ECLI:NL:GHDHA:2024:1723

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
200.331.678/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenruzie over wilde wingerd en schutting; vordering tot verwijdering

In deze zaak, die zich afspeelt tussen twee buren, [appellant] en [verweerster], is er een geschil ontstaan over een wilde wingerd die door [verweerster] tegen de schutting van [appellant] is geplant. [appellant] stelt dat de wilde wingerd op zijn grond staat en schade toebrengt aan de schutting. De rechtbank heeft de vordering van [appellant] om de wilde wingerd te verwijderen afgewezen, maar het hof komt tot een andere conclusie. Het hof oordeelt dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld dat [appellant] de schade door de wilde wingerd moet tolereren. Het hof stelt vast dat de wilde wingerd wel degelijk schade veroorzaakt aan de schutting van [appellant]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het niet ongebruikelijk is dat een buurman gebruik maakt van de schutting van de ander, mits er geen hinder of schade is. Echter, [appellant] heeft in hoger beroep voldoende bewijs geleverd dat de wilde wingerd schade toebrengt aan zijn eigendom. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en geeft [verweerster] de opdracht om de wilde wingerd te verwijderen. Tevens wordt [verweerster] veroordeeld in de proceskosten van zowel de rechtbank als het hof. De uitspraak benadrukt het belang van eigendomsrechten en de verantwoordelijkheden van buren ten opzichte van elkaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.331.678/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/629104 / HA ZA 22/401
Arrest van 24 september 2024
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. A. de Rooij, kantoorhoudend in Leusden,
tegen
[verweerster],
wonend in [woonplaats],
verweerster,
verstek verleend.
Het hof zal partijen hierna [appellant] en [verweerster] noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] en [verweerster] zijn buren. Tussen hun tuinen staat een schutting. [verweerster] heeft daar een wilde wingerd tegen geplant. [appellant] wil dat zij die wilde wingerd verwijdert. Volgens hem staat de wilde wingerd op zijn grond en brengt deze bovendien schade toe aan de schutting. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Het hof komt tot een ander oordeel.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 3 juli 2023, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 5 april 2023;
  • de memorie van grieven van [appellant], met bijlagen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellant] woont aan [adres 1]. [verweerster] woont naast hem, aan [adres 2].
3.2
Op het perceel van [appellant] rust een recht van overpad ten behoeve van [verweerster]. [verweerster] kan haar achtertuin vanuit de [straatnaam] alleen bereiken via de achtertuin van [appellant]. Toen partijen daar kwamen wonen stond er een houten schutting tussen de percelen en een laag hekje, waarlangs [verweerster] toegang had tot haar achtertuin. [appellant] heeft deze schutting en het lage hekje in 2021 in overleg met [verweerster] laten verwijderen en op zijn kosten een nieuwe schutting met poortdeur laten plaatsen. [appellant] heeft [verweerster] een sleutel gegeven van deze poortdeur. [verweerster] heeft het slot vervolgens zonder overleg vervangen en heeft [appellant] geen sleutel van het nieuwe slot gegeven.
3.3
[verweerster] heeft de nieuwe schutting aan haar kant laten begroeien met (naar in hoger beroep vaststaat:) wilde wingerd.
3.4
[appellant] heeft aan de voorkant van zijn woning camera’s geplaatst.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellant] heeft [verweerster] gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[verweerster] veroordeelt om op haar kosten het door haar geplaatste slot te verwijderen en het oorspronkelijke slot terug te plaatsen;
[verweerster] gebiedt om haar vuilcontainers alleen tussen 07.00 uur en 22.00 uur aan de openbare weg te zetten;
[verweerster] veroordeelt om de klimop te verwijderen en verwijderd te houden, althans op een toegestane afstand van de erfgrens te plaatsen;
dit alles (1 tot en met 3) op straffe van verbeurte van een dwangsom, en met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
4.2
[verweerster] heeft op haar beurt in reconventie gevorderd dat, samengevat, de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [appellant] veroordeelt om de camera’s te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.3
Vordering 1 van [appellant] heeft de rechtbank toegewezen in die zin dat [verweerster] is veroordeeld om het slot te verwijderen (de vordering tot terugplaatsing van het oude slot is afgewezen omdat [verweerster] onweersproken had gesteld dat slot al terug te hebben gegeven aan [appellant]). De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de grond waarop de schutting en de poortdeur zijn geplaatst eigendom van [appellant] is en dat hij daarom ook eigenaar is van die schutting en poortdeur. [verweerster] mocht daarom niet zonder toestemming van [appellant] het slot vervangen.
Vordering 2) is afgewezen bij gebrek aan belang, omdat ter zitting was komen vast te staan dat dit punt niet meer speelde.
Vordering 3) is ook afgewezen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het niet ongebruikelijk en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat door de eigenaar van het aangrenzend perceel gebruik wordt gemaakt van de schutting van de buurman door daar bijvoorbeeld beplanting te zetten, op voorwaarde dat daardoor geen hinder of schade voor de eigenaar van de schutting ontstaat. Onder die voorwaarde mag dus van [appellant] worden verwacht dat hij zo’n inbreuk op zijn eigendomsrecht tolereert. Omdat [appellant] naar het oordeel van de rechtbank niet had onderbouwd waarom de klimop schade voor hem veroorzaakte, was de vordering niet toewijsbaar.
De vordering in reconventie van [verweerster] is ook afgewezen.
De rechtbank heeft bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt in conventie en in reconventie.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft drie grieven (bezwaren) aangevoerd, twee tegen de afwijzing van zijn vordering tot verwijdering van de klimop (vordering sub 3) en één tegen de bepaling dat iedere partij de eigen kosten draagt. Hij vordert dat het hof het vonnis in zoverre vernietigt en dat het hof [verweerster] alsnog veroordeelt om de beplanting (wilde wingerd) te verwijderen en om zijn proceskosten van de procedure bij de rechtbank en van deze procedure in hoger beroep te vergoeden.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
De rechtbank heeft onbestreden vastgesteld dat [appellant] de eigenaar is van de grond waarop de schutting staat en dus ook (door natrekking) van de schutting. Verder heeft de rechtbank onbestreden overwogen dat eigendom weliswaar het meest omvattende recht is, maar dat het niet ongebruikelijk en evenmin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dat door de eigenaar van het aangrenzend perceel gebruik wordt gemaakt van de schutting van de buurman door daar bijvoorbeeld beplanting tegen te zetten, mits daardoor geen hinder of schade voor de eigenaar van de schutting ontstaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat onder die voorwaarde – geen hinder of schade – van [appellant] mag worden verwacht dat hij zo’n inbreuk op zijn eigendomsrecht tolereert. Dit oordeel is ook niet bestreden, zodat dit het uitgangspunt is in dit hoger beroep.
6.2
Kernvraag is daarom of de wilde wingerd hinder of schade voor [appellant] veroorzaakt, zoals [appellant] stelt. [verweerster] heeft in de procedure voor de rechtbank als verweer gevoerd dat de geplaatste klimop een wilde wingerd is die zich met nopjes aan de achtergrond hecht en die gemakkelijk te verwijderen is, zodat van schade geen sprake kan zijn. Volgens de rechtbank heeft [appellant] zijn stelling dat de klimop de schutting aantast in het licht van dat verweer onvoldoende onderbouwd. Tegen dat oordeel komt [appellant] op in hoger beroep. Hij voert aan dat [verweerster] de wilde wingerd zo dicht bij de schutting heeft geplaatst dat deze alleen maar langs die schutting omhoog (en over de schutting heen, richting de schuur van [appellant]) kan groeien en dat de wilde wingerd wel degelijk schade aan de schutting veroorzaakt. Ter onderbouwing heeft [appellant] een verklaring van een hoveniersbedrijf overgelegd en een paar foto’s. In de verklaring van de hovenier staat onder meer het volgende:
“(….) Van klimop is bekend dat deze klimplant schade veroorzaakt. Wilde wingerd geeft ondanks dat de strengen makkelijker te verwijderen zijn eenzelfde schadebeeld als klimop, met plantresten op de oppervlakte waar hij klimt en de mogelijkheid om in en door spleten te groeien. Wilde wingerd geeft dus wel degelijk schade aan eigendommen, wat ook blijkt uit bijgevoegd fotomateriaal. Hierop is te zien dat ook na verwijdering van de takken, de ‘zuignapjes’ achterblijven. Om deze te verwijderen moet je echt gaan schuren/schrappen op het oppervlakte wat dus schade geeft. (…)”
6.3
[verweerster] is niet verschenen in hoger beroep en heeft dus geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op deze nadere onderbouwing te reageren. Het gestelde komt ook niet onwaarschijnlijk voor. Dit betekent dat aangenomen moet worden dat de wingerd wel schade veroorzaakt aan het eigendom van [appellant], anders dan [verweerster] in eerste aanleg heeft aangevoerd. De overige stellingen van [verweerster] tijdens die procedure voor de rechtbank (namelijk: de schutting is van kunststof, de plek van het klimrek heeft zij met de aannemer van [appellant] besproken en zij zou niet akkoord zijn gegaan met een nieuwe schutting als zij had geweten dat zij de klimop niet zou mogen terugplaatsen) doen daar niet aan af. Die stellingen laten immers onverlet dat door de nadere onderbouwing van [appellant] in hoger beroep is komen vast te staan dat de wilde wingerd schade teweegbrengt voor [appellant]. Zoals gezegd hoeft [appellant] dit niet te dulden. Het hof zal de vordering tot verwijdering van de beplanting (wilde wingerd) daarom alsnog toewijzen. Voor een dwangsom ziet het hof onvoldoende aanleiding; het hof gaat ervan uit dat [verweerster] deze uitspraak zal naleven.
Conclusie en proceskosten
6.4
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] slaagt. Vordering sub 3) is ten onrechte afgewezen. Het hof is met [appellant] van oordeel dat dit betekent dat [verweerster] al in eerste aanleg als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij had moeten worden aangemerkt en dus in de proceskosten had moeten worden veroordeeld, net zoals nu in hoger beroep. Het hof zal het vonnis daarom vernietigen, voor zover vordering 3) daarbij is afgewezen en voor zover daarbij is bepaald dat iedere partij de eigen kosten in conventie en in reconventie draagt. Het hof zal opnieuw rechtdoende vordering 3) alsnog toewijzen en [verweerster] veroordelen in de kosten in eerste aanleg en in hoger beroep. Hoewel het vonnis voor het overige strikt genomen niet aan het hof voorligt (namelijk voor zover de rechtbank vordering 1) van [appellant] heeft toegewezen, en voor zover zij vordering 2) van [appellant] en de vordering in reconventie van [verweerster] heeft afgewezen) zal het hof niettemin dat deel van het vonnis bekrachtigen om misverstanden te voorkomen.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 5 april 2023 voor zover daarbij in conventie de vordering sub 3) van [appellant] is afgewezen en voor zover daarbij is bepaald dat elke partij de eigen kosten in conventie en in reconventie draagt;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • veroordeelt [verweerster] in conventie om de beplanting (de wilde wingerd) te verwijderen en verwijderd te houden;
  • veroordeelt [verweerster] in de kosten van de procedure voor de rechtbank in conventie en in reconventie, tot aan het vonnis van 5 april 2023 aan de kant van [appellant] begroot op € 448,36 aan verschotten en € 1.196,- aan salaris advocaat;
  • bekrachtigt het vonnis in conventie en in reconventie voor het overige;
  • veroordeelt [verweerster] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 129,85 aan kosten dagvaarding, € 343,- aan griffierecht en € 2.428,- aan kosten advocaat, en op € 178,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 92,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Dousma-Valk, A.M. Voorwinden en B.R. ter Haar en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024 in aanwezigheid van de griffier.