Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“5. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestaat recht op vergoeding door het bestuursorgaan van kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Onder deze kosten zijn op grond van het bepaalde in artikel 7:15, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) tevens begrepen de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
6. De rechtbank stelt voorop dat in de Awb en het Bpb niet wordt gedefinieerd wat onder het begrip ‘deskundige’ moet worden verstaan. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen. [1]
7. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het taxatierapport, gelet op de totstandkoming, de aard en de inhoud, niet als een deskundigenverslag kan worden aangemerkt.
8. Voor zover verweerder met zijn stelling ter zitting dat [A] niet in het, naar de rechtbank begrijpt, Nederlands Register Vastgoed Taxateurs staat vermeld, heeft bedoeld te stellen dat [A] niet als een deskundige kan worden aangemerkt, faalt dit. Niet vereist is dat, naar hiervoor onder 6 is overwogen, dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. De gemachtigde heeft bovendien ter zitting verklaard dat [A] één van de mede-eigenaren en de zogenoemde “inhouse taxateur” van het kantoor is en dat [A] een gediplomeerd woz-taxateur is. De gemachtigde heeft daartoe een kopie van een diploma “Wet waardering onroerende zaken” van het SVMNIVO ten name van [A] uit 2009 overgelegd. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat [A] een woz-taxateur is en als deskundige in de zin van het Bpb kan worden aangemerkt.
9. In het taxatierapport staan gegevens van de woning en van drie vergelijkingsobjecten opgenomen. Dit betreft gegevens omtrent het woningtype, bouwjaar, energielabel, gebruikersoppervlakte en inhoud. Daarnaast bevat het taxatierapport één foto van de buitenzijde van de woning en één foto van de buitenzijde van elk van de vergelijkingsobjecten alsmede een kaart met de locaties van de woning en de vergelijkingsobjecten. Het taxatierapport bevat verder nog de gegevens van de transactieprijzen, de transactiedata, de geïndexeerde transactieprijzen naar de waardepeildatum 1 januari 2021 van de vergelijkingsobjecten en de afstand van de vergelijkingsobjecten tot de woning. Ter zitting heeft gemachtigde verklaard dat het taxatierapport een bureaurapport is in die zin dat van achter de computer wordt gekeken welke woningen geschikt zijn als vergelijkingsobject en dat [A] de referentieobjecten bepaalt.
10. De rechtbank is van oordeel dat het taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aan de toekenning van een vergoeding van de kosten van het taxatierapport niet in de weg staat dat, naar verweerder stelt, het taxatierapport slechts een bureautaxatie met geautomatiseerde gegenereerde gegevens betreft, dat in het taxatierapport geen opname en realisatiedatum is opgenomen, dat de getaxeerde waarde niet inzichtelijk is onderbouwd en dat het taxatierapport niet aan de wettelijke eisen voldoet. Verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in dit geval vanwege de kwaliteit geen sprake is van een deskundigenverslag. Verweerder heeft zijn stelling dat er (inhoudelijke) fouten in het taxatierapport staan namelijk niet nader gespecificeerd. Ook aan de stelling van verweerder dat uit het taxatierapport niet blijkt dat de taxateur daadwerkelijk tijd aan het taxatierapport heeft besteed, als ook de omstandigheid dat in het taxatierapport geen opmerking is gemaakt over de staat van onderhoud en er bij de koopsommen die appartementsrechten betreffen geen correctie van de VVE-reserve heeft plaatsgevonden, kan niet de conclusie worden verbonden dat het taxatierapport qua kwaliteit niet als een deskundigenverslag kan worden gekwalificeerd. Hetzelfde heeft te gelden voor de verschrijving “gediplomeerd WOZ taxatuer”.
11. Verweerder heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de kostenvergoeding in afwijking van de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties [2] (de Richtlijn) dient te worden gematigd.
12. Eiser komt, gelet op de Richtlijn, in beginsel in aanmerking voor een vergoeding van € 106 (2 x € 53), vermeerderd met 21% btw, per ingediend taxatierapport. De rechtbank ziet echter in hetgeen verweerder heeft aangevoerd aanleiding om de kostenvergoeding voor het taxatierapport te matigen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het taxatierapport, net als de taxatierapporten van de gelijktijdig ter zitting behandelde beroepen van de zestien andere, door de gemachtigde vertegenwoordigde, belastingplichtigen, is opgesteld door [A] en dat al deze rapporten een bureautaxatie betreffen waarin beperkt gegevens zijn opgenomen, niet wordt becijferd hoe de waarde tot stand is gekomen en zonder dat daarin een opname- en realisatiedatum is opgenomen. Daarnaast heeft verweerder ter zitting onweersproken verklaard dat hij soms wel meer dan honderd taxatierapporten van dezelfde taxateur van het kantoor per dag heeft ontvangen en het mogelijk is om binnen vijf minuten een automatisch gegenereerd taxatierapport via internet op te maken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat [A] per saldo weinig werk heeft gehad aan het opstellen van het onderhavige taxatierapport. Eiser heeft ook desgevraagd ter zitting geen duidelijkheid gegeven over de door [A] aan een taxatierapport bestede tijd. Een strikte toepassing van de Richtlijn doet in dit geval geen recht aan de vast te stellen vergoeding. Gelet op de verklaring van de taxateur van verweerder ter zitting dat hij in één van de vorengenoemde beroepen met een vergelijkbaar taxatierapport een half uur nodig heeft gehad om het desbetreffende taxatierapport te controleren, acht de rechtbank een tijdsbesteding van 0,5 uur in dit geval redelijk. De rechtbank stelt de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport vast op (afgerond) € 32,05 (0,5 uur x € 53 te vermeerderen met 21% btw).
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser voor de beroepsfase gemaakte proceskosten. De rechtbank merkt het onderhavige beroep en de onder het procesverloop genoemde beroepen aan als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Bpb. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de uitspraken op bezwaar nagenoeg gelijktijdig zijn gedaan, dat de zaken in de beroepsfase gezamenlijk zijn behandeld op de zitting van 17 mei 2023 en dat de zaken betrekking op hetzelfde geschilpunt. Gelet hierop stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor deze zaak vast op € 73,85 (1/17e x € 1.255,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837, wegingsfactor 0,5 en factor 1,5 wegens samenhang)). De rechtbank heeft het gewicht van de zaak beoordeeld als licht, omdat de zaak in beroep uitsluitend betrekking heeft op de kostenvergoeding in bezwaar.
[2] Staatscourant 2018, nr. 28796.”