ECLI:NL:GHDHA:2024:1781

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
BK-23/740 en BK-23/769
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vergoeding van kosten voor taxatierapport in WOZ-zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding van kosten voor een taxatierapport in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn woning door de Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 325.000, maar na bezwaar werd deze verlaagd naar € 297.000. De belanghebbende had een taxatierapport overgelegd, maar de Heffingsambtenaar weigerde de kosten voor dit rapport te vergoeden. De Rechtbank had in eerste instantie de kosten voor het taxatierapport toegewezen, maar het Hof oordeelde dat de Rechtbank de vergoeding te hoog had vastgesteld. Het Hof concludeerde dat het taxatierapport niet voldeed aan de eisen van een deskundigenverslag en dat de tijdsbesteding voor het opstellen van het rapport aanzienlijk lager was dan door de Rechtbank aangenomen. Uiteindelijk werd de vergoeding vastgesteld op € 10,69, gebaseerd op een redelijke tijdsbesteding van tien minuten. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking had op de vergoeding voor het taxatierapport, maar bevestigde de uitspraak voor het overige.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummers BK-23/740 en BK-23/769

Uitspraak van 12 september 2024

in het geding tussen:

[X] , te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: R. van der Weide)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende en het hoger beroep van de Heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 28 juni 2023, nummer SGR 23/91.

Procesverloop

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 325.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Den Haag (de aanslag).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het tegen de beschikking en de aanslag gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de waarde van de woning vastgesteld op € 297.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. De Heffingsambtenaar heeft een proceskostenvergoeding toegekend van € 269 wegens professionele rechtsbijstand. De Heffingsambtenaar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend voor het taxatierapport.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 50 geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding voor het taxatierapport;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de bestreden uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de kosten voor het taxatierapport tot een bedrag van € 32,05;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 73,85;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.”
1.4.
Partijen hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is van belanghebbende een griffierecht van € 136 geheven. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De Heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd bij nader stuk van 7 december 2023.
1.5.
Het Hof heeft partijen bij bericht van 5 juni 2024 uitgenodigd voor een behandeling van de zaken door een enkelvoudige kamer. Belanghebbende heeft bij bericht van 20 juni 2024 het Hof verzocht de zaken te laten behandelen door een meervoudige kamer. Het Hof heeft dit verzoek bij bericht van 21 juni 2024 afgewezen.
1.6.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 9 juli 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting zijn tevens behandeld de hoger beroepen ten aanzien van zestien andere, door de gemachtigde vertegenwoordigde, belastingplichtigen, welke hoger beroepen eveneens betrekking hebben op de beslissing van de Heffingsambtenaar om geen kostenvergoeding voor het ten aanzien van elk van de onroerende zaken van die belastingplichtigen afzonderlijk ingediende taxatierapport van [A] toe te kennen. Het betreft de hoger beroepen met de kenmerken BK-23/741 tot en met BK-23/755, BK-23/759 tot en met BK-23/768 en BK-23/770 tot en met BK-23/775.

Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft voor het indienen van bezwaar en (hoger) beroep gebruik gemaakt van de diensten van het kantoor [naam] (het kantoor) dat voor hem als gemachtigde optreedt. Het kantoor biedt zijn diensten aan op basis van “no cure no pay”.
2.2.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een ongedateerd taxatierapport op naam van het kantoor overgelegd, welk is ondertekend door “ [A] Gediplomeerd WOZ taxatuer” (het taxatierapport). In het taxatierapport is de woning op de waardepeildatum getaxeerd op € 297.000.
2.3.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar “gezien de staat van onderhoud” gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op
€ 297.000. Daarbij is aan belanghebbende een kostenvergoeding van in totaal € 269 (voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand) toegekend. De Heffingsambtenaar heeft geen vergoeding voor de kosten voor het taxatierapport toegekend.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“5. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestaat recht op vergoeding door het bestuursorgaan van kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Onder deze kosten zijn op grond van het bepaalde in artikel 7:15, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) tevens begrepen de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
6. De rechtbank stelt voorop dat in de Awb en het Bpb niet wordt gedefinieerd wat onder het begrip ‘deskundige’ moet worden verstaan. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen. [1]
7. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het taxatierapport, gelet op de totstandkoming, de aard en de inhoud, niet als een deskundigenverslag kan worden aangemerkt.
8. Voor zover verweerder met zijn stelling ter zitting dat [A] niet in het, naar de rechtbank begrijpt, Nederlands Register Vastgoed Taxateurs staat vermeld, heeft bedoeld te stellen dat [A] niet als een deskundige kan worden aangemerkt, faalt dit. Niet vereist is dat, naar hiervoor onder 6 is overwogen, dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. De gemachtigde heeft bovendien ter zitting verklaard dat [A] één van de mede-eigenaren en de zogenoemde “inhouse taxateur” van het kantoor is en dat [A] een gediplomeerd woz-taxateur is. De gemachtigde heeft daartoe een kopie van een diploma “Wet waardering onroerende zaken” van het SVMNIVO ten name van [A] uit 2009 overgelegd. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat [A] een woz-taxateur is en als deskundige in de zin van het Bpb kan worden aangemerkt.
9. In het taxatierapport staan gegevens van de woning en van drie vergelijkingsobjecten opgenomen. Dit betreft gegevens omtrent het woningtype, bouwjaar, energielabel, gebruikersoppervlakte en inhoud. Daarnaast bevat het taxatierapport één foto van de buitenzijde van de woning en één foto van de buitenzijde van elk van de vergelijkingsobjecten alsmede een kaart met de locaties van de woning en de vergelijkingsobjecten. Het taxatierapport bevat verder nog de gegevens van de transactieprijzen, de transactiedata, de geïndexeerde transactieprijzen naar de waardepeildatum 1 januari 2021 van de vergelijkingsobjecten en de afstand van de vergelijkingsobjecten tot de woning. Ter zitting heeft gemachtigde verklaard dat het taxatierapport een bureaurapport is in die zin dat van achter de computer wordt gekeken welke woningen geschikt zijn als vergelijkingsobject en dat [A] de referentieobjecten bepaalt.
10. De rechtbank is van oordeel dat het taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aan de toekenning van een vergoeding van de kosten van het taxatierapport niet in de weg staat dat, naar verweerder stelt, het taxatierapport slechts een bureautaxatie met geautomatiseerde gegenereerde gegevens betreft, dat in het taxatierapport geen opname en realisatiedatum is opgenomen, dat de getaxeerde waarde niet inzichtelijk is onderbouwd en dat het taxatierapport niet aan de wettelijke eisen voldoet. Verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in dit geval vanwege de kwaliteit geen sprake is van een deskundigenverslag. Verweerder heeft zijn stelling dat er (inhoudelijke) fouten in het taxatierapport staan namelijk niet nader gespecificeerd. Ook aan de stelling van verweerder dat uit het taxatierapport niet blijkt dat de taxateur daadwerkelijk tijd aan het taxatierapport heeft besteed, als ook de omstandigheid dat in het taxatierapport geen opmerking is gemaakt over de staat van onderhoud en er bij de koopsommen die appartementsrechten betreffen geen correctie van de VVE-reserve heeft plaatsgevonden, kan niet de conclusie worden verbonden dat het taxatierapport qua kwaliteit niet als een deskundigenverslag kan worden gekwalificeerd. Hetzelfde heeft te gelden voor de verschrijving “gediplomeerd WOZ taxatuer”.
11. Verweerder heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de kostenvergoeding in afwijking van de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties [2] (de Richtlijn) dient te worden gematigd.
12. Eiser komt, gelet op de Richtlijn, in beginsel in aanmerking voor een vergoeding van € 106 (2 x € 53), vermeerderd met 21% btw, per ingediend taxatierapport. De rechtbank ziet echter in hetgeen verweerder heeft aangevoerd aanleiding om de kostenvergoeding voor het taxatierapport te matigen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het taxatierapport, net als de taxatierapporten van de gelijktijdig ter zitting behandelde beroepen van de zestien andere, door de gemachtigde vertegenwoordigde, belastingplichtigen, is opgesteld door [A] en dat al deze rapporten een bureautaxatie betreffen waarin beperkt gegevens zijn opgenomen, niet wordt becijferd hoe de waarde tot stand is gekomen en zonder dat daarin een opname- en realisatiedatum is opgenomen. Daarnaast heeft verweerder ter zitting onweersproken verklaard dat hij soms wel meer dan honderd taxatierapporten van dezelfde taxateur van het kantoor per dag heeft ontvangen en het mogelijk is om binnen vijf minuten een automatisch gegenereerd taxatierapport via internet op te maken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat [A] per saldo weinig werk heeft gehad aan het opstellen van het onderhavige taxatierapport. Eiser heeft ook desgevraagd ter zitting geen duidelijkheid gegeven over de door [A] aan een taxatierapport bestede tijd. Een strikte toepassing van de Richtlijn doet in dit geval geen recht aan de vast te stellen vergoeding. Gelet op de verklaring van de taxateur van verweerder ter zitting dat hij in één van de vorengenoemde beroepen met een vergelijkbaar taxatierapport een half uur nodig heeft gehad om het desbetreffende taxatierapport te controleren, acht de rechtbank een tijdsbesteding van 0,5 uur in dit geval redelijk. De rechtbank stelt de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport vast op (afgerond) € 32,05 (0,5 uur x € 53 te vermeerderen met 21% btw).
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser voor de beroepsfase gemaakte proceskosten. De rechtbank merkt het onderhavige beroep en de onder het procesverloop genoemde beroepen aan als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Bpb. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de uitspraken op bezwaar nagenoeg gelijktijdig zijn gedaan, dat de zaken in de beroepsfase gezamenlijk zijn behandeld op de zitting van 17 mei 2023 en dat de zaken betrekking op hetzelfde geschilpunt. Gelet hierop stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor deze zaak vast op € 73,85 (1/17e x € 1.255,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837, wegingsfactor 0,5 en factor 1,5 wegens samenhang)). De rechtbank heeft het gewicht van de zaak beoordeeld als licht, omdat de zaak in beroep uitsluitend betrekking heeft op de kostenvergoeding in bezwaar.
[1] Zie het in de uitspraken van verschillende hoven gepubliceerde richtsnoer (proces)kostenvergoeding (de uitspraken van 11 november 2021 van gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2021:2131 en van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2021:10307).
[2] Staatscourant 2018, nr. 28796.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In hoger beroep is in geschil of de Rechtbank terecht een proceskostenvergoeding ten aanzien van de kosten voor het taxatierapport heeft toegekend en, indien het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, of deze tot het juiste bedrag is vastgesteld.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze ziet op de kosten voor het taxatierapport en tot toekenning van een vergoeding van € 128,26 (incl. btw) voor het taxatierapport. Verder verzoekt belanghebbende om toekenning van een proceskostenvergoeding in hoger beroep.
4.3.
De Heffingsambtenaar concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar en subsidiair tot, naar het Hof begrijpt, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze ziet op de kosten voor het taxatierapport, bevestiging van de uitspraak voor het overige en tot vergoeding van € 10,69 (incl. btw) voor het taxatierapport in overeenstemming met de uitspraak van de Rechtbank van 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21602.

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskostenvergoeding
5.1.1.
Belanghebbende stelt dat de Rechtbank ten onrechte de proceskostenvergoeding voor het taxatierapport heeft gematigd. De Rechtbank gaat in haar uitspraak voorbij aan de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Raad voor de Rechtspraak, Stcrt. 2018, 28796 (de Richtlijn), door de stellingname van de Heffingsambtenaar te volgen dat met het opmaken van het taxatierapport minder dan twee uur gemoeid zou zijn. De gemachtigde stelt dat het taxatierapport ook door een derde, onder verantwoordelijkheid van de taxateur, of verspreid over meerdere dagen kan zijn opgemaakt. Hij heeft uit naïviteit de stelling van de Heffingsambtenaar dat het taxatierapport in een half uur zou zijn vervaardigd, niet weersproken nu hij dit niet relevant acht gelet op de forfaitaire Richtlijn die is vastgesteld door de hoven na een oproep daartoe door de Hoge Raad. Hij betwist dat aan het rapport slechts een half uur is besteed. Er is sprake van een rapport dat is opgemaakt door een deskundige en dit rapport komt op grond van de Richtlijn in aanmerking voor vergoeding met inachtneming van de uitgangspunten die voor vergoeding zijn vastgesteld in de Richtlijn (2 uren maal € 53 excl. btw). Daarbij is, aldus belanghebbende, ook van belang hetgeen door de hoven is opgenomen in het zogenoemde Richtsnoer proceskostenvergoeding (zie onder meer Hof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2021:2131, onder punt 2 van het richtsnoer).
5.1.2.
De Heffingsambtenaar betwist primair dat sprake is van een deskundigenrapport en stelt dat het taxatierapport om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komt. Subsidiair betwist de Heffingsambtenaar dat twee uren aan het opmaken van het rapport zouden zijn besteed. Het taxatierapport heeft alle kenmerken van een automatisch gegenereerd rapport, dat op diverse plaatsen op internet gratis of tegen geringe kosten in korte tijd gegenereerd kan worden. Via bijvoorbeeld de website van [naam bedrijf] is een dergelijk geautomatiseerd rapport voor professionele partijen beschikbaar in de eigen huisstijl. Vastgesteld moet worden wat de werkelijke omvang van de werkzaamheden is geweest. Het is aan belanghebbende hier inzicht in te geven en die is daar niet in geslaagd. De Rechtbank is bij het vaststellen van de vergoeding van het taxatierapport ten onrechte uitgegaan van een tijdsbesteding van een half uur, waar aannemelijk is dat dit een overschatting is van de werkelijke omvang van de werkzaamheden van de taxateur. De Heffingsambtenaar acht een nadere matiging van de vergoeding dan ook op zijn plaats. De Heffingsambtenaar heeft ter zitting van het Hof verwezen naar de uitspraak van de meervoudige kamer van de Rechtbank van 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21602, waarin de vergoeding voor een soortgelijk taxatierapport is bepaald op € 10,69 (incl. btw), uitgaande van een tijdsbesteding van 10 minuten.
5.2.1.
De Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten voor het maken van het taxatierapport. Het Hof volgt de Rechtbank in de conclusie in rechtsoverweging 8 van de uitspraak, en maakt de rechtsoverwegingen 6 tot en met 8 tot de zijne. Dit betekent dat wel sprake is van een deskundigenverslag, zoals bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Rechtbank heeft bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding aanleiding gezien om af te wijken van de Richtlijn, omdat geen twee uur aan het rapport zouden zijn besteed en heeft deze vergoeding berekend op basis van een tijdsbesteding van een half uur. Op grond van de volgende overwegingen komt het Hof, gelijk de Heffingsambtenaar in hoger beroep heeft gesteld, tot het oordeel dat de Rechtbank de vergoeding voor het taxatierapport te royaal heeft vastgesteld.
5.2.2.
Het Hof heeft de website van [naam bedrijf] bezocht en onderschrijft de conclusie van de Heffingsambtenaar dat het taxatierapport door deze leverancier is vervaardigd, omdat de voorkant van het rapport ook voorkomt in een video die op de website te zien is. In deze video wordt uitgelegd hoe de rapportages worden samengesteld en gebruikt, wat de voor- en nadelen zijn en hoeveel tijd het kost om ze te genereren (één rapport 0,2 seconden, terwijl het vervaardigen van een rapport voor een complete vastgoedportefeuille even veel tijd vergt). De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof erkend dat zijn kantoor van deze software gebruikmaakt, maar heeft verklaard dat de inhoud wel wordt gecontroleerd. Dat dit zorgvuldig genoeg gebeurt, betwijfelt het Hof.
5.2.3.
Ter zitting heeft het Hof de gemachtigde voorgehouden dat het bezwaarschrift en het taxatierapport verschillende informatie bevatten. In het bezwaarschrift worden concrete punten benoemd, die in het taxatierapport niet worden genoemd, laat staan verdisconteerd in de taxatie van de woning. In het bezwaarschrift staat dat de woning op erfpachtgrond is gelegen, dat de woning gedateerd is en dat er een UMTS-mast op 50-100 meter afstand staat, maar dat deze factoren bij de waardering van de woning een rol spelen en hoe hiermee rekening is gehouden, staat niet vermeld in het taxatierapport. Het taxatierapport bevat informatie over drie vergelijkingsobjecten die uit openbare bronnen afkomstig is. Hoe de verkoopprijzen van deze objecten de bepleite WOZ-waarde van de woning onderbouwen, volgt niet uit het taxatierapport. Zo ontbreken factoren zoals ligging, kwaliteit, onderhoud, uitstraling, doelmatigheid en voorzieningen, zodat vergelijking niet mogelijk is, terwijl aan deze factoren wel aandacht wordt besteed in het bezwaarschrift. Waarom juist deze objecten geschikt zijn, wordt niet toegelicht, terwijl een dergelijke toelichting door een deskundige een kenmerk is van een deskundigenverslag.
5.2.4.
Het Hof heeft ter zitting een aantal van de onder 1.6 genoemde dossiers doorgenomen met de Heffingsambtenaar en hierbij geïnformeerd naar de reden waarom aan het bezwaar tegemoet is gekomen. De indruk die naar aanleiding daarvan bij het Hof is ontstaan, is dat vooral het bezwaarschrift en in enkele gevallen bij de respectievelijke belastingplichtige zelf opgevraagde informatie, zoals foto’s of een taxatierapport van een ander kantoor, tot verlaging van de respectievelijke waarde heeft geleid, maar dat de van de zijde van de respectievelijke belastingplichtigen overgelegde taxatierapporten vanwege de fouten en onnauwkeurigheden, zoals het gebruik van onjuiste kenmerken en niet-WOZ-conforme transacties, niet bruikbaar bleken.
5.2.5.
Gelet op het voorgaande, de fouten die, zo heeft de Heffingsambtenaar onweersproken ter zitting gesteld, voorkomen in de taxatierapporten die zijn overgelegd in de tijdens de zitting bij het Hof behandelde zaken en de grote hoeveelheid soortgelijke taxatierapporten die het kantoor van de gemachtigde – tussen partijen niet in geschil – indient, kan aan controle van het taxatierapport niet veel tijd zijn besteed. In dit opzicht is opmerkelijk dat de gemachtigde van belanghebbende categorisch weigert om antwoord te geven op de vraag, hoeveel tijd de taxateur of een andere deskundige daadwerkelijk aan het taxatierapport besteedt. Dit klemt te meer nu in de video op de website van [naam bedrijf] als nadeel wordt genoemd dat de software erg goedgelovig is en dus in het geval verkeerde informatie wordt ingevoerd, dit door de software wordt geaccepteerd, zodat de kwaliteit van de uitkomsten afhangt van de informatie die wordt aangeleverd, zoals bij iedere software.
5.2.6.
Een vergoeding van € 128,26 (incl. btw) per taxatierapport acht het Hof, gelet op het vermoeden van een geringe tijdsbesteding door een deskundige en de hoeveelheid soortgelijke taxatierapporten die met de software gegenereerd kunnen worden, niet redelijk en niet in verhouding staan tot de daarmee gemoeide kosten.
5.3.
Gelet op het voorgaande heeft de Rechtbank, gelijk het standpunt van de Heffingsambtenaar, in deze zaken een te hoge proceskostenvergoeding toegekend voor het taxatierapport. Het Hof zal de beslissing van de Rechtbank vernietigen en de vergoeding vaststellen in overeenstemming met de uitgangspunten in de door de Heffingsambtenaar ter zitting van het Hof genoemde uitspraak van de Rechtbank (zie 5.1.2). De vergoeding wordt, uitgaande van een redelijk te achten tijdsbesteding van tien minuten, vastgesteld op (afgerond) € 10,69 (1/6 uur x € 53 te vermeerderen met 21% btw).
Slotsom
5.4.
Het hoger beroep van de Heffingsambtenaar is gegrond en het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

Proceskosten

6. Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding voor het taxatierapport;
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige;
  • veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten voor het taxatierapport tot een bedrag van € 10,69.
Deze uitspraak is vastgesteld door A. van Dongen, in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Nederveen. De beslissing is op 12 september 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.