Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 28 oktober 2022, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 augustus 2022;
- de memorie van grieven van [appellante] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord in principaal appel tevens van grieven in incidenteel appel van [geïntimeerde] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellante] , met bijlagen;
- de akte uitlating van [geïntimeerde] ;
- de antwoord akte van [appellante] .
3.Feitelijke achtergrond
Conform eerdere overeenkomst.
(...)
4.Procedure bij de rechtbank
- € 61.490,67 kosten die hij heeft gemaakt voor software ontwikkeling door EASD;
- € 10.000 voor ontwikkelingskosten die al voor het sluiten van de overeenkomst waren gemaakt;
- € 20.000 voor een lening die [geïntimeerde] had verstrekt;
- € 8.280,- voor de uren die [geïntimeerde] zelf aan de ontwikkeling heeft besteed;
- buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in het principaal hoger beroep
Vergoeding voor kosten EASD
‘ [geïntimeerde] heeft geïndiceerd dat — (...) zonder onvoorziene omstandigheden — deze Quick Scan-module, annex demonstratie-SDWB met 2-3 maanden operationeel kan zijn, alsmede een 1e ontwerp van de website van de SDWB(vennootschap) operationeel kan zijn’In artikel 6.2 hebben partijen bepaald dat de planning was dat de complete software in de tweede helft van 2018 op de markt gebracht kon worden. Artikel 6.2 merkt de verplichting van [geïntimeerde] om de planning te halen verder aan als een inspanningsverplichting. Tot slot is in overweging G benadrukt dat het om een planning ging, omdat er nog veel onduidelijk was in mei 2018.
7.Beoordeling in het incidenteel hoger beroep
Voorschot [programmeur 2]
die [ [geïntimeerde] ] al ooit betaald/geleend heeft (bij partijen bekend)’.
8.Conclusie en proceskosten
9.Beslissing in het principaal en het incidenteel hoger beroep
- bekrachtigt de onderdelen 5.1, 5.2 en 5.3 van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 augustus 2022;
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 augustus 2022, voor zover daarin in onderdeel 5.4 de vorderingen tot betaling van wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen;
- veroordeelt [appellante] tot betaling van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over het in het vonnis van 31 augustus 2022 toegewezen bedrag van € 61.490,67 vanaf 15 oktober 2020 tot aan de dag van volledige voldoening;
- veroordeelt [appellante] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.389,91;
- bepaalt dat het totaal door [appellante] aan [geïntimeerde] te betalen bedrag uit hoofde van het bekrachtigde deel van het vonnis van 31 augustus 2022 en dit arrest, maximaal € 99.999 bedraagt;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 2.157 advocaatkosten en € 783 griffierecht, derhalve in totaal € 2.940, en op € 173,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 90,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag van voldoening;
- compenseert de kosten in het incidenteel hoger beroep;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- en bekrachtigt onderdeel 5.4 van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 augustus 2022 voor het overige.