ECLI:NL:GHDHA:2024:181

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
200.326.959/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van energiecontract buiten de verkoopruimte in de Mediamarkt met betrekking tot onbetaalde facturen en beëindiging van het contract

In deze zaak vordert Budget Thuis B.V. (voorheen Nutsservices B.V.) van een consument, aangeduid als [verweerder], betaling van onbetaalde facturen in verband met de levering van energie. De kantonrechter had de vordering afgewezen, omdat Budget Thuis B.V. volgens de kantonrechter niet had voldaan aan de wettelijke voorschriften voor het afsluiten van een overeenkomst met een consument. Budget Thuis B.V. stelt echter dat de overeenkomst niet in de verkoopruimte is afgesloten, maar buiten de verkoopruimte, namelijk in de Mediamarkt. Het hof oordeelt dat deze klacht van Budget Thuis B.V. slaagt en wijst de vordering gedeeltelijk toe.

De procedure in hoger beroep begon met een dagvaarding op 20 april 2023, waarin Budget Thuis B.V. in hoger beroep ging tegen het vonnis van de kantonrechter van 14 maart 2023. De overeenkomst tussen Budget Thuis B.V. en [verweerder] werd op 2 september 2020 gesloten voor de levering van energie, maar [verweerder] heeft nagelaten de facturen te betalen, wat leidde tot ontbinding van de overeenkomst door Budget Thuis B.V.

In hoger beroep heeft Budget Thuis B.V. één grief aangevoerd, waarbij zij stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet heeft voldaan aan de informatieverplichtingen zoals opgenomen in artikel 6:230v lid 3 BW. Het hof oordeelt dat de overeenkomst niet onder deze bepaling valt, omdat deze is gesloten buiten de verkoopruimte. Het hof heeft ambtshalve de toepasselijke bepalingen van het consumentenrecht getoetst en vastgesteld dat Budget Thuis B.V. aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan.

Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van Budget Thuis B.V. toe tot een totaalbedrag van € 2.194,85, bestaande uit onbetaalde facturen, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. [verweerder] wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Het arrest is uitgesproken op 13 februari 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.326.959/01
Zaaknummer rechtbank : 9944102 \ RL EXPL 22-9992
Arrest van 13 februari 2024
in de zaak van
Budget Thuis B.V. (voorheen Nutsservices B.V.),
gevestigd in Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. E.H.J. Slager, kantoorhoudend in Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats] ,
verweerder,
niet verschenen.
Het hof zal partijen hierna noemen Budgetenergie en [verweerder] .

1.De zaak in het kort

Budgetenergie vordert van [verweerder] onbetaald gelaten facturen in verband met de levering van energie. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen omdat Budgetenergie volgens de kantonrechter niet had voldaan aan de voorschriften die gelden bij het
onlineafsluiten van een overeenkomst met een consument. Volgens Budgetenergie heeft de kantonrechter miskend dat de overeenkomst niet
onlineis afgesloten, maar – buiten de verkoopruimte – in de Mediamarkt. Deze klacht slaagt. Het hof wijst de vordering van Budgetenergie alsnog, zij het gedeeltelijk, toe.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 20 april 2023, waarmee Budgetenergie in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 14 maart 2023; en
  • de memorie van grieven van Budgetenergie.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Budgetenergie en [verweerder] hebben op 2 september 2020 een overeenkomst gesloten voor de levering van energie met ingang van 7 oktober 2020 voor de duur van drie jaar.
3.2
[verweerder] heeft nagelaten de facturen van Budgetenergie te betalen.
3.3
De overeenkomst is vervolgens ontbonden door Budgetenergie.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
Budgetenergie heeft [verweerder] gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, [verweerder] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.309,85, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten.
4.2
[verweerder] is bij de kantonrechter niet verschenen voor het voeren van verweer.
4.3
De kantonrechter heeft het gevorderde afgewezen.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
Budgetenergie is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis van de kantonrechter. Zij heeft één grief tegen het vonnis aangevoerd. Budgetenergie vordert in hoger beroep hetzelfde als bij de kantonrechter. Ook in hoger beroep is [verweerder] niet verschenen en is tegen hem verstek verleend.
5.2
Budgetenergie voert aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet heeft voldaan aan de verplichting zoals opgenomen in artikel 6:230v lid 3 BW. Op grond van deze bepaling is een handelaar verplicht zijn elektronische bestelproces op zodanige wijze in te richten dat de consument een aanbod niet kan aanvaarden dan nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Deze bepaling mist evenwel toepassing volgens Budgetenergie omdat de overeenkomst met [verweerder] niet
onlineis gesloten maar buiten de verkoopruimte, namelijk aan een verkoopbalie in een Mediamarkt. In bepaalde vestigingen van de Mediamarkt heeft Budgetenergie verkooppunten.
5.3
De grief is gegrond. Budgetenergie heeft in voldoende mate onderbouwd dat de overeenkomst met [verweerder] niet
onlineis gesloten zodat art. 6:230v BW, dat enkel van toepassing is op zogeheten overeenkomsten op afstand, in haar relatie tot [verweerder] toepassing mist. Op de overgelegde overeenkomst (productie 1 bij dagvaarding) is onder de naam [verweerder] een handtekening geplaatst. Als datum van ondertekening is vermeld: “02/09/2020”. Op dezelfde dag is per e-mail een bevestiging van de overeenkomst met daarop de naam van [verweerder] en daaronder een handtekening aan [verweerder] gezonden.
5.4
In deze verstekzaak dient het hof in het kader van de beoordeling of de vordering van Budgetenergie onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ook ambtshalve de toepasselijke bepalingen van het consumentenrecht te toetsen. Niet in geschil is dat [verweerder] als consument moet worden aangemerkt en Budgetenergie als professionele partij moet worden beschouwd. Het hof heeft dan ook ambtshalve te onderzoeken of Budgetenergie voor het aangaan van de overeenkomst heeft voldaan aan de essentiële informatieverplichtingen ter bescherming van de consument. Het hof neemt daarbij tot uitgangspunt dat de overeenkomst zoals Budgetenergie heeft aangevoerd, buiten een verkoopruimte is gesloten.
- is voldaan aan de toepasselijke informatieverplichtingen?
5.5
Artikel 6:230m lid 1 BW bepaalt welke informatie de handelaar, in geval van een buiten de verkoopruimte gesloten koopovereenkomst, aan de consument dient te verstrekken voordat de consument aan de overeenkomst is gebonden. Op de overeenkomst is van toepassing de versie van dit artikel geldend vóór 28 mei 2022.
5.6
Tot de informatie die volgens artikel 6:230m lid 1 BW moet worden gegeven behoort – onder meer – informatie over de prijs (sub e), informatie over de wijze van betaling (sub g) en, wanneer (voor de consument) een recht van ontbinding van de overeenkomst bestaat, informatie over de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van dat recht (sub h).
5.7
In voldoende mate is gebleken dat Budgetenergie aan de op haar rustende verplichtingen die voortvloeien uit artikel 6:230m lid 1 BW heeft voldaan. Uit de door Budgetenergie overgelegde stukken en gegeven toelichting geldt dit ook voor de op haar rustende verplichtingen genoemd in artikel 6:230s lid 5 en artikel 6:230t lid 3 en lid 5 BW.
5.8
Budgetenergie heeft in haar algemene voorwaarden gestandaardiseerde opzegvergoedingen vastgesteld. Op grond van het bepaalde in artikel 6:230m lid 1 onder o BW diende Budgetenergie [verweerder] voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst te wijzen op de door haar gehanteerde gestandaardiseerde opzegvergoedingen. Dit heeft zij ook gedaan.
5.9
Budgetenergie heeft ook in voldoende mate onderbouwd dat zij [verweerder] erop heeft gewezen dat de cadeaukaart van € 100,- bij opzegging in het eerste jaar zou worden teruggevorderd (voor zover de cadeaukaart was besteed).
- is het gevorderde toewijsbaar?
5.1
Budgetenergie heeft in haar eindnota – waarvan zij in deze zaak de betaling vordert – een bedrag ter grootte van € 200,- wegens contractbreuk opgenomen. Het hof begrijpt uit de dagvaarding dat dit bedrag is opgebouwd uit een vergoeding van € 100,- als boete wegens contractbreuk en daarnaast € 100,- voor het ‘welkomscadeau’ dat door [verweerder] is verzilverd.
- de opzegvergoeding
5.11
Als grondslag voor het in rekening mogen brengen van een boete bij contractbreuk verwijst Budgetenergie in haar dagvaarding eerst naar productie 7, met een overzicht van de voorlichting die zij daarover heeft gegeven voor het sluiten van de overeenkomst in de verkoopruimte. In productie 7 wordt gemeld dat de hoogte van de boete is weergegeven in de overeenkomst. De overeenkomst bevat een tabel met opzegvergoedingen die variëren van € 50 tot en met maximaal € 125,-. Kennelijk heeft Energiebudget € 100,- in rekening gebracht als boete, te weten het tarief dat geldt bij opzegging van een overeenkomst door de klant met een resterende looptijd van 2 tot 2,5 jaar.
5.12
Het hof stelt vast dat in dit geval Energiebudget de overeenkomst zelf heeft ontbonden. Door Energiebudget is onvoldoende toegelicht waarom zij ook in die situatie aanspraak zou kunnen maken op de opzegvergoeding, gelet op de omstandigheid dat de tekst van de overeenkomst ervan uitgaat dat een opzegboete alleen is verschuldigd indien de klant voortijdig opgezegd. De gevorderde € 100 aan opzegvergoeding komt het hof dan ook ongegrond voor.
- de cadeaukaart
5.13
De cadeaukaart van € 100 is toewijsbaar omdat de ontbinding van de overeenkomst tot gevolg heeft dat een ongedaanmakingsverplichting is ontstaan op grond waarvan [verweerder] gehouden is de door hem verzilverde cadeaubon terug te betalen.
5.14
De buitengerechtelijke incassokosten zullen – mede gelet op een overgelegde WIK-brief –worden toegewezen, zij het voor een bedrag van € 1.887,17 aan openstaande facturen, met als gevolg dat een bedrag toewijsbaar is van € 283,08, conform besluit BIK.
5.15
Het gevorderde komt het hof overigens niet ongegrond of onrechtmatig voor.
5.16
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 2.194,85, bestaande uit:
- € 1.887,17 (aan onbetaald gebleven facturen);
- € 24,60 (een vervallen wettelijke rente tot datum dagvaarding); en
- € 283,08 (buitengerechtelijke incassokosten conform BIK).
5.17
Ook de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding is toewijsbaar.
5.18
De conclusie is dat het hoger beroep van Budgetenergie grotendeels slaagt. Daarom zal het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigen. Het hof zal [verweerder] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 14 maart 2023;
en
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [verweerder] om aan Budgetenergie te betalen een bedrag van € 2.194,85, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 7 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Budgetenergie tot op 13 maart 2023 begroot op € 472,22 aan verschotten (€ 107,22 aan explootkosten en € 365,- aan griffierecht) en € 199,- aan salaris advocaat, te verhogen met € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Budgetenergie tot op heden begroot op € 893,68 aan verschotten (€ 110,68 aan explootkosten en € 783,- griffierecht) en € 836,- (1 punt x tarief I) aan salaris advocaat te verhogen met € 173,- aan nasalaris, te verhogen met € 90,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.P. Schild, C.J. Verduyn en R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.