Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 29 oktober 2024
[verzoeker],
[verweerder],wonende te [woonplaats],verweerder,hierna te noemen: [verweerder],advocaat: mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
Waar deze zaak over gaat
Het geding
- het verzoekschrift met producties, binnengekomen bij het hof op 21 februari 2024;
- het verweerschrift met producties.
Feiten
“hoogachtend”), [verweerder] (
“voor akkoord”) en [naam 1] (
“voor akkoord”). In de opdrachtbevestiging (hierna: de eerste opdrachtbevestiging) staat:
"hem in alle opzichten, te vertegenwoordigen en zijn rechten en belangen, zonder uitzondering, ter zake van te behartigen, en ook om de noodzakelijke of wenselijke (rechts) handelingen namens hem te verrichten".
[verzoeker] als directeur/bestuurder in dienst treedt tegen een salaris van
€ 5.000,-- bruto per maand. Dezelfde dag is een nagenoeg woordelijk gelijke arbeidsovereenkomst ondertekend door [verzoeker] en, namens Barkaris, [verweerder]. Ook daar is een salaris van € 5.000,-- bruto per maand overeengekomen.
4 augustus 2017 in detentie gezeten. Op 20 juli 2017 heeft [verweerder] aan de rechter-commissaris in de strafzaak geschreven:
Verzoeken
“kennelijk naar wens en veelal wisselend […] verklaard, waarbij het niet duidelijk is of hij zich iets werkelijk al dan niet herinnert of dat zijn advocaten de argumenten verzinnen, zoals hij nu al meermaals heeft gezegd”(verzoekschrift sub 7).
de argumenten werden verzonnen door zijn advocaat, omdat die niet naar hem luisterde […] Hij voegde daaraan toe dat hij de waarheid wel wilde vertellen, maar dat dit niet mocht van zijn advocaat, omdat hij anders de zaken niet zou winnen”(verzoekschrift sub 18).
“Inmiddels beschikt [verzoeker] over een aantal opnames uit 2017 waaruit blijkt dat werkzaamheden waarvan door of namens [verweerder] in de procedure is gesteld dat hij hiervan niets afwist, uitdrukkelijk uitgebreid en in teamverband in een werkoverleg met hem worden besproken”(verzoekschrift sub 22).
Beoordeling
(art. 3:13 BW), op de grond dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde, en op de grond dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Verder kan het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor worden afgewezen indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (art. 3:303 BW).
“blijkt dat werkzaamheden waarvan door of namens [verweerder] in de procedure is gesteld dat hij hiervan niets afwist, uitdrukkelijk uitgebreid en in teamverband in een werkoverleg met hem worden besproken”is vaag en onvoldoende. Van [verzoeker] had mogen worden verlangd om te specificeren om
welkebetwiste werkzaamheden het dan precies gaat en waarom deze relevant zijn voor een mogelijk hogere vergoeding voor zijn werkzaamheden. De suggestie van liegen is verder vaag. Dat geldt ook voor de suggestie dat de advocaat van [verweerder] in de bodemprocedure kennelijk in strijd met de waarheid standpunten heeft ingenomen. Een onderbouwing ontbreekt. Bij deze stand van zaken is er geen belang bij [verweerder] nogmaals te horen.
Beslissing
- wijst de verzoeken af;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [verweerder] op € 1.214,-- (1 punt, tarief II) aan salaris advocaat.
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.