In deze zaak, die zich afspeelt tussen twee buren, [appellant] en [verweerster], is er een geschil ontstaan over een wilde wingerd die door [verweerster] tegen de schutting van [appellant] is geplant. [appellant] stelt dat de wilde wingerd op zijn grond staat en schade toebrengt aan de schutting. De rechtbank heeft de vordering van [appellant] om de wilde wingerd te verwijderen afgewezen, maar het hof komt tot een andere conclusie. Het hof oordeelt dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld dat [appellant] de schade door de wilde wingerd moet tolereren. Het hof stelt vast dat de wilde wingerd wel degelijk schade veroorzaakt aan de schutting van [appellant]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het niet ongebruikelijk is dat een buurman gebruik maakt van de schutting van de ander, mits er geen hinder of schade is. Echter, [appellant] heeft in hoger beroep voldoende bewijs geleverd dat de wilde wingerd schade toebrengt aan zijn eigendom. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en geeft [verweerster] de opdracht om de wilde wingerd te verwijderen. Tevens wordt [verweerster] veroordeeld in de proceskosten van zowel de rechtbank als het hof. De uitspraak benadrukt het belang van eigendomsrechten en de verantwoordelijkheden van buren ten opzichte van elkaar.