Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- De dagvaarding in hoger beroep van 2 november 2022;
- De memorie van grieven, met bijlagen;
- De memorie van antwoord, met een bijlage;
- Het H12-formulier met de akte overlegging productie 53 (USB-stick met beeldmateriaal) van de zijde van [appellant] ;
- Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 mei 2024, en de aanvullingen van partijen hierop bij e-mails van 10 juni 2024 (NN) en 11 juni 2024 ( [appellant] ).
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
De stelplicht en bewijslast van de stelling dat de betreffende schade niet gedekt is omdat deze valt onder de vervangingskostenclausule, wat – zoals hierboven overwogen – inhoudt dat deze schade niet aanwezig zou zijn geweest als er geen herstel van de kelderwanden zou hebben plaatsgevonden, rusten op NN, die zich beroept op deze uitsluitingsclausule.
De schriftelijke verklaring van [bouwkundig ingenieur] houdt onder meer in:
“Na een bespreking in januari 2010 (…) zijn er delen van de vloer- en wandafwerking verwijderd om te onderzoeken waar de problemen zitten en om tot op de betonconstructie te kunnen kijken. Hierbij werd geconstateerd dat achter de dampremmende folie condens zat. (…) Bij het verder openmaken, verwijderen van de wandafwerking bleek dat het water via krimpscheuren in de kelderwand en ook bij vrijwel alle plaatnaden van de VNL hollewand constructie van de kelderwanden naar binnen sijpelde. De Rockwool wandisolatie was op nagenoeg al die plekken door en door nat waardoor de condens op de achterzijde van de dampremmende folie is ontstaan.(…) Na het strippen [hof: van de vloer- en wandafwerking] bleek wel hoeveel vocht er in die korte tijd naar binnen is gekomen, de vochtige geur was niet te harden. De isolatie was deels al uitgezakt doordat deze verzadigd was. (…) De houten wandafwerking is volgens mij geheel genummerd en hergebruikt, de isolatie en dampremmende folie is vervangen. Door en door nat isolatiemateriaal is zijn isolerend vermogen kwijt en niet te hergebruiken.”De schriftelijke verklaring van [interieurbouwer] houdt onder meer in:
“In januari 2010 werd ik door Dhr. [appellant] gevraagd om een bespreking bij te wonen. (…) Omdat [de aannemer] weigerde mee te werken, hebben wij toen enkele vloerdelen en later wandbetimmering los gemaakt om de oorzaak en de ernst van de lekkages te (laten) onderzoeken; al snel bleek dat al het isolatie-materiaal (rockwool en vochtwerend plastic) nat en onbruikbaar was geworden en zou moeten worden vervangen. De binnenwanden raakten ook vochtig en moesten dan ook worden verwijderd.”
gedeeltelijkwaterschade hebben opgelopen als gevolg van de lekkages uit de kelderwanden. Op de foto’s is schade te zien aan de onderkant van deze materialen, vlakbij de vloer waar het water uit de scheuren zich verzamelde. Het hof gaat er daarom voorshands vanuit dat over een strook van 50 cm vanaf de vloer sprake is geweest van waterschade aan (voornamelijk) isolatiemateriaal en voorzetwanden als gevolg van de lekkages uit de kelderwanden. Daarvan uitgaande vallen de door [appellant] gevorderde herstelkosten die zien op deze strook van 50 cm vanaf de vloer niet onder de vervangingskostenclausule, en komen ze voor vergoeding in aanmerking. Het hof zal NN toelaten tot tegenbewijs tegen de door het hof voorshands aangenomen waterschade over een strook van 50 cm vanaf de vloer. Daarbij merkt het hof nog het volgende op.
a) de kosten van het vervangen van (voornamelijk) beschadigd isolatiemateriaal en voorzetwanden over deze strook;
b) de kosten die [appellant] heeft gemaakt voor het laten verwijderen en terugplaatsen van de houten wandbetimmering over deze strook.
Het hof is van oordeel dat de herstelkosten genoemd onder b) in elk geval voor vergoeding in aanmerking komen, ook als NN slaagt in het door haar te leveren tegenbewijs tegen de door het hof voorlopig aangenomen waterschade aan isolatiemateriaal en voorzetwanden over een strook van 50 cm vanaf de vloer. Vast staat dat ook de parketvloer van het souterrain door de lekkage van de kelderwanden was beschadigd, en er uit moest worden gehakt/geboord. Ter voorkoming van schade aan de (dure) houten wandbetimmering als gevolg van deze intensieve werkzaamheden aan de vloer was het naar het oordeel van het hof redelijkerwijs noodzakelijk dat de wandbetimmering over een strook van 50 cm vanaf de vloer tijdelijk werd verwijderd. De kosten genoemd onder b) had [appellant] dus sowieso moeten maken in verband met de schade aan de parketvloer, welke schade gedekt is onder de verzekering. Deze kosten vallen reeds om die reden niet onder de vervangingskostenclausule en komen voor vergoeding in aanmerking.
Het betoog van [appellant] dat als gevolg van de werkzaamheden aan de vloer een
volledigeverwijdering van de (dure) wandbetimmering, dus ook van het deel boven de strook van 50 cm vanaf de vloer, noodzakelijk was wordt verworpen. De wandbetimmering kon naar het oordeel van het hof voldoende worden beschermd door een strook van 50 cm vanaf de vloer tijdelijk te verwijderen, en door de wandbetimmering voor het overige deel op andere wijze te beschermen tegen stof en dergelijke.
NN zal in de gelegenheid worden gesteld tegenbewijs te leveren tegen de waterschade aan het isolatiemateriaal en de voorzetwanden over een strook van 50 cm vanaf de vloer.
7.Beslissing
- laat [appellant] toe te bewijzen dat, naast een strook van 50 cm vanaf de vloer, ook de rest van het isolatiemateriaal en de voorzetwanden waterschade had als gevolg van de scheuren in de kelderwanden;
- verzoekt partijen zich in hun memories na enquête uit te laten als vermeld in overweging 6.24;
- bepaalt dat, indien partijen getuigen willen doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, op
- bepaalt dat indien één van de partijen verhinderd is op de genoemde datum, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nieuw tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen, op voorwaarde dat de verhinderde partij binnen veertien dagen na deze uitspraak bij de griffie van het hof melding maakt van zijn verhindering en daarbij de verhinderdata van beide partijen in de maanden december 2024 tot en met februari 2025 opgeeft;
- deelt mee dat het hof al beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat het niet nodig is deze voor het getuigenverhoor over te leggen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.