdachte 2]. Dat was nog in het gulden tijdperk.
Het hof concludeert op grond van het bovenstaande dat de inkomens- en vermogenspositie van de ouders van [medeverdachte 2] betrekkelijk marginaal was. Het hof acht het – ook als zij zeer zuinig geleefd hebben - hoogst onwaarschijnlijk dat [medeverdachte 2] de substantiële bedragen waar de verdediging van spreekt als schenking van hen heeft ontvangen. Bij gebreke van overige verklaringen omtrent de herkomst van het geld kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat een groot deel van het tenlastegelegde bedrag uit misdrijf afkomstig is. Wel acht het hof aannemelijk dat door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en hun kinderen (kleinere) bedragen zijn ontvangen van [vader van medeverdachte 2] en [moeder van medeverdachte 2]. Deze bedragen zullen in het navolgende worden gespecificeerd. Daarnaast zal worden ingegaan op datgene wat door de verdediging specifiek per post naar voren is gebracht.
Het totaaloverzicht uit het proces-verbaal zaaksdossier Zaak Witwassen geeft op p. 199 het volgende overzicht als het gaat om in het proces-verbaal in kaart gebrachte bedragen aan onverklaarbaar vermogen [3] :
Bankrekeningen
Contante stortingen
€ 18.605,00
[betrokkene 3]
€ 2000,00
Roberto
€ 1853,62
Levensmiddelen en non-food
€ 4742,77
Vervoermiddelen
Volkswagen Polo
€ 10.250,00
Mercedes
€ 242,87
AGM V641
€ 1760,59
Brandstofverbruik
€ 6117,69
Vakantieuitgaven
Storting op rekening [medeverdachte 1]
€ 2000,00
Autohuur 2014
ANG 1.150,00
Schoonmaakster
€ 1.150,00
Schenkingen/bezit Curaçao
Money transfers
€ 2050,00
Contant geld met tante
€ 8000,00
Strafrechtelijk financieel onderzoek
€ 35.011,14
Doorzoekingen
Contant geld
€ 5110,00
ANG 845,00
Contante uitgaven
€ 2629,85
$ 586,00
Totaal contant geld
€ 101.523,53
ANG 1.995,00
$ 586,00
Dat deze bedragen contant zijn uitgegeven of aangetroffen, is door de verdediging niet betwist.
Beginsaldo
De verdediging heeft betoogd dat het beginsaldo niet op nul dient te worden gesteld nu het even aannemelijk is dat op die datum contant spaargeld voorhanden was. Het hof verwerpt dit verweer. Uit onderzoek naar bankgegevens blijkt dat in het jaar 2012 in 39 transacties in totaal € 15.300,00 contant wordt opgenomen van de creditcard die op naam staat van [medeverdachte 1] [4] . In datzelfde jaar wordt een bedrag van € 16.825,00 contant gestort op de ABN-AMRO-rekening die op naam staat van [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] [5] . Aan het opnemen van geldbedragen van de creditcard zijn kosten verbonden van € 10,- per opname [6] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij de creditcardopnamen gebruikte om een ander gat te dichten [7] . Deze gang van zaken is niet voor de hand liggend als er contant spaargeld voorhanden zou zijn.
Levensmiddelen en non-food
In de portemonnee van [medeverdachte 2]zijn twee bonuskaarten van Albert Heijn aangetroffen. Op deze kaarten zijn de aankopen bij Albert Heijn geregistreerd (contant en per bank). De betalingen per bank zijn vergeleken met de transactiegegevens van de bekende betaalrekeningen van [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], hun kinderen en de creditcard [8] . Uit AMB-140 volgt dat (slechts) één pintransactie (op 22 november 2015) niet zichtbaar is op de gevorderde bankmutaties van de bij het onderzoeksteam bekende bankrekeningen [9] . Het voorgaande maakt dat het hof de bonuskaarten koppelt aan [medeverdachte 2] en de contante aankopen geregistreerd op de bij [medeverdachte 2] aangetroffen bonuskaarten als contante uitgave van in totaal € 4.742,77 opneemt in de kasopstelling. Deze uitgave wordt immers niet verklaard door opnames van contante gelden van een bankrekening.
Vakantie-uitgaven – storting op rekening [medeverdachte 1]
Het bedrag van € 2.000,- wordt in zijn geheel meegenomen in de kasopstelling. Dat dit bedrag, twee contante stortingen op 12 en 15 augustus 2013 van in totaal € 2.000,00 [10] , geheel afkomstig zou zijn van eerder gedane money transfers door [medeverdachte 1], is op basis van het dossier niet aannemelijk, nu in de periode 11 mei 2012 tot en met 15 juli 2013 een bedrag van in totaal € 1.050,- is overgemaakt en de begunstigde steeds de vader van [medeverdachte 1] betrof [11] . Op basis van het dossier acht het hof het aannemelijk dat er een bedrag van € 2.000,00 contant is meegenomen vanuit Nederland naar Curaçao waar het vervolgens na storting in Antilliaanse guldens is opgenomen.
Schoonmaakster
Ten aanzien van de post ‘schoonmaakster’ overweegt het hof dat uit de door de schoonmaakster als getuige afgelegde verklaring (G-15-01) volgt dat zij per keer € 20,- ontving terwijl zij vanaf april 2015 tot en met augustus 2015 wekelijks kwam werken [12] . Dit levert een bedrag op van 20 weken maal € 20,- is € 400,-. De post schoonmaakster moet in zoverre worden bijgesteld.
Vervoermiddelen
Met betrekking tot de Volkswagen Polo die [betrokkene 1] in opdracht van [medeverdachte 2] heeft gekocht ten bedrage van € 9.750 ex provisie, overweegt het hof dat het aannemelijk is dat dit een cadeau betreft van [vader van medeverdachte 2], mede gelet op de verklaring hieromtrent van [moeder van medeverdachte 2]. Het totaalbedrag van € 10.250,- bedrag zal in mindering worden gebracht op de kasopstelling.
Voor wat betreft de post ‘Vervoermiddelen’ acht het hof het voorts aannemelijk dat ook de scooter AGM V641 een cadeau betrof. Dit bedrag ad € 1.760,59 zal op de kasopstelling in mindering worden gebracht.
Schenkingen/bezit Curaçao – money transfers
Uit AMB-084 volgt dat op 11 mei 2012 € 50,-, op 13 mei € 400,-, op 18 juni 2013 € 200,-, op 15 juli 2013 € 400,- en tot slot op 4 maart 2014 € 1.000,- vanuit Nederland via money transfers is overgeboekt naar Curaçao met als begunstigde [vader van medeverdachte 1] [13] . Dit betreft een totaalbedrag van € 2.050,-. Genoemde informatie is opgevraagd middels een ‘verzoek verstrekking gegevens uit: databestand ongebruikelijke transacties’ [14] . Het hof heeft gelet daarop geen enkele aanleiding te veronderstellen dat deze transacties niet contant in Nederland zouden zijn verricht. Bovendien betreffen deze transacties niet de door de verdediging in de pleitnota genoemde bedragen van € 172,- en € 182,-. Het bedrag van € 2.050,- zal volledig worden meegenomen in de kasopstelling.
Strafrechtelijk financieel onderzoek
Met betrekking tot de post ‘Strafrechtelijk financieel onderzoek’ acht het hof het aannemelijk dat die posten waarvan de verdediging heeft gesteld dat het cadeaus betreffen van ouders en/of schoonouders, in mindering dienen te worden gebracht nu sprake is van herleidbare contante inkomsten. Dit betreft de posten:
Bron
Bedrijf
Bedrag contant
SFO-11
Boom tweewielers
€ 1.545,33
SFO-12
[pianoleraar] (pianoles)
€ 524,50
SFO-13
Wood Creations
€ 796,50
SFO-014a
Vodafone
€ 479,99
SFO-015
Bandenservice Prinsenland
€ 377,50
SFO-021
Kookpunt
€ 300,00
SFO-022
Noordsant tuininrichting
€ 2.000,00
SFO-031
RION
€ 2.057,40
SFO-038
Eigenhuis Keukens
€ 1.234,00
SFO-042
Karwei/Gamma
€ 157,99
SFO-057
Bako Koeling
€ 1.425
SFO-067
[betrokkene 5]
€ 489,60
Totaal
-€ 11.387,81
De post SFO-20 Jordens kunststoffen zal niet worden afgetrokken. In het dossier wordt steeds gesproken over het betalen van de kunststof voorpui, inclusief voordeur door de moeder van [medeverdachte 2]. Dit was in 2015 en betrof een bedrag dat is betaald per bank. Het bedrag dat als post SFO-020 is opgenomen, betreft een in 2014 contant betaald bedrag met betrekking tot een kunststof schuifpui.
Datzelfde geldt voor de post SFO-047a. Dit betreft een verblijf bij Landal GreenParks in oktober 2015 (aankomst 16 oktober 2015, vertrek 19 oktober 2015). In die periode zijn OVC-gesprekken opgenomen. Uit een OVC-gesprek op 18 oktober 2015 volgt dat [medeverdachte 2] zegt dat [moeder van medeverdachte 2] hen bedankt voor het weekend. Dit duidt er op dat niet [moeder van medeverdachte 2], maar het gezin [achternaam medeverdachte 2] de kosten van het verblijf heeft voldaan.
Wel zal worden afgetrokken de post SFO-033 ten bedrage van € 1.420,- die betrekking heeft op contante uitgaven bij G-Star. [medeverdachte 1] heeft hieromtrent een aannemelijke verklaring afgelegd.
Dit betekent dat ten aanzien van de post SFO een bedrag van in totaal € 12.767,81 zal worden afgetrokken.
De post SFO komt – met inachtneming van het voorgaande – op het volgende neer:
Bron
bedrijf
Bedrag contant
SFO-010
Dierdorado B.V.
€ 780,60 [15]
SFO-011
Boom tweewielers
-
SFO-012
[pianoleraar]
-
SFO-013
Wood creations
-
SFO-014a
Vodafone
-
SFO-015
Bandenservice Prinsenland
-
SFO-020
Jordens kunststoffen
€ 5.788,00 [16]
SFO-021
Kookpunt
-
SFO-022
Noordsant tuininrichting
€ 46,06 [17]
SFO-023
Topshelf
€ 1.066,27 [18]
SFO-026
Take C’hair
€ 881,50 [19]
SFO-027
Kruidvat
€ 23,19 [20]
SFO-028
Cosmo Kappers
€ 1.850,64 [21]
SFO-029
Nederlandse Installatie Maatschappij
€ 564,00 [22]
SFO-030
Citylens
€ 180,00 [23]
SFO-031
RION wooninrichting
-
SFO-032
Mediamarkt
€ 958,04 [24]
SFO-033
G-Star
-
SFO-037
Van den Assem schoenen
€ 1.310,35 [25]
SFO-038
Eigenhuis keukens
-
SFO-039
Domino’s Pizza
€ 841,45 [26]
SFO-040
Catering Ramini
€ 206,25 [27]
SFO-041
Nieuw Rotterdams Café
€ 282,05 [28]
SFO-042
Karwei/Gamma
-
SFO-046
Landgoed Avegoor
€ 90,00 [29]
SFO-047a
Landal
€ 591,70 [30]
SFO-048
Coolblue
€ 1.869,90 [31]
SFO-049
Ici Paris
€ 384,64 [32]
SFO-050
S.P.M. Car cleaning
€ 65,00 [33]
SFO-057
Bako koeling
-
SFO-058
Capi-Lux Netherlands
€ 164,88 [34]
SFO-060
Glashandel Rotterdam
€ 1.127,34 [35]
SFO-062
Whirlpool
€ 19,95 [36]
SFO-066
Thuisbezorgd.nl
€ 698,00 [37]
SFO-067
[betrokkene 5]
-
SFO-069
Nespresso
€ 175,00 [38]
SFO-081
Medica Esthetica
€ 750,00 [39]
SFO-085
Auto Hoogenboom B.V.
€ 33,52 [40]
SFO-091
Goossens wonen en slapen
€ 630,00 [41]
SFO-096
Zunara Hairshop
€ 700,00 [42]
Totaal
€ 22.078,33
Doorzoekingen, contante uitgaven
Ten aanzien van de post ‘doorzoekingen, contante uitgaven’ acht het hof het aannemelijk dat de koptelefoon van het merk Beats by Dr. Dre ten bedrage van € 100,- is aangeschaft door de dochter van verdachte. Dit bedrag zal op de kasopstelling in mindering worden gebracht. Datzelfde geldt voor het bedrag van € 145,72 dat ziet op de Gall&Gall, nu deze uitgave is gedaan met behulp van een Gall&Gall-kaart die niet op naam staat van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1].
De contante uitgaven die op basis van de aangetroffen bonnen resteren, betreffen in totaal een bedrag van € 2.384,13 en $ 586,-. [43]
Verklaarbare contante inkomsten
Als verklaarbare contante gelden dienen tot slot te worden afgetrokken:
Verkoop Opel Vectra
€ 200,00
Contante opnames vakantie
€ 2.036,10
Jan Groen
€ 63,61
Schenking vader
€ 9.000
Totaal
€ 11.299,71
Daarnaast acht het hof het aannemelijk dat de verdachte van zijn moeder geld kreeg als hij haar bezocht. Het hof schat dit bedrag, afgaande op de verklaringen van [moeder van medeverdachte 2] dat de verdachte tussen de € 50 en € 100,- per bezoek kreeg op € 10.000,00 in de onderzochte periode. Ten aanzien van de ANG 845,00 die bij de doorzoeking zijn aangetroffen geldt dat deze niet op de tenlastelegging terugkomen en dat de advocaat-generaal teruggave heeft gevorderd. Het hof houdt het er daarom voor dat dit ook verklaarbare contante gelden zijn.
Kasopstelling
Het voorgaande leidt tot de volgende kasopstelling:
Bankrekeningen
Contante stortingen
€ 18.605,00 [44]
[betrokkene 3]
€ 2000,00 [45]
Roberto
€ 1.853,62 [46]
Levensmiddelen en non-food
€ 4.742,77
Vervoermiddelen
Mercedes
€ 242,87 [47]
Brandstofverbruik
€ 6.117,69 [48]
Vakantie-uitgaven
Storting op rekening [medeverdachte 1]
€ 2.000,00
Autohuur 2014
ANG 1.150,00 [49]
Schoonmaakster
€ 400,00
Schenkingen/bezit vanuit Nederland
Money transfers
€ 2.050,00
Contant geld met tante
€ 8.000,00 [50]
Strafrechtelijk financieel onderzoek
€ 22.078,33 (€ 35.011,14 minus € 12.932,81)
Doorzoekingen
Contant geld
€ 5.110,00 [51]
ANG 845,00
Contante uitgaven
€ 2.384,13 (€ 2.629,85 minus € 100,00 en € 145,72)
$ 586,00
Totaal contant geld
€ 75.584,41
ANG 1.995,00
$ 586,00
Minus verklaarbare contante gelden
Verkoop Opel Vectra
€ 200,00
Contante opnames vakantie
€ 2.036,10
Jan Groen
€ 63,61
Schenking vader
€ 9.000,00
Schenking moeder
€ 10.000,00
Bij doorzoeking aangetroffen Antilliaanse guldens
ANG 845,00
Totaal
€ 21.299,71
ANG 845,00
Totaal contant geld minus verklaarbare contante gelden
Ongeveer € 50.000,00
ANG 1.150,00
$ 586,00
De verdediging heeft betoogd dat strafrechtelijke betrokkenheid van de verdachte niet kan worden vastgesteld als het gaat om contante uitgaven die haar partner [medeverdachte 2] heeft gedaan, bijvoorbeeld de boodschappen en tankbeurten. Daarnaast is niet gebleken dat de verdachte wetenschap had van de (oorspronkelijke) schenking van € 8.000,- die vervolgens is meegegeven aan de tante naar Curaçao.
Het hof overweegt dat de verdachte en [medeverdachte 2] waren gehuwd in gemeenschap van goederen en een gezamenlijke huishouding voerden waarbij zij de zorg droegen voor twee kinderen [52] . Zij spraken periodiek over de financiën, zo heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard [53] . Op de en/of-rekening van de verdachte en haar partner van ABM-Amro, die zo bleek uit onderzoek voornamelijk werd gebruikt door de verdachte, zijn in de periode 2012 tot en met 2015 contante bedragen van in totaal € 36.075,- gestort [54] . De zich in het dossier bevindende OVC-gesprekken en tapgesprekken geven naar het oordeel van het hof blijk van voldoende inzicht in de financiën bij de verdachte. Het hof wijst op OVC-026 waarin het gaat over geld op de rekening van de verdachte zetten voor de aanschaf van tickets en OVC-027 en -028 over geld storten op de rekening van de verdachte [55] . In OVC-045 zegt [medeverdachte 2] tegen de verdachte dat hij zit te denken of hij nog even langs de bank gaat, waarop de verdachte zegt dat het misschien goed is om af en toe te wisselen van bank [56] .
Voor wat betreft het bedrag van € 8.000,- spreken de OVC-gesprekken 047 en 048 boekdelen als het gaat om betrokkenheid en wetenschap van de verdachte. In OVC-047 spreken verdachte en [medeverdachte 2] over het bedrag van achtduizend euro dat is meegegeven aan de tante van de verdachte en de opmerking van de verdachte dat het een heel gedoe was omdat ze alles moest open maken en tellen en dat haar tante vroeg waar het geld vandaan kwam [57] . Uit OVC-048 volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte ten opzichte van haar tante heeft verhuld wat de herkomst was van dat geld. Zij zegt tegen haar man dat haar tante had gevraagd waar zij het geld vandaan had en de verdachte zou hebben geantwoord: “Wij hebben de auto van [vader van medeverdachte 2] verkocht. Ik heb niet gelogen, want we hebben de auto de auto verkocht.” [58] Uit het dossier volgt dat deze auto weliswaar is verkocht, maar dat dit door de zwager van de verdachte is gedaan en dat het verkoopbedrag van € 4.750,- giraal is overgemaakt naar de rekening van [moeder van medeverdachte 2].
Het hof leidt uit de inhoud van de genoemde OVC-gesprekken af dat de verdachte niet alleen direct betrokken was bij contante stortingen en opnames, maar ook dat zij wist dat deze niet konden worden verklaard uit de door haar en haar man legaal verkregen inkomsten. Er was sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar man, medeverdachte [medeverdachte 2] en zij kunnen worden aangemerkt als medeplegers van het (gewoonte)witwassen van geld met een criminele herkomst.
De conclusie luidt dat de verdachte zich, in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2], heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een bedrag van ongeveer € 50.000,00, ANG 1.150,00 en $ 586,00.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van gewoontewitwassen

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met haar echtgenoot, gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) gewoontewitwassen van geldbedragen. Door de opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt daardoor ondermijnd en de maatschappij wordt veel schade toegebracht. Het hof rekent dit de verdachte aan en neemt daarbij in overweging dat de verdachte en haar echtgenoot kennelijk uit puur eigen geldelijk gewin gehandeld hebben. Zij nemen tot op de dag van vandaag, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, geen verantwoordelijkheid voor hun kwalijke handelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat gezien de ernst en lange duur van de feiten een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
Het hof stelt evenwel vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De termijn ten aanzien van de behandeling van de zaak in hoger beroep, die is aangevangen op 4 mei 2021 (datum instellen hoger beroep) terwijl het arrest is gewezen op 22 oktober 2024, is met 537 dagen overschreden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. TH.W.H.E. Schmitz, mr. K. Versteeg en mr. B. Vogel, in bijzijn van de griffier mr. R. Dieteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 oktober 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit – tenzij anders vermeld - de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer OPV-AD-001-6056500, van de Belastingdienst/FIOD en Rijksrecherche (doorgenummerd p. 1 t/m 022008).
2.Proces-verbaal zaaksdossier Zaak Witwassen, documentcode OPV-ZD-003, onderzoek Stekelbaars/6056500.
3.Proces-verbaal Zaaksdossier Zaak Witwassen, OPV-ZD-003, Stekelbaars/6056500, p. 199.
4.AMB-051, proces-verbaal van analyse creditcard nummer 5475910627814911/5532960163146265, ordner 6, p. 21098 – 21101.
5.Proces-verbaal zaaksdossier Zaak Witwassen, ordner 1, p. 147 t/m 150.
6.AMB-051, proces-verbaal van analyse creditcard nummer 5475910627814911/5532960163146265, ordner 6, p. 21098 – 21101.
7.V03-01, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 februari 2016, ordner 2, p. 10152.
8.AMB-054, proces-verbaal van bevindingen Analyse bonuskaart, ordner 6, p. 21107 – 21108.
9.AMB-140, proces-verbaal van bevindingen m.b.t. Albert Heijn bonuskaart nummer 2 621122 2007 10, ordner 6, p. 21575 – 21577.
10.RHV-005A-8, proces-verbaal bevindingen uitlevering of overbrenging van bescheiden of gegevens, recherche samenwerkingsteam (RST) Curaçao d.d. 22 juli 2016, p. 50925 en 50926, Proces-verbaal Zaaksdossier Zaak Witwassen, OPV-ZD-003, Stekelbaars/6056500, p. 161.
11.AMB-084, proces-verbaal money-transfers [medeverdachte 1], ordner 6, p. 21305 – 21306.
12.G-15-01, proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam schoonmaakster] d.d. 2 mei 2016, ordner 3, p. 10465 - 10468.
13.AMB-084, proces-verbaal money-transfers [medeverdachte 1], ordner 6, p. 21305 - 21306, G-26-01, proces-verbaal van verhoor getuige [vader van medeverdachte 1], p. 10542.
14.AMB-010, verzoek verstrekking gegevens uit: databestand ongebruikelijke transacties, ordner 4, p. 20085 – 20087.
15.SFO-010, proces-verbaal bevindingen m.b.t. de uitlevering van bescheiden en gegevens, ordner 21, p. 51162 t/m 51164.
16.SFO-020, idem, ordner 21, p. 51188 t/m 51199.
17.SFO-022, idem, ordner 21, p. 51192 t/m 51193.
18.SFO-023, idem, ordner 21, p. 51194 t/m 51195.
19.SFO-026, idem, ordner 21, p. 51201 t/m 51202.
20.SFO-027, idem, ordner 21, p. 51203 t/m 51204.
21.SFO-028, idem, ordner 21, p. 51205 t/m 51206.
22.SFO-029, idem, ordner 21, p. 51207 t/m 51209.
23.SFO-030, idem, ordner 21, p. 51210 t/m 51212.
24.SFO-032, idem, ordner 21, p. 51215 t/m 51217.
25.SFO-037, idem, ordner 21, p. 51227 t/m 51230.
26.SFO-039, idem, ordner 21, p. 51233 t/m 51236.
27.SFO-032, idem, ordner 21, p. 51237 t/m 51239.
28.SFO-041, idem, ordner 21, p. 51240 t/m 51243.
29.SFO-046, idem, ordner 21, p. 51253 t/m 51255.
30.SFO-047a, idem, ordner 21, p. 51259 t/m 51261.
31.SFO-048, idem, ordner 21, p. 51262 t/m 51264.
32.SFO-049, idem, ordner 21, p. 51265 t/m 51266.
33.SFO-050, idem, ordner 21, p. 51267 t/m 51269.
34.SFO-058, idem, ordner 21, p. 51290 t/m 51291.
35.SFO-060, idem, ordner 21, p. 51295 t/m 51297.
36.SFO-062, idem, ordner 21, p. 51300 t/m 51302.
37.SFO-066, idem, ordner 21, p. 51309 t/m 51312.
38.SFO-069, idem, ordner 21, p. 51319 t/m 51322.
39.SFO-081, idem, ordner 21, p. 51349 t/m 51351.
40.SFO-085, idem, ordner 21, p. 51358 t/m 51359.
41.SFO-091, idem, ordner 21, p. 51371 t/m 51372.
42.SFO-096, idem, ordner 21, p. 51381 t/m 51383.
43.Proces-verbaal Zaaksdossier Zaak Witwassen, OPV-ZD-003, Stekelbaars/6056500, ordner 1, p. 190.
44.Proces-verbaal Zaaksdossier Zaak Witwassen, OPV-ZD-003, Stekelbaars/6056500, ordner 1, p. 150.
45.Proces-verbaal Zaaksdossier Zaak Witwassen, OPV-ZD-003, Stekelbaars/6056500, ordner 1, p. 152, G18-01, proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 3] d.d. 24 mei 2016, ordner 3, p. 10482 – 10488.
46.Proces-verbaal Zaaksdossier Zaak Witwassen, OPV-ZD-003, Stekelbaars/6056500, ordner 1, p. 153, AMB-196, proces-verbaal WhatsApp gesprekken tussen [medeverdachte 1] en haar vader, p. 22884.
47.SFO-045, proces-verbaal verstrekking Rogam d.d. 14 april 2016, ordner 21, p. 51251 – 51252.
48.AMB-243, proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar tankkosten d.d. 25 augustus 2016, ordner 11, p. 23846 – 23849.
49.Proces-verbaal Zaaksdossier Zaak Witwassen, OPV-ZD-003, Stekelbaars/6056500, ordner 1, p. 161, OIG-008, proces-verbaal onderzoek digitale bestanden d.d. 25 februari 2016, ordner 17, p. 40439 e.v., G30-01, proces-verbaal van verhoor RST Curaçao m.b.t. getuige [betrokkene 4], ordner 3, p. 10566 e.v.
50.Proces-verbaal Zaaksdossier Zaak Witwassen, OPV-ZD-003, Stekelbaars/6056500, ordner 1, p. 178 – 179.
51.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, rechter-commissaris te Rotterdam d.d. 1 februari 2016, ordner 17, p. 40070 – 40075.
52.Proces-verbaal Algemeen dossier Stekelbaars, OPV-AD-001, Stekelbaars/6056500, ordner 1, p. 14, verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 oktober 2024.
53.Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 oktober 2024.
54.Proces-verbaal Zaaksdossier Zaak Witwassen, OPV-ZD-003, Stekelbaars/6056500, ordner 1, p. 147 t/m 150.
55.OVC-026 tot en met OVC-028, ordner 18, p. 50057 - 50060
56.OVC-045, ordner 18 p. 50080.
57.OVC-047, ordner 18, p. 50082 – 50083.
58.OVC-048, ordner 18, p. 50084 - 50085.