Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
Zij op of omstreeks 10 juli 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander
zij op of omstreeks 10 juli 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 4,64 kg, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Ik hoorde [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) zeggen dat er boven onder het bed een wapen lag en dat er drugs in de gangkast lagen. Te weten hennep.
Ik hoorde de vrouw verklaren dat aan de linkerkant van het bed lag, de kant het dichtst bij het raam en tevens de kant waar het wapen lag. Ik hoorde de vrouw zeggen: “Het wapen lag onder mijn kant van het bed”.”
Ik, verbalisant, hoorde dat [verdcahte] verklaarde dat er inderdaad een vuurwapen in de woning aanwezig was. Desgevraagd verklaarde zij dat er eveneens softdrugs, alszijnde hennep in huis aanwezig was, welke zij gebruikte tegen pijn.”
Nadat wij onze komst hadden uitgelegd aan de hoofdbewoonster van het pand, [verdachte] geboren [geboortedatum]1979, en haar vroegen of er in de woning wapens, drugs of grote geldbedragen lagen antwoordde zij: "onder mijn bed in de slaapkamer ligt een vuurwapen".”
De aanwezigheid van een wapen in de woning die door de verdachte zelf wordt bewoond, vormt in de regel een objectief aanknopingspunt voor de vaststelling dat de verdachte dat wapen en die munitie voorhanden heeft. Daarbij komt dat de verdachte heeft verklaard tegenover de politie dat het wapen onder het bed lag, aan haar slaapkant van het bed. Dat zij hiervan op de hoogte was doordat de medeverdachte dit bij zijn aanhouding zou hebben geschreeuwd, zoals zij ter terechtzitting heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu geen van de aanwezige verbalisanten bij de aanhouding en doorzoeking van de woning hierover hebben gerelateerd.
Ook voor de hennep geldt dat de rechtbank, naast het gegeven dat deze is aangetroffen in de woning van de verdachte, waarde hecht aan haar verklaring tegenover de politie dat er hennep in de gangkast lag. De rechtbank ziet geen reden om daaraan te twijfelen en ontleent
dat als - onevenredig - tijdsverloop een complicatie vormt bij de bewijsgaring of de waardering van het bewijs, de rechter daarmee rekening kan houden en, indien de bewijsvoering anders op gespannen voet zou komen met de “fairness of the proceedings as a whole”, tot een vrijspraak kan komen.”
BESLISSING
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomenvoorwerpen: